× 
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

           
welkom menu contact zoeken
HeiligenkalenderHeiligen op naamPatroonheiligenHedendaagse namenMeer...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van de hagiografieën, overleed 30 oktober 2022
† 618  Kevin van Glendalough

Info afb.
Onder: Start. Nieuw begin.

Kevin (eigenlijk Coemgen of Coemghen; ook Caoimhghin, Coimgin, Cwyfen, Cwyfenn, Gavin, Koemgen of Koimgin) van Glendalough, Ierland; kluizenaar & abt; † 618,

Feest 3 juni.

Geschiedenis

Hij schijnt van koninklijke bloede te zijn geweest. Zijn familie zou behoren tot het koninkrijk van Leinster en zou meerdere heiligen geteld hebben. Hij trok zich terug in de eenzaamheid van Glendalough, in een voor-historische grot die alleen per boot te bereiken was; daar aangekomen moest je 30 treden omhoog om bij het verblijf van Kevin aan te komen.

Zou in deze periode de volgende legende geplaatst moeten worden? In ieder geval is hij nog jong.

Legende: Sint Kevin en de koe

De heilige Kevin was nog jong, maar hij stond reeds bij oudere heilige mannen hoog aangeschreven. Eens zwierf hij door eenzame gebieden, toen hij op een dag in een dal kwam, dat ingebed lag tussen de hellingen van twee bergen; er stroomde een lieflijk watertje. Er liggen daar namelijk twee meren; en er vloeien heldere beekjes van de bergen omlaag naar elkaar toe. Door dit dal trok hij omhoog, tot waar het smaller werd. Daar had je een meer dat de voet van de berg met zijn water bevloeide. Dit dal heette destijds in het Iers 'Gleand De'; tegenwoordig heet het 'Gleand da Loch': 'Dal der Twee Meren'. Sint Kevin ging aan het meer in een holle boom wonen. Hier leidde hij een uiterst hard bestaan. Slechts een enkele keer verliet hij zijn boom om wat kruiden te verzamelen, waarbij hij dan een slok water dronk. Zo zag zijn dagvulling eruit.

Eens dreef een koeienjongen van een naburige meierij - de desbetreffende meier heette Bi - zijn koeien naar de wei in het dal waar Sint Kevin als kluizenaar leefde. God wilde zijn dienaar Kevin aan de mensen bekend maken; daarom beschikte Hij het zo, dat één van de koeien uit die kudde elke dag naar het hol van Kevin toeging; daar begon ze dan het gewaad van de heilige te likken. Als ze 's avonds het loeien hoorde van de kudde die zich lekker te goed had gedaan aan het groenen gras, en de kreten van de jongen die de beesten voortdreef, dan voegde ze zich met blijde sprongen weer bij de kudde, en liep voorop terug naar huis. Elke dag weer trok de kudde van omhoog naar het dal, en elke dag ontglipte zij de kudde om naar de man Gods te gaan en te doen wat ze die eerste dag had gedaan. Door de mantel van de heilige aan te raken bleek zij melk te geven in ongelooflijke hoeveelheden. De melkers verbaasden zich over zoveel stromen melk, en ze vertelden ervan aan hun meester. Deze sprak tot de herder: "Houd haar eens scherp in de gaten, want ik wil weten waar ze zoveel zegen vandaan heeft."

De volgende dag liet de herder zijn kudde over aan de herdersjongen en was van plan consequent achter die koe aan te gaan. Deze nam haar gewone route naar de holle boom waar Sint Kevin zich bevond. Toen hij bemerkte hoe die koe het kleed van de heilige stond te likken, was hij verbijsterd. Hij dreef haar vandaar weg en begon uit te varen tegen de heilige, zoals boeren dat dan doen. Dat zinde Sint Kevin helemaal niet, want hij was bang dat deze man zijn verblijfplaats zou verraden. De herder ging weg en dreef zijn vee naar huis. Toen ze op de hoeve aankwamen maakte zich een soort dolheid van de koeien en kalveren meester; ze schenen elkaar niet meer te kennen, en de moederkoeien dreigden kun kalfjes te doden. In paniek rende de herder naar zijn meester en vertelde wat hij ginds in het dal had gezien. Op diens bevel snelde de herder onmiddellijk terug naar Sint Kevin, viel voor hem op de knieën en smeekte om vergeving. De heilige bezwoer hem zijn mond te houden, en inderdaad beloofde de herder plechtig dat hij hem niet zou verraden. Maar de heilige besefte niet, dat die meester het verhaal al had doorverteld. De herder kreeg bij de vergiffenis ook nog wijwater mee. Toen hij bij thuiskomst daarmee de koeien en kalveren besprenkelde, herkenden zij elkaar weer en leefden weer in de aloude goede verstandhouding met elkaar, en bleken weer tam. Het bericht over Sint Kevin ging als een lopend vuurtje door de omgeving. Ook een paar oudere heiligen die hem al kenden - namelijk Eogan, Lochan en Enna, kwamen nu te weten dat hij in dat eenzame dal leefde. Ze gingen naar hem toe en brachten hem tegen zijn wil terug naar hun klooster.

[160]

Er verzamelden zich leerlingen rond hem in het nabijgelegen dal. Zij vormden één van die vele kloostergemeenschappen van waaruit kerk en geloof in de omgeving gestalte kregen. Hij was een groot abt. Desondanks heeft hij de waardigheid van bisschop altijd geweigerd. Het gemeenschapsleven stond bovenaan. Ook bisschoppen die de zorg droegen voor de plaatselijke kerken in de omtrek, hadden hun verblijf in de sobere leefgemeenschap van het klooster en stelden zich onder de kloosterregel. Tot lang na de dood heeft de gemeenschap die door zijn aanwezigheid tot bloei gekomen was, gebloeid. Zoals we boven al zagen hebben zich rond zijn personen allerlei legenden ontwikkeld.

Legende: Sint Kevin in de eenzaamheid

Na vele jaren - Sint Kevin had intussen al monniken rond zich verzameld - keerde hij met een paar ervan in zijn oorspronkelijke land terug. Hij koos zich een plekje in de eenzaamheid van het dal der twee meren. Daar was hij op jonge leeftijd al kluizenaar geweest: daar ook had die koe, waarover we hebben verteld, hem steeds opgezocht. Deze eenzame plek was de heilige van begin af aan heel dierbaar geweest. Op de plaats waar twee heldere stroompjes bij elkaar kwamen, meer beneden in het dal, stichtte hij een groot klooster. Van alle kanten kwamen er mensen naar hem toe; hij maakte ze tot monnik. Trouwens in het gebied van Leinster werden nog wel meer kloosters en kluizen onder hem opgericht; er stonden daar in de omgeving dan ook vele monniken onder de leiding van Sint Kevin. Vervolgens droeg hij al die kloosters, ook het zijne, over aan beproefde mannen. Toen ging hij weg van daar en begaf zich naar het hoger gelegen gedeelte van het dal, ongeveer op één mijl afstand. Daar bouwde hij zich een hutje op een smal strookje land tussen de berg en het meer. Er stonden daar bomen dicht opeen en er stroomden heldere watertjes. Hij verbood zijn monniken dat ze hem te eten zouden komen brengen of dat ze hem kwamen bezoeken, tenzij voor zeer belangrijke zaken. Zo leefde hij boven in dat dal op een aantal verschillende plekjes zijn leven in de eenzaamheid van vasten en nachtwaken, zonder vuur of dak boven zijn hoofd. Niemand wist of hij van kruidenwortels leefde, of van boomvruchten dan wel van hemelse spijzen. Daarop gaf hij simpelweg geen antwoord...

De wilde dieren uit de bergen en de bossen kwamen zoetjes naar Sint Kevin toe als naar een vriend. Zij dronken water uit zijn handen, alsof het huisdieren waren...

Sint Kevin was gewoon om iedere nacht een uur lang in het water van het meer te blijven staan om te bidden. Nu leefde er in dat water een verschrikkelijk beest; het kwam naar hem toe en zwom in kringetjes om hem heen, maar het bracht hem geen letsel toe. Met wonderbaarlijk geduld verdroeg de man Gods in het koude water het opdringerige gedrag van het beest; hij deed alsof hij het niet opmerkte. Maar de barmhartige God zag het grote geduld van zijn vrome dienaar Kevin onder de afschuwelijke blikken van het monster; hij zag de pijn van de man die daar in het ijskoude water stond en hij zond hem op het vastgestelde tijdstip zijn engel te hulp. Juist in die nacht dus was het dat de engel kwam en de vermoeidheid van de heilige verlichtte. Hij joeg het monsterlijke beest weg, en verwarmde het water om de heilige heen.

Na enige tijd bouwde Sint Kevin aan de noordkant van het meer uit twijgen en tenen van wat er zo groeide een kleine kapel. Daarin verrichtte hij elke dag zijn gebeden voor God. Zo leefde hij volkomen onbekend, zonder van mensen eten te ontvangen, zoals we al hebben verteld.

Eens kwam er een jager in dat dal terecht, omdat hij zijn honden volgde die achter een everzwijn aanzaten. Hij was jager in dienst van de koning van Leinster, Brandubh, zoon van Eathach uit de stam van Enna; die had in een woeste veldslag een enorme moordpartij aangericht tijdens de grote oorlog tegen de noordelijke provincies van Ierland; deze koning Brandubh was koning geworden over vele koninkrijken in Ierland nadat hij in de veldslag Aed had verslagen, de zoon van Ainmire, koning van Tara en Inishowen. Welnu, die jager kwam dus in het dal terecht, maar het everzwijn zocht een heenkomen in het kapelletje van Sint Kevin. De honden gingen er niet naar binnen; zij gingen op hun buik liggen voor de deur. Sint Kevin bevond er zich onder een boom in gebed, terwijl er vele vogels op zijn schouders zaten en op zijn wijd uitgestrekte armen. Ze fladderden om hem heen en zongen voor de heilige schone liederen. Toen de jager dat zag, stond hij stomverwonderd, maakte met zijn honden rechtsomkeert en liet het everzwijn dat zich zo duidelijk onder de genade van de heilige had gesteld, verder met rust. Maar het wonderlijke schouwspel dat hij had gezien, ging hij aan de koning vertellen en aan allen die het maar horen wilden. Eén keer is het zelfs gebeurd dat de takken en bladeren vrolijke liederen voor de heilige zongen. Zo maakten de hemelse melodieën hem het leven wat lichter...

[160]

Sint Kevin en de broedende merel

Zoals hij gewoon was, trok Sint Kevin zich gedurende de Vasten terug in de eenzaamheid, weg van het menselijk verkeer. Slechts een hutje van riet beschermde hem tegen zon en regen. Hier bracht hij de tijd van de meditatie, de lezingen en het gebed door. Toen hij zoals altijd neerknielde en zijn wijdgespreide armen met de naar de hemel geopende hand door het venster heen uitstrekte, kwam er een merel op zitten en legde haar eieren in zijn hand, alsof die een nest was. Dat trof de heilige zozeer, dat hij in alle geduld en zachtmoedigheid zo bleef zitten. Hij deed zijn hand niet meer dicht en trok haar ook niet terug. Onvermoeibaar hield hij ze zorgzaam uitgestrekt totdat de jongen allemaal uitgebroed waren.

Tot eeuwige gedachtenis aan dit wonder van liefde hebben alle afbeeldingen van Kevin in heel Ierland een merel in een uitgestrekte hand.

Sint Kevin en de instortende grot

Toen Kevin nog gedurende de vasten in de eenzaamheid verbleef, kwam een engel des Heren drie nachten achtereen tot hem met de woorden: "Die grot daar, die de spelonk overhuift waarin jij verblijft, dienaar van God, staat op instorten. Of je dus zo gauw mogelijk een ander plekje wilt opzoeken." De heilige gaf ten antwoord: "De plek waar ik zit is smal en ik wil er graag gedurende de vastentijd blijven, als mijn God het goed vindt." De engel sprak: "Zie, de hand van de almachtige God kan de rots nog wel een paar dagen ophouden, zodat je niet de dood zult vinden." Met deze woorden nam hij afscheid. De zalige Kevin sprak echter bij zichzelf: "In vertrouwen op mijn Heer Jezus Christus zal ik hier wel tot Pasen kunnen blijven zitten." Toen de paasnacht viel, sprak de engel weer tot Kevin: "Kom nu snel die grot uit en volg mij." Kevin volgde dus de engel en wandelde droogvoets over het meer. Zodra de heilige de grot had verlaten, stortte de rots omlaag; precies zoals de engel het had voorzegd.

[123]

Tot op de dag van vandaag staan er nog twee middeleeuwse kerkjes (zie afb.). Het schijnt dat er hele generaties koningen begraven zijn in één van de twee. In de twaalfde eeuw zouden er nog steeds Saint-Kevin's-appels worden geplukt van een boom die de heilige er zelf zou hebben geplant. In de achttiende eeuw horen we nog een keer van Kevin's klooster, omdat protestantse Engelse soldaten er paapse getrouwen moeten verjagen die er op 3 juni, Saint-Kevin's day, bijeen gekomen zijn om zijn feest te vieren. In de negentiende eeuw tenslotte zou de grondeigenaar er een boom hebben omgehakt om van het hout ervan meubelen te fabriceren. Ook van die boom geloofde men dat ze nog stamde van de heilige zelf. Van alle kanten kwamen gelovigen aan om spaanders en overblijfsels te verzamelen als relikwieën.


Kevin van Glendalough
Voor Rond Zending: 2006, september. Thema ‘Start. Nieuw Begin’

1
Icoon door zuster Aloysius McVeigh.
Kevin van Glendalough met merel in de hand.

Kevin leeft in de zesde eeuw. Van jongs af aan wil hij kluizenaar worden. Dat was toen nieuw. Hij trekt zich terug in de eenzaamheid van Glendalough, in een voorhistorische grot die alleen per boot te bereiken is; daar aangekomen moest je dertig treden omhoog om bij het verblijf van Kevin aan te komen.

Beneden in het dal verzamelen zich leerlingen rond hem. Zij vormen één van die vele kloostergemeenschappen waardoor Ierland katholiek is geworden. Zelf woont hij apart in zijn hoger gelegen grot. Hij verbiedt zijn monniken dat ze hem te eten komen brengen of dat ze hem komen bezoeken, tenzij voor zeer belangrijke zaken. Zo leeft hij zijn leven in de eenzaamheid van vasten en nachtwaken, zonder vuur, of dak boven zijn hoofd. Niemand weet of hij van kruidenwortels leeft, of van boomvruchten dan wel van hemelse spijzen. Op zulke vragen geeft hij simpelweg geen antwoord. Uit de bergen en de bossen komen wilde dieren naar Sint Kevin toe als naar een vriend. Zij drinken water uit zijn handen, alsof het huisdieren zijn. Kevin is gewoon om iedere nacht een uur lang in het water van het meer te blijven staan om te bidden.

Over deze man wordt een lieflijke legende verteld. In de vastentijd wil hij zich in nog groter eenzaamheid voorbereiden op het paasfeest, ver weg van de twee- à driehonderd broeders voor wie hij de verantwoordelijkheid draagt. Hij trekt zich terug op een rotsrichel die uitkijkt over de Atlantische Oceaan. Om enigszins beschermd te zijn tegen regen, hagel en wind, bouwt hij zich een rieten afdakje. Zo smal, dat zijn handen er links en rechts onder uitsteken als hij op zijn knieën met wijd gespreide armen het kruisgebed bidt. Zo brengt hij uren door met meditatie, lezingen en gebed.

Toen hij op een dag zo zijn gebeden deed, kwam er een merel op zijn hand zitten en legde er haar eieren in, alsof het een nest was. Dat heilige was ontroerd. Zozeer, dat hij zijn houding volhield. In alle geduld en zachtmoedigheid. Hij deed zijn hand niet meer dicht en trok haar ook niet terug. Onvermoeibaar hield hij ze zorgzaam uitgestrekt totdat de eieren uitgebroed waren en de jongen op eigen kracht weg konden vliegen...

Wordt daar niet op beeldende wijze verteld dat een biddend leven vruchtbaar is en nieuw leven kan voort brengen?


Bronnen
[Aut.1986; Brn.1937p:112-113.227; D'A.1985; Fre.1964p:172; Ggd.1911p:77.82.99; Hlm.1994p:149; Tou.1995p:161; Vce.1990; Dries van den Akker s.j./2003.02.19]

© A. van den Akker s.j.

VoorwoordHoe wordt men heilige?
© AuteursrechtWoordenboek
LeeswijzerGastenboek
Bronnen