×
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.
Sluit het venster om te blijven.
Info afb. |
Basilíus de Grote, Caesarea, Cappadocië, Klein-Azië; bisschop en kerkleraar; † 379.
Feest † 1 (voorheen) 2 & 30 januari & 14 juni (bisschopswijding).
Hij werd rond het jaar 330 geboren in Caesarea, Cappadocië (= het midden van het huidige Turkije) uit een aanzienlijke christenfamilie. Alle leden van het gezin waarin hij geboren werd, worden als heiligen vereerd: zijn ouders Basilius en Emmelia († 372; feest 30 mei), zijn zus Macrina († 379; feest 19 juli) en zijn beide broers Gregorius, de latere bisschop van Nyssa († ca 394; feest 9 maart) en Petrus, later bisschop van Sebaste († ca 392; feest 9 januari). Het was zijn grootmoeder Sint Macrina († ca 340; feest 14 januari), die hem een gedegen christelijke opvoeding gaf. Hij bleek een begaafd student en studeerde bij de grootste leermeesters van zijn tijd: eerst bij zijn vader zelf in Caesarea, en na diens dood in Constantinopel en Athene. Daar sloot hij vriendschap met Sint Gregorius van Nazianze jr († 390; feest 2 januari).
In 355 keerde hij naar huis terug en een jaar later ontving hij het doopsel; hij was toen dus rond de vijfentwintig. Hoewel een schitterende carrière voor hem weggelegd leek, en hij reeds als retor en leraar naam begon te maken, verlangde hij er het liefste naar zich terug te trekken in de eenzaamheid om zich te kunnen verdiepen in de Heilige Boeken en de mysteries van God. Daartoe maakte hij een rondtocht langs woestijnvaders en monniksgemeenschappen in Syrië, Palestina, Egypte en Mesopotamië.
In 358 gaf hij zijn vermogen weg en trok zich terug op het buitengoed van zijn grootmoeder, gelegen aan de monding van de rivier de Iris aan de Zwarte Zee in de landstreek Pontus. Zijn moeder en zijn zus hadden zich reeds eerder daar aan de overkant van de rivier teruggetrokken en hadden er een huis voor vrouwen gesticht, die hun leven geheel aan God wilden toewijden, voorloper van de huidige zusterkloosters. Op zijn beurt begon Basilius een soortgelijke mannengemeenschap. In 360 voegde zijn vriend Gregorius van Nazianze zich bij hem en samen schreven zij een kloosterregel. Deze ligt aan de basis van de oosterse monniksorde van de basilianen.
De twee deelden samen het armzalige hutje, de harde grond als slaapplaats, het sobere voedsel, het gebed, de boetepraktijken en de handenarbeid. Basilius was niet sterk van gezondheid. Als klein kind al had hij op het randje van de dood gebalanceerd. Toen hadden zijn ouders een belofte gedaan dat ze hem aan God zouden toewijden, wanneer hij het er levend van af zou brengen. Als monnik was hij zo streng voor zichzelf dat hij er een ernstige leverkwaal aan overhield. Er bestaat een middeleeuwse houtsnede waarop hij te zien is als patiënt in bed, de bisschopsmijter op het hoofd. Hij wordt behandeld door twee dokters, van wie uitdrukkelijk gezegd wordt dat het joodse artsen waren.
Na vier jaar kwam er voor Basilius een eind aan dit rustige bestaan. Hij kreeg bericht dat de oude bisschop van Caesarea, Dianius, op sterven lag en naar hem vroeg. In allerijl keerde hij terug en kwam nog op tijd om de oude man de laatste sacramenten toe te dienen. Na zijn begrafenis maakte hij zich op om weer naar huis te gaan aan de Zwarte Zee. Maar Dianius' opvolger, bisschop Eusebius, wijdde hem tot priester en vroeg hem nadrukkelijk in zijn buurt te blijven om de pastorale zorg voor de christenen op zich te nemen. Basilius begon vol overgave aan zijn nieuwe taak. Daarbij zette hij zijn sobere levenswijze voort en stichtte opnieuw een klooster.
Gaandeweg groeiden er spanningen tussen Basilius en zijn bisschop. Om een uitbarsting te voorkomen trok hij zich andermaal terug in zijn klooster aan de Zwarte Zee. Maar na twee jaar smeekte Eusebius zijn priester terug te komen en hem te helpen bij de moeilijkheden die hij ondervond. Want intussen was de macht en de arrogantie van de ketterse Arianen aanzienlijk groter geworden; erger nog, keizer Valens (364-385) bleek zelf een fervent aanhanger van deze ketterij en had ze tot staatsgodsdienst verheven. Intussen maakten ze ook aanspraak op de bisschopszetel van Caesarea
Van toen af week Basilius niet meer van de zijde van zijn bisschop. Hij preekte, schreef en voerde strijdgesprekken om de leer rond Christus in alle zuiverheid te bewaren. In 370 stierf bisschop Eusebius. Voor de gelovigen van Caesarea was het geen vraag wie hem moest opvolgen. Onvermoeibaar droeg bisschop Basilius zorg voor de zuiverheid van de leer, voor de vorming van een goed onderlegde, maar vooral religieus levende geestelijkheid en voor de eenheid van zijn gelovigen, en dat alles onder voortdurende bedreigingen van zijn tegenstanders die alles in het werk stelden om hem verdacht te maken. 's Morgens en 's avonds hield hij voor de verzamelde gelovigen zijn predikaties, die enorm populair waren. De menigte stroomde in zulk een grote getale toe, dat hij zelf in zijn geschriften soms spreekt van een mensenzee. Daarnaast vond hij nog tijd om aandacht te besteden aan armen en hulpbehoevenden. Daartoe stichtte hij in de stad een gasthuis voor armen, daklozen en zieken. Volgens ooggetuigen had het huis zelf haast de afmetingen van een kleine stad. Door een geschiedschrijver, die overigens niet sympathiek stond tegenover het christelijk geloof, werd dit huis het achtste wereldwonder van de oudheid genoemd.
Intussen zag keizer Valens met lede ogen hoe zijn ariaanse invloed in dat gebied steeds meer afbrokkelde door toedoen van Basilius. Hij zond een gezantschap naar de bisschop met de bedoeling hem naar Constantinopel te ontbieden en hem daar voor het gerecht te slepen, menend dat hij hem wel ergens van zou kunnen beschuldigen. Maar ondanks de steeds ernstiger bedreigingen van het keizerlijk gezantschap weigerde Basilius zijn post te verlaten. Toen besloot de keizer zelf daar naartoe te gaan. Met de grootst mogelijke pracht en praal en met een schitterend gevolg verscheen hij in Caesarea, in de hoop dat niet alleen de gewone mensen, maar ook Basilius en zijn medestanders door dit alles overdonderd zouden worden en in zouden binden. Maar het tegendeel was het geval. Basilius bleef waardig overeind in alle strijdgesprekken en kwam zelfs aan het eind als overwinnaar uit de strijd tevoorschijn. De keizer kon zijn bewondering voor de moed en de innerlijke overtuiging van zijn tegenstander niet verbergen.
Nu genoot de kerk in die streek enige tijd rust. Maar de tegenstanders bleven gedurig op de keizer inwerken en uiteindelijk gaf deze bevel dat Basilius in verbanning moest worden gestuurd. Juist in de daarop volgende nacht werd het zesjarige zoontje van de keizer zo ziek dat de doktoren voor zijn leven vreesden. Valens legde onmiddellijk verband met zijn onrechtvaardig besluit van de vorige dag, draaide het op hetzelfde ogenblik weer terug en smeekte Basilius naar het paleis te komen om het kind de handen op te leggen. Deze kwam inderdaad en beloofde dat zijn zoon niet zou sterven op voorwaarde dat hij niet opgevoed zou worden in de ariaanse, maar in de zuivere leer van Christus. De keizer in zijn wanhoop beloofde het, maar vergat spoedig zijn belofte. Na enige tijd werd het kind door een ariaanse bisschop gedoopt. Het werd weer ziek en stierf.
In zijn verdriet gaf de keizer Basilius de schuld, en andermaal besloot hij hem in verbanning te sturen. Maar een geheimzinnige aandoening verlamde zijn hand, zodat de vorst niet in staat was het bevel te ondertekenen. De rust keerde voor de christenen pas weer, toen de Goten strijd begonnen te leveren en de ene overwinning na de andere behaalden. Toen had de keizer andere zorgen aan zijn hoofd.
Op 1 januari 379 overleed Basilius, nog geen vijftig jaar oud.
Verering & Cultuur
Basilius behoort tot de grootste kerkvaders van de oosterse kerk. Met Gregorius van Nazianze en zijn broer Gregorius van Nyssa wordt hij gerekend tot de Drie Grote Cappadociërs. Samen met Athanasius de Grote († 373; feest 2 mei), Gregorius van Nazianze en Johannes Chrysostomus († 407; feest 13 september) maakt hij deel uit van de Vier Grote Oosterse Kerkvaders. Wordt er soms een vijfde aan toegevoegd, dan betreft het Cyrillus van Alexandrië († 444; feest 28 januari). Door zijn bemoeienissen met het monniksleven draagt hij ook de eretitel 'Patriarch van de Oosterse monniken'.
Patronaten
Hij is patroon van het monnikendom in de oosterse kerken; daarnaast is hij een van de patroonheiligen van Rusland.
Zijn voorspraak wordt ingeroepen bij rechtszaken, gerechtelijke uitspraken en valse beschuldigingen.
Afgebeeld
Hij wordt afgebeeld in het rijke gewaad van een oosterse bisschop; met boek of schriftrol; biddend; grote baard; kalend; met een duif zittend op schouder of hoofd (inspiratie door de Heilige Geest).
© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen