× 
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

           
welkom menu contact zoeken
HeiligenkalenderHeiligen op naamPatroonheiligenHedendaagse namenMeer...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van de hagiografieën, overleed 30 oktober 2022
† 1897  Theresia van Lisieux

Info afb.
 Inhoud van deze pagina  Algemeen
De kleine leer over de kleine weg
Missie / Evangelie uitdragen

Theresia van het Kindje Jezus (ook de l’Enfant Jésus, van het Heilig Gelaat van Christus of van Lisieux; geboren Thérèse Martin) ocd., Lisieux, Frankrijk; kloosterlinge; † 1897.

Feest 1 & 3 (tot 1969) & 5 (Bisdom Gent) oktober.

Thérèse Martin werd op 2 januari 1873 geboren in de Normandische plaats Alençon. Op zeer jonge leeftijd verlangde ze al naar het kloosterleven. Als veertienjarig meisje maakte ze zich twee jaar ouder, daar ze wist dat ze anders nog te jong zou zijn om in te treden. Zo meldde ze zich bij het klooster. Maar ze werd doorzien en teruggestuurd. Nu wendde ze zich meteen maar tot de paus zelf. En deze gaf haar toestemming om nog op haar 15e aan het kloosterleven te beginnen bij de karmelietessen te Lisieux.
Ze was vastbesloten een heilige te worden. Op haar 21e werd ze al gekozen tot novicenmeesteres, een verantwoordelijke functie, want zij moest de nieuwelingen in het kloosterleven inwijden.
Ze was haar tijd ver vooruit. Ze wilde Hebreeuws leren, want dat was immers de taal die Jezus zelf gesproken had. Op die manier zou ze Hem nog beter leren kennen en nog meer kunnen beminnen. Ze leefde in haar gebed intens mee met de missionarissen in verre landen. Maar ze was ook modern door het feit dat ze herhaaldelijk werd overvallen door inktzwarte geloofstwijfels. Ze stierf al op 24-jarige leeftijd: 30 september 1897.

Verering & Cultuur
Ze is één van de beschermheiligen van Frankrijk, van Lisieux en van de missie. Haar hulp wordt ingeroepen bij allerhande noden. In het begin van onze eeuw breidde haar verering zich razend snel uit over heel de Katholieke wereld. Tot op de dag van vandaag treft men in talrijke kerken een beeldje van haar aan.
Ze wordt afgebeeld als karmelietes met rozen in haar armen. Ze had namelijk op haar sterfbed beloofd dat zij het uit de hemel rozen zou laten regenen: dat is dan ook volgens het getuigenis van vele aanwezigen gebeurd.
Zij wordt 'De Kleine Theresia" genoemd om haar te onderscheiden van 'De Grote Theresia" (= Theresia van Avila).

In 1946 publiceerden Gabriël SMIT (rijmpjes) & Piet WORM (prentjes) een boekje over heiligen voor kinderen: ‘Roosjes uit de Hemeltuin’; Utrecht/Antwerpen, De Fontein. Het bevat ook een rijmpje voor Sint Theresia:
Theresia, Gods kleine bruid,
Zij was een zuster, tot besluit
Ken ik in heel de hemelrei
Geen roos zo fris en zoet als gij:
Laat mij in vrome vreugde groeien
Tot ik als gij voor God mag bloeien.


De kleine leer over de kleine weg van de kleine Theresia

Wat had die bisschop anders kunnen doen? Op een goede dag vraagt een vader in gezelschap van zijn jongste dochter audiëntie bij hem aan. Het meisje is nog geen vijftien, maar wil toch met alle geweld karmelietes worden. Meteen. Ze heeft haar haren opgestoken om wat ouder te lijken.
Bij navraag was gebleken, dat het kind van haar tiende tot haar dertiende flink ziek was geweest: een vorm van hysterie. Op vierjarige leeftijd had ze haar moeder verloren. Haar op een na oudste zus - toen vijftien - was zo'n beetje haar tweede moeder geworden. Vijf jaar later trad zij in bij de karmelietessen, zodat het kind voor de tweede keer een moeder verloor. Tragisch. Van toen af was haar ziekte begonnen. Ze bleek een geweldige dwingeland. Wat ze in haar kop had, kreeg niemand er meer uit. Geen middel liet ze onbeproefd om haar zin door te drijven. Vertederd vertelde men het voorval dat zij en haar zusje eens uit een mandje een cadeautje hadden mogen kiezen. De een had iets met linten genomen, maar de jongste had na enig nadenken geroepen: "Ik kies alles", waarbij ze het hele mandje naar zich toe had gehaald. Het was bedoeld als grappig, maar de bisschop had het in het hele patroon eerder verontrustend gevonden.
Hij liet het meisje plaatsnemen in een enorme fauteuil, waar ze wel vier keer in had gekund. Hijzelf en haar vader zaten op een eenvoudige stoel. Vader liet zijn dochter zelf het verhaal doen. Zou ze de bisschop hebben verteld wat we uit haar latere geschriften weten? Dat ze ernaar verlangde een groot heilige te worden, even groot als haar patrones van Avila; dat ze maar één hartenwens had: Jezus te beminnen met heel haar hart, met brandende liefde, en dat ze voor Hem ook pijn wou doorstaan? Dan moet het allemaal dweperig en bakvisachtig geklonken hebben. Eigenlijk - zo besloot ze - had ze altijd al het allerliefste naar een karmelklooster gewild. "Althans - kwam de bisschop er even tussen - vanaf het moment dat je er voor het eerst van hoorde...?" Hij maakte een eind aan het onderhoud door te zeggen dat hij geen enkele aanleiding zag om een uitzondering op de kerkelijke regel te maken. Zolang ze geen zestien was, kon ze thuis ook haar Karmel beleven. En ja hoor, daar kwamen de traantjes. Als hij het niet gedacht had. "Dan ga ik naar de paus", had ze gezegd.
Wat had die bisschop anders moeten doen?
En de paus? Tijdens een audiëntie stond ze vooraan. Toen de Heilige Vader langskwam, had ze geroepen dat ze al op haar veertiende, nu dus, naar de Karmel wilde. De paus had haar toegeglimlacht: "Als het Gods wil is, zul je er zeker komen..."
Wie had nu kunnen bevroeden, dat ditzelfde meisje, Thérèse, precies tien jaar later als een van de grootste heiligen van de twintigste eeuw zou sterven in de Karmel van Lisieux? Bij gelegenheid van haar honderdste sterfdag, 1 oktober 1997, werd ze door de paus uitgeroepen tot kerkleraar; naast haar naamgenote van Ávila en Catharina van Siena de derde vrouw op deze lijst. Daarnaast wordt zij vereerd als patrones van Frankrijk en van de kerkelijke missies over de hele wereld. Zij is een van de meest vereerde heiligen van de 20e eeuw. In hoeveel kerken treffen we niet haar bekende beeltenis aan, gehuld in de bruinwitte pij van de karmelietessen en met rozen in de armen. Hoe is dat mogelijk voor een vrouw die, opgesloten in haar Karmelklooster, reeds na negen jaar stierf aan tuberculose?

Wat weten wij, gewone gelovigen, van wat zich kan afspelen in de ziel van een kloosterling? Theresia heeft ons haar aantekeningen nagelaten.

Tegen het einde van haar leven moest ze bekennen, dat ze met al haar goede wil, met haar grote en wereldwijde verlangens en met alle liefde die in haar was, eigenlijk geen stap dichterbij haar ideaal was gekomen. Toch maakte haar dat niet ongelukkig. Integendeel, het bevestigde haar juist dat zij op de goede weg was. Ze schrijft in de vorm van een gebed tot Jezus: "Ondanks mijn geringe kwaliteiten zou ik net als de profeten en leraren apostel willen wezen. Mijn liefste, ik zou heel de wereld willen bewandelen om overal Uw evangelie te brengen, Uw kruis te planten. Ik zou missionaris willen wezen, niet zo maar eventjes voor een paar jaar, maar van het begin tot het eind van de wereld! Martelaar wil ik zijn. (Als ze reeds enige weken ziek op bed ligt, schrijft ze niet zonder zelfspot: "Ik die martelaar wilde zijn, zal gewoon in bed sterven!").

In het twaalfde hoofdstuk van Paulus' eerste Korintiërsbrief leest ze dat ieder lid van de kerk een eigen taak heeft, net zoals ieder lichaamsdeel. Het oog kan niet tegen het oor zeggen: "Ik heb je niet nodig." Alles heeft zijn plaats en samen vormen ze het ene lichaam. "Maar", schrijft Theresia, "ik wil juist wel alles tegelijk zijn." (Net zoals ze als klein meisje 'alles' koos). Het antwoord op haar moeilijkheid vond ze in het vervolg van Paulus' brief. Hij schrijft dat alles bijeengehouden wordt door de liefde. "Want zonder de liefde zou geen apostel nog het evangelie verkondigen, geen martelaar zou nog zijn leven geven enz." Dat wilde ze zijn: de liefde die vanuit het hart alle ledematen doorstroomt.

Was er dan niets veranderd sinds dat meisje van veertien zo door de bisschop op haar nummer was gezet? U moest eens weten. Ze schrijft zelf aan haar overste: "U weet: ik heb altijd een groot heilige willen worden." (Er was eens een pater jezuïet geweest die haar tot bescheidenheid had gemaand: "U hebt uw handen al vol aan uw dagelijkse zonden. Probeert u maar liever elke dag een stapje verder te komen in plaats van die opgeblazen, hoogmoedige verlangens." Die pater was vast de woorden van zijn eigen vader Ignatius vergeten: "Als het op verlangens aankomt, meen ik, dat de grootste heilige mij niet overtreffen kan." Theresia had verbaasd gereageerd: "Maar pater, die verlangens zijn volgens mij helemaal niet hoogmoedig..."). Maar als ik mezelf met de grote heiligen vergeleek, zag ik een even groot verschil als tussen een berg met zijn top in de wolken en een zandkorreltje dat onder de voeten van de voorbijgangers verborgen gaat. Maar dat ontmoedigde me niet. Ik dacht: 'Hoe klein ik ook ben, God heeft me die grote verlangens ingegeven. Groter worden blijkt niet te lukken. Ik moet me dus nemen, zoals ik ben, mét al mijn tekortkomingen en onvolmaaktheden, en zó heilig worden. Er moet dus een kleine weg naar de hemel te vinden zijn. Recht toe, recht aan, en helemaal nieuw.'
Je hebt tegenwoordig in de huizen van rijke mensen een lift in plaats van een trap. Zo wil ik de lift naar God vinden. Ik ben te klein om de lastige trap naar de volmaaktheid te kunnen beklimmen. Dus ben ik in de Heilige Schrift op zoek gegaan en vond in het boek Spreuken (09,04): 'Wie nergens van weet, kan het beste hierheen komen.' Dat heb ik gedaan. En ik was benieuwd, wat God met zo'n klein iemand zou doen. Ik zocht verder en vond bij Jesaja (66,13): 'Zoals een moeder haar kind op de arm neemt en troost, zo zal Ik u troosten.'

De overgave van een kind dat bemind wordt: dat is Theresia's weg. Welbeschouwd hoef je als mens zelf niets te doen dan te verlangen en lief te hebben en het initiatief aan God over te laten. Absoluut vertrouwen.

De kleine weg van de kleine Theresia.

Maar ook die heeft zijn keerzijde. Want hoe diep zit niet ons verlangen om zelf iets te zijn. Op haar ziekbed was ze soms ten prooi aan de zwartste geloofstwijfels. Zo was ze. Elk gevoel drong diep haar ziel binnen; doorleefde ze; ook de negatieve. “Als je eens wist welke afschuwelijke gedachten in mij rondspoken. Het zijn die materialistische redeneringen die zeggen: 'Wacht maar af, als de wetenschappen nog wat verder zijn, zal overal een natuurlijke uitleg voor te vinden zijn; voor alles bestaat een gewone verklaring. Nu weten we nog niet alles, maar ooit zullen we dat allemaal ontdekken... enz.” Dergelijke gedachten omschrijft ze zelf als een zwart gat. Ze is zelfs bang dat ze in haar geloofstwijfel God beledigt en heiligschennis pleegt. Niets blijft haar over dan het besef heel klein te zijn en volkomen aangewezen op Gods liefde... die ze soms geruime tijd niet voelt; er blijft haar niets anders over dan er zwart in te geloven.


Theresia van Lisieux († 1897; feest 1 oktober)
Voor Rond Zending 2007, oktober: Thema ‘Missie / Evangelie uitdragen’

7

Theresia was als kind een dwingeland; hysterisch, zeggen zelfs sommige schrijvers. Als ze haar zin niet kreeg kon ze woedend en stampvoetend reageren. Des te indrukwekkender dat ze bij haar overlijden op 24-jarige leeftijd was uitgegroeid tot een groot heilige. Toen ze vier was, had ze haar moeder verloren; dat deed haar veel verdriet. Dat herhaalde zich, toen haar op een na oudste zus die de plaats van moeder had ingenomen, intrad bij de karmelietessen. Thérèse wilde dat ook, maar was pas veertien en ze moest minstens zestien zijn. Met haar vader ging ze de bisschop vragen om reeds nu te mogen intreden. Zij had haar haar opgestoken en zich ouder opgemaakt. De bisschop zei nee. Maar het lukte haar toch om reeds op 15-jarige leeftijd in te treden.

Ze was vastbesloten een heilige te worden. Op haar 21e werd ze al gekozen tot novicenmeesteres, een verantwoordelijke functie, want zij moest de nieuwelingen in het kloosterleven inwijden. Ze was haar tijd ver vooruit. Ze wilde Hebreeuws leren, want dat was immers de taal die Jezus zelf gesproken had. Op die manier zou ze Hem nog beter leren kennen en nog meer kunnen beminnen. Maar ze was ook modern door het feit dat ze herhaaldelijk werd overvallen door inktzwarte geloofstwijfels.

Ze leefde in haar gebed intens mee met de missionarissen in verre landen. In het twaalfde hoofdstuk van Paulus' eerste Korintiërsbrief las ze dat ieder lid van de kerk een eigen taak heeft, net zoals ieder lichaamsdeel. Het oog kan niet tegen het oor zeggen: “Ik heb je niet nodig.” Alles heeft zijn plaats en samen vormen ze het ene lichaam. “Maar”, schrijft Thérèse, “ik wil juist wel alles tegelijk zijn.” Het antwoord op haar moeilijkheid vond ze in het vervolg van Paulus' brief. Hij schrijft dat alles bijeengehouden wordt door de liefde. “Want zonder de liefde zou geen apostel nog het evangelie verkondigen, geen martelaar zou nog zijn leven geven enz.” Dat wilde ze zijn: de liefde die vanuit het hart alle ledematen doorstroomt.

Ze is patrones van de missies. Paus Johannes Paulus II riep haar uit tot kerklerares. Ze wordt ‘de kleine Theresia’ genoemd om haar te onderscheiden van de ‘grote’ Theresia van Avila.


Bronnen
[000»jrb; 126p:17.28v; 137; 143p:101.102; 150p:104; 177p:104; 186p:115; 193p:219; 203p:96.215.216.217; 204p:174; Dries van den Akker s.j./2008.02.06]

© A. van den Akker s.j.

VoorwoordHoe wordt men heilige?
© AuteursrechtWoordenboek
LeeswijzerGastenboek
Bronnen