× 
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

           
welkom menu contact zoeken
HeiligenkalenderHeiligen op naamPatroonheiligenHedendaagse namenMeer...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van de hagiografieën, overleed 30 oktober 2022
† 115  Alexander I Paus

Info afb.
Onder: Overweging door Alexander

Alexander Paus 1, Rome, Italië; paus & martelaar met de beide priesters Eventius en Theodulus;
† 115 (of ca 130).

Feest 16 & 27 maart[Kib.1990] & 2 & 3 mei.

Alexander was bisschop van Rome. De vijfde sinds Petrus. Sinds de eerste eeuwen worden Petrus' opvolgers door de gelovigen als de eerste der bisschoppen beschouwd, omdat Petrus door Jezus als eerste der apostelen was aangesteld. Vandaar de eretitel 'paus', wat letterlijk genomen 'vader' betekent.

Overigens is dat in kerkelijke kringen geen ongebruikelijke titel. Immers 'abt' - in het oosten soms 'apa' genoemd - betekent 'vader', net als 'pater' trouwens.

Alexanders bisschopskeuze viel in het jaar 105. Hij schijnt het gebruik in de mis te hebben doorgevoerd dat de priester een druppeltje water aan de wijn toevoegt met de woorden: "Water en wijn worden één: Gij deelt ons menszijn en neemt ons op in uw goddelijk leven." Daarbij is dus het water symbool van het menselijke en de wijn van het goddelijke leven. Door de twee te vermengen verwijst men dus symbolisch naar Jezus die als God de Zoon is mens geworden en als mens heeft geleden en de dood onderging. Daarmee heeft Hij het mogelijk gemaakt dat zijn navolgers, de christenen, zijn Heilige Geest ontvangen en opgenomen zijn in het goddelijke leven. Hij zou ook het gebruik van wijwater hebben toegestaan.
[Gri.1974].

Volgens de legende stelde hij het feest in van Sint Petrus' banden op 1 augustus, omdat ze genezing van zieken bewerkstelligden (zie Legende hieronder). Omdat de legende eraan toevoegt dat hij dus ook aan de basis staat van de kerk van Sint Petrus' banden in Rome (San Pietro in Vincoli), lijkt het hele verhaal historisch gesproken onwaarschijnlijk.

De kerk van San Pietro in Vincoli te Rome werd in 439 ingewijd; dat is dus ten tijde van paus Sixtus III († 440). Zij werd in de 8e eeuw gerestaureerd door paus Hadrianus I († 795). Wellicht dat de legendeverteller de namen van Alexander I en Adrianus I met elkaar heeft verward? Tot op de dag van vandaag worden in deze kerk inderdaad de boeien van Sint Petrus bewaard.

Verder is er over paus Alexander - historisch gesproken - niet veel bekend. Alleen zijn sterfjaar: 115. Hoewel geleerden het zelfs over de precieze data van zijn keuze en sterven niet helemaal eens zijn. Soms geeft men voor zijn bisschopskeuze het jaar 107 en voor zijn sterfjaar 116.
[zo bv. Tor.1987]

Omdat er zoveel heiligen zijn die Alexander heten, is het zelfs niet zeker of hij inderdaad als martelaar gestorven, zoals de legende vertelt.
[Sta.1983]

Legende

Alexander was afkomstig uit de stad Rome zelf. Zijn vader was al christen geweest en had een hoge positie bekleed. Alexander was de zevende paus van Rome na Petrus.

Alexander was wonderlijk in heiligheid; bovendien zeer vermaard om zijn geloof en om zijn standvastigheid tijdens zijn martelingen. Hij was pas dertig toen hij aan het hoofd van de Kerk kwam te staan. Zijn levenswijze en zijn geleerdheid vulden aan wat aan zijn levensjaren ontbrak. Door zijn prediking en hemelse uitspraken bekeerde hij vele regeringsambtenaren en een groot deel van de toenmalige Romeinse adel. Onder hen bevond zich een zekere Hermes († ca 120; feest 28 augustus) die zich met zijn hele huishouding - bij elkaar wel zo'n 2250 personen - liet dopen. Dat was ook de reden waarom de gouverneur, Aurelianus, hem in de gevangenis liet werpen.

Daar gebeurden veel wonderen. Bijvoorbeeld: terwijl hij 's nachts in ijzeren boeien geslagen lag te slapen, verscheen hem een klein kind dat een brandende toorts in zijn hand had; het zei tot hem: 'Alexander, volg mij.' Hij verrichtte eerst zijn gebeden, bevond daardoor dat het hier een engel van de Heer betrof, en volgde hem. Noch muren, noch deuren of poorten, noch bewakers legden hem iets in de weg! Het kind begeleidde hem naar het huis van Overste Quirinus († ca 130; feest 30 april). Daar was namelijk Hermes gevangen gezet; deze had Alexander graag bezocht, maar het was hem onmogelijk gemaakt. Toen de toekomstige heilige martelaars elkaar ontmoetten, vielen zij onder tranen in elkaars armen; zo uitten zij hun vreugde, en ze spraken elkaar over en weer moed in om stand te houden in het lijden straks omwille van Christus.

Quirinus was intussen niet weinig verbaasd. Bovendien had hij al een paar pleidooien van Hermes aanhoord, als ook de manier waarop Alexander hem tot het christelijk geloof had bekeerd; afgezien van dit alles had Alexander Quirinus' zieke en met bloedzweren overdekte dochter Balbina († ca 130; feest 31 maart) aangeraakt met zijn ketenen en zodoende genezen. Dat alles was voor hem, Quirinus, ook reden genoeg om zich tot Christus te bekeren, tezamen met zijn dochter en al de gevangenen over wie hij de bewaking voerde.

Paus Alexander beval nu aan zijn priesters Eventius en Theodulus (zij waren afkomstig uit het oosten, maar in Rome komen wonen), dat zij al deze mensen moesten dopen.

Toen Aurelianus dit vernam, werd hij razend van woede. Quirinus liet hij pijnigen en doden, Hermes liet hij onthoofden, en al de gevangenen die zich daar hadden laten dopen, liet hij in de zee werpen, met de heilige maagd Balbina erbij! Vervolgens liet hij Alexander met zijn beide priesters voor zich verschijnen. Na wat heen-en-weer-gepraat, zei Aurelianus: "De woorden kunnen gevoeglijk achterwege blijven; we zullen maar onmiddellijk tot daden overgaan." Daarop liet hij Alexander ontkleden en op schragen vastbinden; vervolgens liet hij hem toetakelen met ijzeren schrapen en brandende toortsen. De heilige zweeg gedurende al die tijd. Aurelianus vroeg hem daarnaar: "Waarom zwijg je? Waarom hef je geen geweeklaag aan?" Alexander antwoordde: "Als een christen bidt, spreekt hij met God." Intussen ondergingen Eventius en Theodulus dezelfde martelingen. Eventius was op dat moment 81 jaar oud; hij was gedoopt op zijn elfde en priester gewijd op zijn twintigste. Zo bleken de martelaren al maar meer in liefde en geloof jegens hun Heer te groeien. Aurelianus zag wel, dat hij de drie niet tot andere gedachten kon brengen.

Nu liet hij een oven opstoken en daar Alexander en Eventius inwerpen; maar Theodulus liet hij voor de muil van de oven plaats nemen, met de bedoeling, dat deze bij het zien van de verschrikkelijke pijnigingen, zou besluiten aan de goden te offeren. Maar Theodulus was helemaal niet onder de indruk van zijn vrienden in het vuur; en dat niet alleen: hij liet zich uit pure naastenliefde bij de anderen in de oven rollen; temeer, omdat de anderen van daaruit riepen, dat het helemaal geen pijn deed, maar juist een verkoeling en verkwikking betekende. En zo was het ook. Want de vlammen deerden hen niet. Ja zij kwamen er glanzender uit tevoorschijn dan goud uit een smeltkroes. Toch werd het versteende hart van de tiran ook hierdoor niet vermurwd; hij beval dus Eventius en Theodulus te onthoofden. Maar de heilige paus liet hij overal met scherpe, stalen pennen steken. Tijdens die afschuwelijke folteringen gaf hij zijn geest aan de Heer terug.

Aurelianus was net zo blij, dat hij de heilige martelaren dood had gekregen, alsof hij een geweldige veldslag gewonnen had. Maar deze blijdschap sloeg wel heel gauw om in haar tegendeel.

Want hij hoorde een stem tegen hem zeggen: "Aurelianus, we hebben de poorten van de hemel geopend voor degenen die jij zojuist hebt laten doden, en voor jou de poorten van de hel!" Door deze stem was hij letterlijk zo uit het veld geslagen, dat hij tegen de grond sloeg, zijn tong afbeet en op hetzelfde moment het leven liet, om vervolgens te worden gefolterd in het eeuwige vuur. De lichamen van de heilige Alexander en zijn gezellen werden buiten de stad begraven langs de weg die 'Numentana' heet; twee mijl van Rome verwijderd. Later werden zij overgebracht naar de kerk van Santa Sabina, waar een klooster is van de Dominicanen. Alexander is tien jaar, vijf maanden en twintig dagen paus geweest.
[RR1.1640»05.03]

Het gedeelte waar verteld wordt over de bekering van Quirinus en de genezing van zijn dochter Balbina is ontleend aan de legende van Sint Petrus' banden, zoals deze door Jacobus de Voragine is opgetekend in zijn verzamelbundel 'Legenda Aurea' (= Gulden Legende).
[LAu.1979p:525-528]

Dit verhaal wordt door moderne geschiedkundigen genoemd: "Het mooi verzonnen verhaal van Alexander's martelaarschap".
[Rge.1989p:472:onder Quirinus:03.30].

Verering & Cultuur
Omdat hij werd vereenzelvigd met gelijknamige martelaren uit de eerste tijd van het christendom, genoot hij in de middeleeuwen grote verering. Zijn naam werd genoemd in het centrale misgebed, de zogeheten canon.

Relieken van hem zouden bewaard worden in de Italiaanse stad Lucca en het Duitse Freising.

Patronaten
Hij wordt aangeroepen tegen struma, kliergezwellen en huidaandoeningen.

Afgebeeld
Hij wordt afgebeeld als paus, dus met de driekroon op het hoofd. Ook wel in de gevangenis.

Beroemd is de reliekschrijn die in het Belgische klooster Stavelot wordt bewaard. De schrijn heeft de vorm van een hoofd en is in zilver, koper en brons uitgevoerd. Het geheel is opgesmukt met email en edelstenen. Op de zijvlakken zien wij naast Paus Alexander ook de afbeelding van de heilige bisschop Eventius en de heilige Theodulus. Hij werd geschonken door abt Wibald in 1145 († 1158). Waarschijnlijk had hij hem laten vervaardigen bij de edelsmid Godfried van Huy.
[Rg3.1989]

Een andere kostbare reliekschrijn bevindt zich in de kerk van Sint Petrus en Alexander te Aschaffenburg
[S& S.1992]


Paus Alexander I
'Bericht van boven' KRO Radio 5 zondag 3 mei 2009

...speel bestand af...

Water bij de wijn doen. Identiteit of eenheidsworst? Wat heeft ‘water bij de wijn’ te maken met identiteit?
Ieder mens is uniek, heeft een eigen onherhaalbare identiteit. Dat is een vondst van de Schepper. Maar die Schepper schijnt in uw cultuur veel minder belangrijk te zijn dan uw identiteit. Identiteit is – als ik het goed zie – in uw tijd cultus geworden. Elk wil zijn naam genoemd hebben. Soms duurt de aftiteling van een film even lang als de film zelf, omdat ieder die er ook maar de geringste bijdrage aan heeft geleverd, er met naam en toenaam op vermeld moet worden. Alleen de namen van de kijkers ontbreken nog. Maar dar zal ook wel iets op gevonden worden. Zelfs de nieuwslezers op de radio beginnen tegenwoordig het nieuws met het noemen van hun naam. En als straks dit stukje tekst is beëindigd krijgt u te horen wie het heeft geschreven en wie het heeft voorgelezen. Voetballers die een doelpunt maken, rennen voor de tribunes langs en wijzen met twee duimen op hun rugnummer. De vraag is niet ‘identiteit of eenheidsworst?’, maar ‘identiteit of idioterie?’.

Het wordt dus tijd dat ik mijn noem: Alexander. Ik was bisschop van Rome (‘paus’ zou u zeggen, maar dat woord kenden wij nog niet) aan het begin van de 2e eeuw. Laat ik in stijl blijven. De titel ‘paus’ is door collega Gregorius VII officieel ingevoerd.

Wilt u consequent zijn, dan moet u dat noemen van namen ook in uw liturgie invoeren. Aan het begin zal de voorganger dus zeggen: Mijn naam is… De aanwezigen hier heten… De kerk waar wij nu samengekomen zijn, is ontworpen door architect ‘die en die’ en gebouwd door aannemer ‘zus en zo’. Het gewaad dat ik draag… Dat moet je natuurlijk de hele eredienst volhouden. Het Kyrie dat wij zojuist gebeden hebben is ingevoerd door paus Gregorius de Grote. Het Gloria dat wij zojuist gezongen hebben, hebben wij te danken aan paus Symmachus. Gelukkig worden de namen van de schrijvers uit de heilige boeken al eeuwenlang voorgelezen. Het Credo dat wij zojuist hebben opgezegd staat op naam van de bisschoppenconferenties van Nicea en Constantinopel. Voor wie wil weten welke bisschoppen hebben meegewerkt, ligt er achter in de kerk een papier waar het allemaal precies op staat. Het gebruik om bij het aandragen van de offergaven een druppeltje water bij de wijn te doen, gaat terug op paus Alexander. U begrijpt, dat ik zit te gloeien van trots. Want dat ben ik!
Er hoort een gebedstekst bij dat gebaar: ‘Gij deelt ons menszijn, en neemt ons op in uw goddelijk leven.’ Wij zijn het druppeltje water en God is de wijn: en die twee worden één. Ze gaan in elkaar op. Dat is een onverwachte bijdrage aan ons onderwerp. God geeft zijn identiteit op door zich met ons te verenigen en onzichtbaar te worden. En wij worden wie wij werkelijk zijn doordat Hij in mij opgaat.
Waar uw cultuur maar steeds roept dat je het allemaal zelf moet kunnen, zelf met uitzoeken, zelf verantwoordelijk moet zijn…dat het allemaal uit jezelf moet komen… Zelf! Zelf! Zelf! Daar zegt de gelovige dat identiteit een kwestie is van ontvangen. Identiteit is een cadeau. Was het niet één van uw eigen filosofen die zeer terecht opmerkte: “Ik kan pas ‘ik’ zeggen, als een ander ‘jij’ tegen mij heeft gezegd”?
Door het water bij de wijn
worden wij pas wie we zijn.
Prachtige slogan.
Nu we dit allemaal overwogen hebben, keren we gauw terug tot uw cultuur, en noemen we de namen van schrijver en voorlezer van deze overweging.


Bronnen
[000»Cosmas†Damianus:boekje; 000»Ignatius-A.(Freiburg); Adr.19--; RR1.1640»05.02; Bei.1983; Bri.1953; Gri.1974p:153; Kib.1990; Lin.1999; Mül.1860; Rge.1989; Rgf.1991; Rld.1963»Alexandre; S& S.1992p:201; SHC.1985; Sta.1983p:14.15; Tor.1987; Dries van den Akker s.j./2010.04.21]

© A. van den Akker s.j.

VoorwoordHoe wordt men heilige?
© AuteursrechtWoordenboek
LeeswijzerGastenboek
Bronnen