×
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.
Sluit het venster om te blijven.
Info afb. |
Ursula van Keulen, Duitsland; martelares met 11.000 maagden; † ca 453.
Feest 21 oktober.
In de jaren 1263 1273 stelt de Genuese bisschop Jacobus de Voragine († 1298; feest 13 juli) zijn beroemd geworden Legenda Aurea samen. Waarschijnlijk bedoeld als preekstof voor zijn medebroeders, die net als hij dominicaan of predikheer waren. Op 21 oktober vertelt hij de legende ‘De Elfduizend Maagden’
-1-
‘De martelingen van de elfduizend maagden verliepen als volgt. In Brittannië leefde en vrome christenkoning, Nothus of Maurus geheten. Hij had een dochter, Ursula. Zij was mooi en wijs en stond in het hele land bekend om haar rechtschapen levenswandel.
De toenmalige koning van Engeland was een machtig man en had vele volkeren aan zich onderworpen. Ook hij hoorde van de maagd Ursula en sprak: “Ik zou de gelukkigste man van de hele wereld zijn, als ik haar als bruid kon geven aan mijn enigste zoon. De jongeman wilde dat zelf ook heel graag. Dus zonden ze herauten naar Ursula’s vader. Ze moesten hem complimenten geven en grote geschenken in het vooruitzicht stellen. Desnoods moesten ze hem bang maken met bedreigingen als zij met lege handen bij hun meester zouden terugkomen.
Dat verzoek bracht de koning in geweldige gewetensnood, want hij wilde zijn christendochter niet tot vrouw geven aan een of andere afgodendienaar. Trouwens dat zou ze zelf ook nooit en te nimmer willen. Tegelijk was hij beducht voor de woede van de koning.
Maar de hemel gaf het Sint Ursula in haar vader te adviseren op het voorstel van de koning in te gaan; echter op voorwaarde dat zij als troost van de koning en haar eigen vader tien voortreffelijke maagden zou krijgen; en dat zij elven elk op hun beurt nog eens duizend maagden als metgezel mochten uitkiezen om hen gezelschap te houden. Dan wilden zij een schip hebben en drie jaar de tijd krijgen om hun maagdelijkheid te beleven. In de tussentijd zou de jongeman zich moeten laten dopen en zich de christelijke levenswijze eigen maken. Deze goede raad had vooral de bedoeling de begeerte van de jongeman te temperen door hem allerlei moeilijkheden in de weg te leggen. Bovendien wilde zij dat zoveel mogelijk maagden zich aan God zouden toewijden.
Maar de jongeman was het er helemaal mee eens en nam de uitdaging aan. Hij drong er met grote ijver bij zijn vader op aan dat het zo gebeuren zou. Hij liet zich dopen en gaf opdracht dat men aan alle wensen van Ursula tegemoet moest komen. Maar de vader van het meisje gebood dat er ook mannen in haar gevolg mee zouden gaan. Ze zouden zeker hun steun en bescherming nodig hebben.
Zo kwamen de meisjes van alle kanten bij elkaar. En iedereen kwam er naartoe om dit grote wonder met eigen ogen te kunnen aanschouwen. Ook bisschoppen sloten zich aan om mee te gaan. Onder bevond zich de bisschop van Basel, Pantulus. Hij geleidde hen naar Rome, en weer terug naar Basel en stierf uiteindelijk met hen de marteldood. Zo ook Sint Serafina, de koningin van Sicilië, die haar gemaal, een verschrikkelijke bruut van een koning, had omgevormd van een wolf in een lam; zij was een zuster van bisschop Maurisius en Daria, Sint Ursula’s moeder. Zodra zij de brief van Ursula’s vader ontvangen had waarin de plannen ontvouwd werden, gaf God haar in erheen te gaan. En dus voer ze naar Brittannië tezamen met haar vier dochters: Babilla, Juliana, Victoria en Aurea en met haar zoontje Adrianus die meeging uit liefde voor zijn vier zussen. Haar koninkrijk vertrouwde ze toe aan een andere zoon. Zij was het die de maagden uit alle koninkrijken bijeenbracht en behield de leiding over ze tot het moment dat ze allen de marteldood ondergingen.
Toen aan alle voorwaarden van Ursula was voldaan en er voldoende voedsel aan boord was genomen, maakte Sint Ursula het plannetje bekend dat ze bedacht had. En zo legden ze allen een riddereed af. Toen begonnen ze oorlogje te spelen: nu eens verzamelden ze zich dan weer gingen ze uit elkaar; de ene keer gingen ze de strijd aan, de andere keer sloegen ze op de vlucht. Zo oefenden zij spelenderwijs allerlei situaties in. Alles wat ze bedachten, werd ook uitgevoerd. Daarbij kwamen ze de ene dag al ’s middags terug, de andere pas laat in de avond. Edelen en vorsten kwamen op dit grote wonder af; met blijde verwondering sloegen zij dit alles gade.
Toen Sint Ursula alle maagden tot het geloof had bekeerd, brak de dag aan dat zij met gunstige wind naar Gallië voeren, en wel naar de havenplaats Thyella . Vandaar ging het naar Keulen. Daar verscheen er een engel van de Heer aan Ursula. Deze verkondigde haar dat zij weer naar Keulen zouden terugkomen en dat ze daar de martelaarskroon zouden ontvangen. Daarop voeren zij op bevel van de engel naar Rome. Zo kwamen ze in de stad Basel; daar lieten ze hun schepen achter en gingen over land te voet verder naar Rome. Paus Cyriacus was zeer verheugd toen zij bij hem kwamen. Hij was zelf afkomstig uit Brittannië, en hij trof vele familieleden in het gezelschap. Tezamen met zijn geestelijken ontving hij ze dus met veel eerbetoon. Die nacht werd hem van Godswege verkondigd dat hij met deze maagden de marteldood zou ondergaan. Hij zei er niets over, en doopte de volgende ochtend alle meisjes die nog niet gedoopt waren. Omdat de tijd begon te dringen, maakte hij zijn voornemen bekend ten aanhoren van een grote menigte, en deed afstand van zijn waardigheid. Op dat moment had hij één jaar en elf weken als de negentiende opvolger van Petrus aan het hoofd van de Kerk gestaan. Toen begonnen ze allemaal te protesteren, vooral de kardinalen. Ze dachten dat hij zijn verstand verloren had door afstand te doen van de pauselijke waardigheid en achter een stel idiote vrouwen aan te rennen. Maar hij liet zich niet van stuk brengen en benoemde in zijn plaats een zekere Ametos tot paus. Maar omdat hij tegen de zin van de geestelijkheid het ambt verliet, werd zijn naam geschrapt van de lijst der pausen. En waar tot op dat moment de menigte maagden zich had mogen verheugen in de goedkeuring van de Heilige Stoel, vielen zij nu volkomen uit de gratie.
Wetenschappelijk gesproken is van deze gebeurtenissen niets terug te vinden in andere bronnen. Inderdaad is er nergens sprake van een paus Cyriacus. (Overigens wel van een paus Siricius: 384-399). Als Cyriacus al de negentiende paus na Petrus was, dan moet hij halverwege de 3e eeuw geleefd hebben. Niet de meest passende tijd om de gebeurtenissen rond Ursula te plaatsen. Immers in die tijd was het christendom nog omstreden. Sterker, uit het vervolg zal blijken dat de elfduizend maagden het slachtoffer worden van de Hunnen. Die treden pas twee eeuwen later op, halverwege de vijfde eeuw. Straks zal Jacobus zelf daar ook op attenderen! Ook een paus Ametus heeft nooit bestaan. (Overigens heette Siricius’ opvolger Anastasius: 399-401. Zou Jacobus die klanken in het achterhoofd gehad hebben, toen hij de legende te boek stelde?) Bovendien werden pausen niet aangewezen, zoals het verhaal wil, maar gekozen.
-2-
In die tijd had je twee kwaadaardige aanvoerders van het Romeinse leger, Maximus en Africanus. Zij zagen hoe niet alleen het aantal meisjes, maar ook het aantal mannen en vrouwen dat zich bij de groep aansloot, al maar groeide. En ze werden bang dat het christengeloof veel te groot zou worden. Daarom begonnen ze ijverig plannen te maken en zonden ze afgezanten naar de Hunnenkoning Julius, die nog familie van hen was. Zij lieten hem zeggen dat hij er met zijn leger op uit moest trekken en de hele horde christenmeisjes in Keulen moest opwachten om hen uit te moorden.
Intussen voer de heilige Cyriacus in gezelschap van de maagden weg uit Rome. Hij kreeg nog gezelschap van de aartspriester Vincentius en van Jacobus, die zelf ook uit Brittannië kwam en zeven jaar aartsbisschop van Antiochië was geweest. Hij was bij de paus op bezoek geweest en alweer aan de terugweg naar huis begonnen, toen hij hoorde van de maagden. Daarop was hij weer naar Rome teruggegaan en werd zo deelgenoot aan hun tocht en lijdensweg. Zo ook Maurisius, de bisschop van Lavicana en broer van Babilla’s en Juliana’s moeder. Daarnaast Follarius, de bisschop van Lucca, Simplicius, de bisschop van Ravenna, die juist in die tijd te Rome verbleef. Allemaal gingen ze met de maagden mee.
-3-
Intussen was Aetherius, de bruidegom van Sint Ursula, al die tijd in Brittannië gebleven. Hem verscheen een engel met de mededeling dat hij er bij zijn moeder erop moest aandringen om christen te worden. Want zijn vader, die ook Aetherius heette, was al een jaar nadat hij christen was geworden, gestorven. Hij was toen zijn vader als vorst opgevolgd. Terwijl de heilige maagden met de genoemde bisschoppen uit Rome vertrokken, werd Aetherius door de Heer aangespoord om zijn bruid in Keulen tegemoet te gaan om daar met haar de marteldood te ondergaan. Hij gaf gehoor aan het gebod van de Heer en liet zijn moeder dopen. Tezamen met haar. Met zijn jongere zus Florentia die al christen was en met bisschop Clemens trok hij de maagden tegemoet en voegde zich bij hen om tezamen de marteldood te ondergaan. Bij hen sloot zich ook nog aan Marculus, een bisschop uit Griekenland tezamen met zijn nicht Constantia, een dochter van koning Dorotheus van Constantinopel. Zij was verloofd geweest met een prins, maar deze was nog voor de huwelijksvoltrekking gestorven; zij had daarop voor God de gelofte van maagdelijkheid afgelegd. Ook zij waren naar Rome gekomen en hadden zich aangesloten bij het gezelschap maagden om straks de marteldood te sterven. Zo trokken de maagden met alle genoemde bisschoppen richting Keulen. Daar aangekomen bleek Keulen reeds door de Hunnen belegerd te worden. Toen de Hunnen de maagden in het oog kregen, zetten zij het op een brullen, vielen hen aan als wolven bij schapen en brachten ze allemaal ter dood. Toen ze alle anderen gewurgd hadden, stuitten zij tenslotte op Sint Ursula. De Hunnenkoning werd getroffen door haar stralende schoonheid. Nu begon hij haar te troosten bij de dood van de maagden, en beloofde plechtig dat hij haar tot vrouw zou nemen. Maar dat wees Sint Ursula af. Toen hij besefte door haar afgewezen en vernederd te zijn, richtte hij een pijl op haar en schoot haar dood. Zo kreeg zij deel aan het martelaarschap.
-4-
Een van de maagden, Cordula, had zich die nacht in haar doodsangst verborgen weten te houden in het schip. Maar de volgende morgen meldde zij zich vrijwillig aan en ontving alsnog de kroon van het martelaarschap.
Maar omdat zij niet tegelijk met de andere maagden gestorven was, werd haar feest ook niet gevierd. Lange tijd daarna verscheen zij aan de kluizenares, en gaf haar te kennen dat zij haar feest moesten vieren daags na het feest van de Elfduizend Maagden.
Het betreft Helmtrudis van Neuenheerse († 10e eeuw; feest 31 mei).
De maagden ondergingen het martelaarschap rond het jaar 238. Maar velen menen dat het niet in die tijd gebeurd kan zijn. Want in die tijd waren Sicilië en Constantinopel nog geen koninkrijk, terwijl er hier toch sprake van is dat er koninginnen en prinsessen waren. Daarom lijkt het waarschijnlijker deze martelgeschiedenis te plaatsen lang na keizer Constantijn, in de tijd dat de Hunnen en de Gothen te keer gingen. Dus ten tijde van keizer Marcianus, die regeerde in het jaar 452, zoals we in een kroniek lezen.
[LAu.1979]
Groei van de legende
Het is niet duidelijk, wanneer de Sint-Ursulalegende in deze vorm is ontstaan. Alles begint met de beroemde gedenksteen van Clematius. Deze is sinds 1866 te vinden in de zuidwand van het gotische koor van de St-Ursulakerk. Blijkens wetenschappelijke onderzoekingen was ze daar ingemetseld, omdat ze zich daar ook bevond in de romaanse voorganger van het gotische koor.
Wat zegt de Clematiusinscriptie?
‘Door goddelijk vuur herhaaldelijk aangespoord, en door de deugd van de grote majesteit die besloten ligt in het martelaarschap van de hemelse maagden heb ik, Clematius, hooggeplaatst man en afkomstig uit het oosten, op basis van een gelofte uit eigen middelen en op eigen grond deze basilica van de grond af weer opgebouwd, zoals ik volgens gelofte verplicht was. Als iemand op de hoogst majesteitelijke plek van deze basilica waar heilige maagden omwille van Christus hun bloed vergoten hebben, het lichaam van een ander dan deze maagden onderbrengt, mag hij weten met de eeuwige hel gestraft te worden.’
Onderzoekingen hebben uitgewezen dat de steen waarschijnlijk afkomstig is uit de Romeinse tijd. En dat er dus in de 4e of 5e eeuw op de Romeinse begraafplaats een kapelletje gestaan moet hebben dat toegewijd was aan de gedachtenis van ‘maagden die hun bloed voor Christus vergoten hadden’. Weliswaar houden geleerden er rekening mee dat de Clematiussteen een vervalsing zou kunnen zijn uit het begin van de 9e eeuw, maar dan wel een hele knappe!
Waarom uit het begin van de 9e eeuw? Omdat er dan voor eerst sprake is van Clematius’ steen. Het is de tijd van bisschop Hildebold († 818; feest 3 september), waarin Keulen zijn eerste bloeitijd tegemoet gaat. Overal werd er gebouwd, vooral aan kerken en kloosters. In 866 worden de bezittingen van aartsbisschop Günthar te boek gesteld. Daaronder bevindt zich ‘het klooster van de zalige maagden’; op dat moment wonen er kanunniken; later zal het een adellijk damesstift worden.
Ook al is de steen dan bekend, van een martelaarsgeschiedenis of enige verering van Ursula en de maagden is nog geen sprake. Ze komen nog niet voor in het Martelarenboek dat aan Sint Hieronymus wordt toegeschreven, maar waarschijnlijk stamt van het einde van de 6e eeuw. Eerst Wandelbert van Prüm ((848) vermeldt haar in zijn heiligenkalender; evenals Usuard (875).
Aanvankelijk was het ook niet Ursula, maar Pinnosa die de hoofdrol vervulde, tezamen met Martha en Saula. Maar sinds de relieken van deze heiligen in de 10e eeuw naar Essen verhuisden, nam Ursula de eerste plaats in.
Er is een legende uit het leven van bisschop Kunibert van Keulen († 663; feest 12 november) over de terugvinding van Ursula’s relieken.
Legende
Al lang liep bisschop Kunibert met het verlangen rond het graf van de heilige Ursula te ontdekken. Zij was immers met haar gezellinnen in Keulen begraven. In het jaar 640 droeg hij in de Ursulakerk de mis op met de intentie het graf van deze grote heilige terug te mogen vinden. Daarop verscheen er een hagelwitte duif die volkomen geruisloos naar beneden kwam zweven en behoedzaam op zijn hoofd ging zitten; vervolgens vloog zij op, beschreef drie maal een cirkel boven het hoofdaltaar en streek weer neer in een zijkapelletje. Daarop was zij ineens verdwenen. Kunibert gaf opdracht dat men op die plaats zou gaan graven en daar werd inderdaad het graf van de heilige martelares aangetroffen. Hij liet onmiddellijk haar schedel ter verering in een zilveren reliekschrijn vatten.
Als de legende inderdaad stamt uit de tijd van Sint Kunibert zelf, dan toont ze aan dat er sprake is geweest van een zekere verering van Sint Ursula tussen de 5e en de 9e eeuw. Maar het kan natuurlijk zijn dat de legende van later datum is, en is teruggeprojecteerd in het leven van Sint Kunibert.
Hoe dan ook, in de loop van de 10e eeuw neemt de legendevorming rond Sint Ursula een grote vlucht. De eerste passio 'Fuit tempore pervetusto' dateert van ca 972, de tweede 'Regnante Domino' van ca 1000. In het ontstaan van de tweede had Sint Dunstan van Canterbury († 988; feest 19 mei) mogelijk een aandeel.
In 1106 legde men bij de Keulse St-Ursulakerk een Romeinse begraafplaats (Ager Ursulanus) bloot. Onmiddellijk werden de gevonden beenderen in verband gebracht met Sint Ursula en haar gezellinnen. De relieken werden in een schrijn geplaatst (1159) en ter verering uitgesteld in de St-Ursulakerk. Tot op de dag van vandaag kan met naast de kerk het knekelhuis bewonderen waar de beenderen op kunstzinnige wijze zijn opgeslagen. Van daaruit werden ze overal in Europa verspreid.
In 1893 werd bij herstelwerkzaamheden van de St-Ursulakerk een grafsteen herontdekt uit de 4e of 5e eeuw, waarop te lezen stond dat de onschuldige maagd Ursula acht jaar, twee maanden en vier dagen oud was, toen zij overleed. De steen was in de 12e eeuw ingemetseld in de derde pijler van de zijbeuk van de kerk die aan Sint Ursula was toegewijd. Tegenwoordig is de steen te bewonderen op de bovenverdieping van het Romeins-Germaans Museum te Keulen in de zogeheten Gouden Kamer.
De steen was afkomstig van het grote grafveld dat noordelijk buiten de stadsmuur van Colonia Agrippina lag, richting Neuss. Daar werd ook de steen gevonden van de vijfentwintigjarige Aeterius. Later zou de legende hem tot bruidegom van de kleine Ursula maken. Blijkens het grafinschrift was hij christen.
[Werner SCHÄFKE ‘Kölns Romanische Kirchen. Architektur, Ausstattung, Geschichte. Mit Fotos von Wolfgang F.Meier’ Köln, DuMont Buchverlag, 1985 (4e) Reihe DuMont Kunstreiseführer. ISBN 3-7701-1360-8p:264]
Wellicht heeft de vondst van deze grafstenen bijgedragen tot de groei van de Ursulalegende. De benedictines Elisabeth van Schönau († 1164; feest 18 juni) was priorin van het dubbelklooster te Schönau bij Bonn. Net als haar vriendin, de grote abdis Hildegard van Bingen, werd ze in haar gebed begiftigd met visioenen en andere bijzondere genadegaven. Deze overkwamen haar met name op zon- en feestdagen tijdens het officie. Op uitdrukkelijk verzoek van abt Hildelin gaf zij de inhoud ervan prijs aan haar broer Egbert die in het naburige mannenklooster verbleef. Zo ontstonden haar geschriften, waarvan vooral Revelationes (Openbaringen) grote invloed zou krijgen. Daarin beschrijft ze o.a., hoe ze in haar gebed op mystieke wijze aanwezig was bij de pelgrimstocht en marteldood van Sint-Ursula en haar elfduizend maagden. Ze weet zelfs van velen, die haar vergezelden, de naam te noemen. Het kan goed zijn dat de namen die Zij noemt, ontleend zijn aan de opschriften van de oude grafstenen. Zo'n honderd jaar later zou Hermann-Joseph van Steinfeld, premonstratenzer monnik in klooster Steinfeld(† tussen 1233 & 1252; feest 21 mei) hetzelfde overkomen; hij vulde Elisabeth's visioenen van Ursula aan met nog meer gegevens en namen. Daarmee werden deze twee bidders van grote invloed op de devotie en afbeeldingen van Sint-Ursula in de late middeleeuwen.
In beider gebedsvisioenen wordt opgesomd wie zich allemaal bij Ursula's onderneming komen aansluiten, aangevuld met namen uit andere bronnen, die telkens uitdrukkelijk vermeld zullen worden:
Adela, Adelina, Adhamara, drie maal een Adwigis, Aemiliana, twee maal een Agatha, Agathya, twee maal een Agnes (waarvan één ook wordt gevierd op 28 augustus), twee maal een Albina, Alburgis, Aldegundis, drie maal een Aleidis, vier Alexandria's, twee Alquina's, Alstrides, twee Amabilia's, twee Amantia's, Amarantia, Amata, Amfytea, twee Amoena's, drie Anacleta's, Anastasia, Anchira, Anchirana, Andolfia, twee Angelina's, drie Anna's, Antonina, Apolla, Apollinea, Apollonia, Armingera, Athlea, Aucta, (ook Aukta of Auta; zij wordt ook herdacht op 12 september en 31 oktober), Aurea (ook Aurélie [280p:509;317p:32]),
Avia (ook Advisa, Avé, Avina of Evé) van Keulen (ook van Bretagne), Duitsland; volgens legendarische overlevering martelares met Ursula en 11000 maagden; † 453.
Feest 2 & 21 (oude kalender van Vannes) mei & 21 oktober.
De één veronderstelt dat zij één van Ursula's vriendinnen was, een ander vermoedt dat zij zelfs Ursula's zuster was.
Zij geniet verering in Bretagne. In oude tijden was er een gehuchtje St-Avé vlakbij Vannes in de Morbihan. In de plaatselijke parochiekerk worden er enkele relieken van haar bewaard.
[011; 106; 135/1p:LI»Evé; 284»Avé; Dries van den Akker s.j./2000.09.26]
twee maal een Axpara,
Babila (ook Babille [317:21]), vijf Balbina's, twee maal een Beatrix, vier Benedicta's, drie maal een Benigna, twee maal een Berengardis, twee Bertha's, Bilonna, Blandina, Blanditia, twee Blandula's, twee Blasilla's, Bonifacia, Bonina, Brigida (ook op 4 februari [106]), Brittica (ook Britule [280p:509]),
Cafinia, Calamande ([280p:509;317p:32]),
Candide (ook Candida) van Keulen (ook van Freiburg im Breisgau, van Tortosa of van Villanueva); martelares met Ursula; † 453.
Feest 20 & 21 & 22 oktober.
[011;106;107;280p:509;317p:32]
drie maal een Caritas, twee maal een Carpofora, Cecilia, vier maal een Celindris (ook Chelindris), Chimaera, Chrischona ([312p:32], vereerd in Basel-Augst), Christiancie ([280p:509;312p:32]), Christine ([280p:509;317p:32»Chrétienne, vereerd in Basel-Augst]), Chorinda, Clara, Clémate ([317p:32]), twee maal een Clementia (ook Clémence [280p:509]), Clementina, Cléomale ([280p:509]), zes Cleopatra's, Clopatra, twee Columba's (ook Colombine [280p:509;317p:32]), Constantia (haar hoofd wordt als reliek bewaard in de parochiekerk van Königswinter [011;100;123p:93]), drie Cordula's (van wie de beroemdste wordt gevierd op 22 oktober),
Cordula van Keulen, Duitsland; martelares met Ursula † 11.000; † 453(?).
Feest 21 (met Ursula) & 22 oktober.
Haar verhaal berust louter op legende. Zij behoorde tot het gezelschap van Sint Ursula. Omdat ze zich verstopt had in een boot, wist ze te ontkomen aan het bloedbad, waarbij Ursula en alle andere maagden omkwamen. Maar na een dag kreeg ze spijt dat ze zich zo laf had gedragen, ging zich melden bij de Hunnenhoofdman en werd alsnog om het leven gebracht. Dat is er dan ook de reden van dat zij een dag later dan Sint Ursula een aparte feestdag heeft.
Volgens een andere legende onderging ze wel degelijk tegelijk met Ursula en de anderen de marteldood, maar stond ze na een jaar weer op uit de dood.
Verering & Cultuur
Zij zou in een visioen verschenen zijn aan Sint Helmtrudis van Neuenheerse († 10e eeuw; feest 31 mei) waarin zij haar vroeg haar verering te bevorderen op de dag na Sint Ursula.
Zij is (mede-)patrones van Keulen en van Tortosa.
Kerken in Keulen, Königswinter en Rimini pretenderen belangrijke relieken van haar te bezitten.
Zij wordt afgebeeld met een klein scheepje of pijl in de hand; met lans, palm en kroon.
[AAS.18--(3x); Bei.1983; Gby.1991p:509Lin.1999; S&S.1989; Wlz.1990p:31(Parijs&Rome); Dries van den Akjker s.j./2007.10.14]
Cornula, Cunégonde ([280p:509;317p:32, vereerd in Basel-Augst]), Cunera (ook Cunère [280p:509], vereerd in de Nederlandse plaats Rhenen; zij wordt wel door de overlevering tot Ursula's gezellinnen gerekend, maar komt niet voor ind e lijsten van Hermann-Jozef of Elisabeth van Schönau), Cypriana,
Daria, Daula, Demetria, Deponentia, Despondea, Devota, twee Dionysia's, Donata, Dorothea
Dorothea van Keulen, Duitsland; martelares met Ursula † 11.000; † 453.
Feest 21 oktober.
"Dorothea was een maagd die even uitzonderlijk was van innerlijke als van uiterlijke adel. Zij was een dochter van koning Dorotheus en van de edele koningin Lucia: deze twee waren koning en koningin van Normandië. De koningin was een nichtje van de hertog van Vlaanderen, van de kant van de vader van de beroemde gezusters Lucia en Germana. Genoemde koningsdochter Dorothea had nog een zus, Lucia; ook zij was een maagd van de allerhoogste deugdzaamheid. Dorothea was verloofd met een voortreffelijke jonge prins. Juist een jaar voordat deze heilige pelgrimstocht op touw werd gezet, was zij - zoals dat in koninklijke kringen gebruikelijk is - via een royale bruidsschat tot een huwelijk met deze jongeman voorbestemd. Het meisje kon zich er dus op beroemen voortgesproten te zijn uit de edelste geslachten van Franken, Angelen, Vlamingen en Noormandiërs. Ze was dan ook van een sierlijke schoonheid. Zozeer zelfs dat er wat betreft gratie en elegantie geen meisje of vrouw in haar schaduw kon staan. Daar kwam bij dat ze zo nobel en deugdzaam was van karakter dat het wel leek of ze geen enkele karakterzwakheid vertoonde. Met als gevolg dat prins, waarover we het zojuist hadden, die met het haar in het huwelijk zou treden, zo van liefde en begeerte ontvlamd was dat hij haast niet kon wachten tot het zover was. Maar wie kan een hemels raadsbesluit en een goddelijke wilsbeschikking weerstaan? Het was immers Gods voorzienigheid waardoor het voorgenomen en zo begeerde huwelijk nooit verwerkelijkt zou worden."
[100]
Ebbina (ook Ebina), Eimonia, Efemeria, Egera, Electa, Elegantia, Elemora, zes Eleutheria's, twee Eligenda, Eligentia, zes maal een Elisabeth, twee Elledera's, Elmoida, Elpis, Elpris,
Embede (ook Aimberthe, Ambeth, Ambett, Aubeth, Eimberthe, Eimbèthe, Einberta, Einbeth, Einbetta, Einbette of Himberthe) van Straatsburg, Frankrijk, martelares (?) tezamen met Warbede (ook Farberta, Guerre, Gwerbett, Vorbetta, Vorbette of Warberta) & Wilbede (ook Cubet, Vilbette, Wilberta, Wilbett, Wilbetta); † ca 453(?).
Feest 16 september & 21 oktober (met Sint Ursula).
De verering van de drie vrouwen Embede, Warbede en Wilbede is al heel oud. Er zijn nog sporen van te vinden in de Elzas, in Zuid-Duitsland en langs de bovenloop van de Rijn tot in Zwitserland en zelfs Oostenrijk toe. Waarschijnlijk waren ze afkomstig uit de Elzas. Maar wie zij waren en waarom zij in ere werden gehouden, gaat verloren in het duister van de geschiedenis. Er is een legende die hen rekent tot de 11.000 maagden die in het gevolg van Sint Ursula († ca 453; feest 21 oktober) bij Keulen door toedoen van de Hunnen werden gedood.
In het Oostenrijkse plaatsje Meransen, in het Pustertal, worden ze vereerd als de heilige Ambett, Guerre en Cubet. Daar wordt verteld dat ze aan de slachting van de Hunnen onder leiding van Atilla wisten te ontkomen en uitgeput in Meransen hun toevlucht zochten. Op die plek zou door hun gebed een bron zijn ontsprongen en een kersenboom opgebloeid. In de plaatselijke kerk is er een zij-altaar aan hen gewijd. Hun voorspraak wordt ingeroepen voor mooi weer.
In het plaatsje Obsaurs bij Imst, eveneens in Oostenrijk, worden ze vereerd als Ambett, Gwerbett en Wilbett. Ook daar wordt hun voorspraak vooral ingeroepen voor mooi weer. Een mooie afbeelding van hen bevindt zich in de Weense Sankt-Stephansdom.
Hun relieken bevinden zich in de kerk van St-Pierre-le-Vieux te Straatsburg; de dekplaat van hun graf is een staaltje van prachtige laat-middeleeuwse beeldhouwkunst.
[000»jrb;126p:12.13; 340p:104; 390/11p:128; Dries van den Akker s.j./2007.09.09]
Emerentia, Emerentiana, Encletica, Endara, Eraclea, Erdelea, Ermina, Ermonia, drie Eucharia's, twee Euchodia's, drie Euchonia's, twee Eudomia's, drie Eudonia's, twee Eudoxia's, Eufasia, Eufemia's, twee Eufrasia's, twee Eufrodia's, twee Eufronia's, negen Eufrosyna's, tien Eugenia's, Eugentia, vijf Eulalia's, Eumorfia, acht Eunomia's, Eupara, drie Europa's, zes Eusebia's, Eustachia, Eustaia, Eustemia, drie maal een Eustochia, Eustodia (ook Eusdodia), Eustorgia, Eustora, Eustragia, Eustragisilis, Eustremia (ook Eustemia), zeven Euticia's, Eutonia, vijf Eutropia's, Eutropida, Eviora, vijf Evodia's, twee Evortia's,
twee Felicissima's, drie maal een Felicitas, Fenea, Fideana, Fides, twee maal een Filadelfia, Filadema, Filaedria, Fileria, Filippia, twee Filogena's, vier Filomena's, Firmindina, Fleurine ([280p:509;317p:32, vereerd in Doornik]), zes maal een Flora (ook Flore [280p:509]), zeven Florentia's, drie maal een Florentina, Florina ([312p:32, vereerd in Frankrijk]), Formosa, Frontonia, Fulchira, Fulgena,
Gelamia, drie Gelasia's, Gelidonia, vier maal een Geminiana, Genelaa, Generosa, zeven maal een Genovefa, Geramia, vijf Gerasina's, Gerburgis, Gérénie ([280p:509]), twee Germana's, drie maal een Gertrudis, Grata, Gregoria,
Gregoria van Keulen, Duitsland; martelares met Ursula en 11000 maagden.
Feest 21 oktober.
Niet volgens de gebedsvisioenen van Elisabeth van Schönau en Hermann-Jozef van Steinfeld, maar op grond van oude toevoegingen door Ado en omdat zij al heel vroeg voorkomt in Keulse lectionaria, behoorde zij volgens de overlevering tot het gevolg van Ursula.
[100»10.21;340]
Gyafridis, Gyana,
Hadwig (ook Avoie [280p:509], Avoja [Wlz.1990p:317], Avoy [Pzc.2002p:394], Avoye [317p:32]), Hedewigis of Hedwig) van Keulen, Duitsland; martelares met Ursula; † ca 453.
Feest 6 mei & 21 oktober.
Zij wordt vereerd in het naar haar genoemde Bretonse buurtschapje St-Avoye in Pluneret (gem. Auray, Morbihan). Zij heeft er een prachtige kapel uit de 16e eeuw met een jubé uit dezelfde tijd. Tevens is er een uitgeholde steen te zien die vanouds genoemd wordt ‘bootje van Sint Avoye’.
Roy veronderstelt dat haar naam een vrouwelijke verbastering is van Ivy, omdat het daar ook Lotivy (= Ivyplek’) heette..
[Roy.1986p:70]
In Bretagne wordt haar voorspraak ingeroepen om kracht in slappe beentjes van kleine kinderen te krijgen. In vroeger tijden zette men in de kapel van de heilige de kleuter met blote rug op een uitgeholde steen waarin zich een kruisje aftekende. Daarbij wreef men met de lendenen tegen de kille steen, en men offerde een sneeuwwitte kip, teken van onschuld.
[AAS»Hadwig; DSB.1979p:36-37; Gby.1991p:509; Lo1.1837p:LI; Pzc.2002p:394; Wlz.1990p:32; Dries van den Akker s.j./2008.02.29]
Hectoria, vier Helena's, Helpridia, Helprodia, Herdara (ook Herdera), Herengardis, Hermegardis, Hermingardis, zeven maal een Hermolaa, drie Hiacyntha's, Hildegundis, Historia, Hiwana (ook Hywana), drie maal een Hodierna, Hodiernia, Honesta (ook Honorée [280p:509;317p:32, vereerd in Frankrijk en Doornik]),
Ichonia, Ida (volgens de overlevering een zuster van Odilia van Bretagne), zes maal een Illustris, Imma (volgens de overlevering een zuster van Odilia van Bretagne), Immeria (= Imma?), Inducta, Ipochridia, Irmtraud (ook Irmtrud of Irmintraut), Isamia, Isanna, Ivoritta,
Jeronia, Johanna (ook Jeanne [280p:509;317p:32]), drie maal een Josippa (ook Jozefa), twee Jotha's, Juditta, drie Julia's, tien Juliana's (ook Julienne [280p:509], vier Julitta's, vier Justina's, Justitia, Juvenalis,
Lacedomia, Laetitia, Languide ([280p:509;317p:32]), Liburgis, Liburtia, twee Lucentia's, dertien Lucia's, drie Lucretia's, twee maal een Luminosa, Lupina,
Macharia (ook Macaria), Mactande ([280p:509;317p:32]), Magmara, Magmorach, Magna, twee Marcella's, Mardie ([280p:509]), tien Margarita's, vier Maria's, Martha, Martina, Matrona, Mathildis, Meandra, Mechtonde ([317p:33]), Melandria, twee maal een Melchia, Melchis, Meldonia, Mellifrodica, Menandra, twee maal een Metildis, Micronia, vier maal een Mobilia, Modesta,
twee maal een Natalia (ook Nathalie ([280p:509;317p:33, vereerd in Frankrijk]), Nazaria, twee Nestoria's, acht Nicolitta's
Nicolitta van Keulen, Duitsland; 8 martelaressen met Ursula en 11000; † 453.
Feest 21 oktober.
De legende heeft liefst acht heiligen van deze naam overgeleverd die allen deel uit maakten van het gezelschap van de H. Ursula:
-1- Nicolitta, achternicht van Holofernes (U.'s verloofde);
-2- Nicolitta, tante van Holofernes en vorstin;
-3- Nicolitta, oudste dochter van Nicolitta-Vorstin:
"De vader van die jongeman Holofernes [over wie de vorige paragraaf ging], welke dus de verloofde was van genoemde maagd Ursula, was een edel koning die over machtige legers en rijkdommen beschikte. Deze nu had vijf broers en evenzoveel zusters; van die broers waren er vier in de adelstand gehuwd, terwijl de vijfde daar nog te jong voor was. Eén van hen was getrouwd met een dochter van een koning; haar zussen waren weer getrouwd met mannen van de hoogste adel. De eerste van bovengenoemde broers had twee maagdelijke dochters meegebracht naar de zalige Ursula: Filippia en Eunomia; deze Filippia was verstandig, deugdzaam en wijs; zij was gehuwd met de broer van een koning. De tweede van bovengenoemde vijf zussen zond één dochter: Nicolitta. De derde zus stuurde er twee: Europa en Nobiliana. De vierde drie: Euchodia, Proba en Hiacyntha. Tenslotte had de zalige Nicolitta, de eerste van de zussen die met deze groep maagden vertrokken is, nog drie dochters bij zich: Nicolitta, Eufrasia en Eunomia. Deze vrouwe was zeer wijs en deugdzaam: reden waarom zij de algehele leiding kreeg over de tocht van de meisjes van koninklijke bloede die zich in haar gezelschap bevonden. De overige drie broers hadden vijf maagdelijke dochters gestuurd. Daarnaast werden er nog vele andere meisjes uit verschillende koningshuizen naartoe gezonden; ze waren niet alleen allemaal bijzonder gezien, maar bovendien op de een of andere manier verwant aan hertog Holofernes."
[CAP.II cap.vii.55 (A.S.: p.190)]
-4- Nicolitta, dochter van Eunomia: "Vervolgens zond koning Adulfus, zelf een koningszoon, de drie dochters die hij had met de [eerder genoemde] vrouwen mee; zij heetten Encletica, Sincera en Nobiliana. De twee overige broers hadden eveneens hun dochters meegestuurd: Pinnosa, Hermolaä en Germiniana; het waren ontwikkelde vrouwen en hadden een uitstekende naam; elk was getrouwd met een man van adel. Daarnaast brachten de twee dochters van genoemde koning, adellijke dames die Eunomia en Juditta heetten, op haar beurt weer drie dochters mee: de beide zusjes Hermolaä en Nicolitta, plus Praeclara; zij was een maagd die om religieuze redenen haar zuiverheid hoog had gehouden; zij had haar adellijke ouders, hertog Euticius en Juditta er steeds van weten te weerhouden om een echtgenoot voor haar te zoeken."
[CAP.II cap.xiii.68(A.S.p.193)]
-5- Nicolitta, dochter van Rogerus en Zaphirina: "[In het voorafgaande genoemde] Koning Arthur had twee broers; de ene was bisschop en heette Benedictus; de ander heette Pepinus: hij was van adel en een uitstekende hertog en gehuwd met de Zalige Alexandria, een tante van moederszijde van de maagd Ursula; zij was een voortreffelijke vrouwe van onschatbare waarde. Die hertog was de vader van de Zalige bisschop Columbanus en van diens broer de adellijke hertog Evodius en van hun zus de Heilige Marcella, een hoogstaande gravin. Het bovengenoemde drietal broers, de koning dus en die twee anderen, hadden een uitstekende zus, Zaphirina geheten; zeer deugdzaam, betrouwbaar en van goede levenswandel; zij was gehuwd met hertog Rogerus, een verstandig man en een trouwe echtgenoot. Uit hun heilige echtverbintenis hadden zij drie dochters gekregen, alle drie nog maagd: Benigna, Nicolitta en Zoya. Die Benigna was deugdzaam, verstandig, krachtdadig, beminnelijk, mooi om te zien, vriendelijk in de omgang en hartelijk. Zij was verloofd met Dagobertus, een man van hoge adel, een koningszoon. Genoemde drie zussen werden ook naar de maagd Ursula gezonden tesamen met nog een heel stel andere meisjes. De edele Dagobert is, geleid door Gods genade, zijn verloofde gevolgd, heeft zich tesamen met haar bij het gezelschap van heilige maagden gevoegd en is op reis gegaan naar den vreemde."
[CAP.IV.cap.xxi.86(A.S.p.197)]
-6- Nicolitta, dochter van Elisabeth: "[In het gebedsvisoen van Hermann-Joseph sprak de H. Tecla, zelf één van de heilige martelaressen uit Ursula's gezelschap, tot de schouwer:] 'Terwijl mijn moeder en ik Ursula bereikten, kwam er een adellijke vrouwe met ons mee, die met ons verwant was, Elisabeth geheten, samen met drie dochters; één van hen was net als Elisabeth getrouwd, terwijl de andere twee, Sincera en Nicolitta, maagd waren. Je moet in ieder geval weten dat jij het hoofd van de Heilige Sincera in bezit hebt, de edele maagd die familie van mij is. Verder wil ik dat je weet dat het lichaam van mijn verwante, de maagd Juliana, dat ook in jouw bezit is, mij zeer dierbaar is... etc."
[CAP.IV.cap.xii.89(A.S.p.198)]
-7- Nicolitta, zus van Saphyrus en Adamans
-8- Nicolitta uit de familie van Lucia en/of Germana: "De vader van [bovengenoem]de vrouwen was een nobel vorst, sterk en rijk; hij bezat een enorm gevolg, alles even adellijk van aankleding; hij kwam met een gezelschap van illustere maagden, en bracht zelf nog twee dochters mee; dezen waren allebei net verloofd met hoogst edelmoedige mannen: de verloofde van Lucia heette Saphyrus; die van de andere dochter Adamans. Het waren tweelingbroers, zonen van een hoogadellijk vorst. Ze hielden allebei zoveel van hun verloofde, dat ze hen zelf naar de maagd Ursula hebben gebracht. Verder gingen de twee dochters van bovengenoemde graaf, allebei adellijke vrouwen die Andolphia en Blasilla heetten, vergezeld van drie dochters: Germana, Blasilla en Felicitas; zij waren tegelijk hun bescherm- en leidsvrouwen. De verloofden van de maagden Lucia en Germana kwamen er uit hun koninklijke familie nog dertig maagden aan toevoegen; onder anderen hun drie zussen Nicolitta, Suffragia en Adwig, alle drie uitstekende maagden, die op hun beurt weer elk een voortreffelijke verloofde hadden. Er zaten ook nog zeven nichtjes onder: daarvan waren twee uitstekende maagden, Rigildis en Aleidis, verloofd met jonge koningen die een uitstekende naam hadden. De al eerder genoemde maagden Lucia en Germana hadden een aantal bevallige en schone jonge meisjes uit hun familie bij zich; bij vier van hen, Aleidis, Residis, Prothera en Nicolitta, straalde de geestkracht er vanaf; ze waren zeer indrukwekkend in hun deugdzame levenswandel. Elk was verloofd met een man van de hoogste adel."
[CAP.IV.cap.xxv.95(A.S.p.199)])
drie Nobiliana's, Octonia, drie maal een Odilia, twee Oliva's, Orsmarie ([280p;509;317p:33] = Urs(t)itia?), Osanna, Ottilia
Odilia (of Ottilie) van Brittannië, Keulen, Duitsland; maagd & martelares; † ca 453.
Feest 18 juli & 21 oktober
Volgens de overlevering was Odilia een vriendin van de heilige Ursula.
Het beroemde kloosterkerkje uit de Romaanse tijd van Sint-Odiliënberg nabij Roermond is sinds 1240 aan haar toegewijd. Wellicht omdat het kerkje relieken verwierf van Sint Odilia?
In 1287 (op 18 juli?) liet de kruisheer Joannes van Eppa van het toenmalige klooster te Parijs, in Keulen de Sint Odilia's relieken opgraven en overbrengen naar het moederhuis Clair-Lieu te Huy aan de Maas in de Belgische Ardennen. Onmiddellijk gaven de kruisheren opdracht tot het vervaardigen van een prachtige reliekschrijn. In 1292 was deze klaar; zo werden Odilia's relieken in een rijk beschilderde eikenhouten schrijn geplaatst. Na de Franse Revolutie kwam het kostbaar kleinood in het bezit van de parochiekerk te Kerniel (gem. Borgloon, België). Om de schrijn in een zijaltaar te kunnen onderbrengen, werden er aan alle kanten stukken afgezaagd. Daardoor werd het kunstwerk ernstig beschadigd. In 1951 lieten de kruisheren van de Belgische plaats Diest een reconstructie van de oude schrijn vervaardigen door de kunstenaar Koos van der Horst jr.
In het Belgische plaatsje Godsheide bij Hasselt wordt zij vereerd in de plaatselijke parochiekerk.
Zij is patrones van de Nederlandse plaatsjes Odiliapeel en St-Odiliënberg. Daarnaast is zij sinds 1287 beschermheilige van de orde der Kruisheren. Net als haar naamgenote van Hohenburg in de Elzas wordt haar voorspraak ingeroepen tegen oogkwalen.
[000»jrb;500; Dries van den Akker s.j./2007.08.29]
Palladia, Pallemonia, vier maal een Pallodora, Panéfrède (ook Panfrède [280p;509;317:33, vereerd in Frankrijk]), Papia, Penechya, twee Peregrina's, Perionia, vier Perpetua's, zes maal een Pinnosa (ook Pinoze [280p:509] onder wie degene die als aanvoerster genoemd werd, voordat Ursula de hoofdrol toebedeeld kreeg in de verhalen), Pionia, Placata, drie maal een Placentia, vijf Placida's, Plenaria, Polemia, twee maal een Polodoxia, Porfyria, Porthura, Praecipua, zes maal een Praeclara, twee maal een Praepotentia, Praxedema, vier maal een Praxedes, drie Pretiosa's, Principalis, Prisca, twee Proba's, Probantia, Procha, Prochdea, Prodicha, twee Prothea's, vier Prudentia's,
Rabagie ([280p:509]), Regedia, Regina (ook Reina; feest 1 juni & 21 oktober), Residea, twee maal een Residis, drie maal een Resindis, Rigildis, twee Rubetha's,
Sabatia, Sabina, Sacrosa, Salutaria, zeven Sapientia's (ook Sapience [280p:509]), Sapora, Saturia, Saturnina (ook Saturnie [280p:509]), Saula (ook Saule [280p:509]), Seconde ([280p:509;317p:32]), Sefronia, Sémibaire ([280p:509;317p:32, vereerd in Frankrijk]), Sentia, Serapia, vier Serena's, zeven Sibilia's, twee maal een Sibonia, Sigillindis (ook Sigellende of Sigillende)
Sigillindis van Keulen, Duitsland; martelares met Ursula en 11000 maagden; † 453; feest (30 augustus? &) 21 oktober
Volgens de Acta Sanctorum vermeldt De Saussaye in Keulen een heilige Sigillindis, maagd & martelares, op 30 augustus; herdacht in de kerk van de heilige Makkabeeën. Volgens hem is er verder niets over haar bekend; noch wie zij was noch over haar verering. Zou het gaan om de overbrenging van relieken van Sigillindis naar de kerk van de Heilige Makkabeeën?
Was zij een van de 11.000 legendarische gezellinen van Sint Ursula?
[100:08.30»praetermissi&10.21; 280p:509; 317p:32]
twee maal een Silvana, Silvaria, Simenia (ook Simonia?), Simera, twee maal een Simforiana, Simfronia, zes Sincera's, Sintheria, Sirapionia, Societas ([317p:32, vereerd te St-Maximin, Provence, Frankrijk]), vier maal een Sofia, Sontie ([280p:509]), twee maal een Sperans, Spes, Splendida, Sponse (ook Sponce [280p:509;317p:32, vereerd in Frankrijk]), Spretiana, Suffragia,
Thasis, twee Thecla's, Thelindris, Theodora, Theomata (ook Théomate [280p:509] of Thumette: vereerd in Bretagne),
Thumette (ook Theomata, Théomate, Thunvez, Tumette of Tunvez) van Bretagne, Frankrijk; martelares met Ursula † 11.000 maagden; † ca 453(?).
Feest 4 mei & 21 oktober (met Ursula).
De aanwezigheid van Thumette onder de elfduizend veronderstelde gezellen van Ursula gaat terug op een verhaal uit de 13e eeuw, opgetekend door Caesarius van Heisterbach († ca 1240), in zijn boek 'Gesprekken over Wonderen' ('Dialogus Miraculorum'): boek VIII, hoofdstuk 85:
'In het cisterciënzer huis Volkenrode in Thüringen is een paar jaar geleden een abt gestorven die bekend stond om zijn devotie voor heiligenrelieken. Vandaar ook dat de Heer zo vriendelijk was hem een visioen te tonen. Zo droomde hij op een nacht dat hij terecht was gekomen in de kerk van de Elfduizend Maagden in Keulen. Hij begreep dat er naast zeven anderen tegen een van de muren nog twee maagden begraven lagen...'
In enkele belangrijke handschriften werden hier de namen toegevoegd van Theumata, Eleumata en Christiancia (soms verbasterd tot Seucia of Sentia). In diezelfde handschriften werd het woordje 'twee' dan ook veranderd in 'drie'.
Zij wordt vooral vereerd te Bretagne, en is patrones van de Bretonse plaatsjes Kerity, Nevez en Plomeur (Finistère); het plaatsje Landunvez (Finistère) is naar haar genoemd. Ter ere van haar wordt te Kerity op de 3e zondag van mei een boetprocessie ('pardon') gehouden.
Priziac (p.380) houdt haar voor dezelfde als Juvelte; in dat geval zou ze een zuster zijn van Sint Maudez; haar feest staat op 15 april.
[AAS Octobris IX p:267 'Theomata in S. Ursula';DSB.1979p:346; Gby.19910p:509; Pzc.2002p:380; Dries van den Akker s.j./2006.06.27]
drie Tiberia's,
Urstitia (ook Ursitia), nog drie andere Ursula's,
Valère ([280p:509;317p:32, vereerd in Frankrijk]), Vedasta, drie maal een Venusta, drie Verena's, twee Verenia's, Verona, Veronia, Vibrande ([317p:32, vereerd in Kaiser-Augst] = Wibaude?), Victoria, Vincentia ([317p:32, vereerd te Marseille], verward met Vincentius?), twee Virgilia's, twee Virginea's, Virgulta, twee Viventia's, Vlatimalis, twee Vultura's,
drie maal een Walburgis (ook Walpurge [280p:509;317p:32]), Wibaude ([280p:509] (= Vibrande?), Wilhelma (ook Willena),
Zafirina en twee Zoya's.
Naast de vrouwen waren er ook nog mannen in Ursula's gevolg: mannen die zoals bv. paus Cyriavus zo onder de indruk waren geraakt van het enthousiasme van de vrouwen, dat ze zich bij hen aansloten; maar vooral ook ridders en hun helpers die op zich hadden genomen om de vrouwen te beschermen: onder wie:
Adamans, Adrianus, Adulfus, Aegidius, Aetherius (ook Etherius [280p:509]), twee maal een Alexander, Alfeus, Ambrosius, Anacho, Annibal, Antonius, Aquilinus ([280p:509]), Arthurus, Avitus, Aurelianus,
Bonifacius,
twee keer een Caesarius, Calistus, twee keer een Canutus, Christianus, Claudius, Clématus ([280p:509]), Clemens, Clodoveus, Columbanus, Croforus, de paus Cyriacus (ook Cyriaque [280p:509]),
Dagobertus, Dionethus Maurus,
Eipredius, Eleutherius, Eucharius, Eufromus, Eugenius, Eustachius, twee keer een Euticius, Eutropius, twee keer een Evodius,
Falconius, Felix, Filippius, Flocatus, Florens, Florentius, Florinus, Foilanus, twee keer een Folquinus, Fuchelingus,
Giramanus, Godelviach, Gorgonius ([280p:509]), Grégoire ([280p:509]),
Hardericus, Helvidius, Herwicus, Honoratus,
Isichius, Iwanus,
Jacobus, Jacobus van Antiochië, Johannes, Justinus, Juvatus ([280p:509]),
Killianus (ook Kilien [280p:509]),
Laurentius, Leo, Linold ([280p:509]), Lotharius, Lucius,
Macharius (ook Macarius), Magnus, Manander, Marculus patriarch van Byzantium, Maurisus bisschop van Lavicanus,
Nicanor, Nicolaus, Nicostratus, Nitidius,
Oliverius, Oriones,
Pantulus (ook Pontalius [280p:509]), bisschop van Basel, Pipinus, Pontius,
Recharus, Refridus,
Quirinus ([280p:509]),
Safirus, Selantius, Sibaldus, Sicharus, twee keer een Sicherus, Sidonius, Sifredus, twee keer een Sigemundus, twee keer een Simeon, Simplicius, Sincerus, twee keer een Siranus,
Urbanus,
Valerius ([280p:509]), Vincentius en
Wilhelmus.
[100; 280p:509; 317p:32v; Dries van den Akker s.j./2007.06.07]
Verering & Cultuur
Soms wordt de veronderstelling geuit dat het oorspronkelijk niet om elfduizend, maar om elf maagden ging. Het getal elfduizend zou ontstaan zijn, omdat er zou hebben gestaan XIM: dat zou dan gelezen moeten worden als afkorting van elf martyres, maar de hoofdletter ‘M’ zou abusievelijk opgevat zijn als het getal duizend. Voor deze veronderstelling heb ik nergens wetenschappelijk gevonden. Zelf denk ik dat het getal elfduizend te danken is aan Psalm 91,07:
‘Al vallen er duizend aan je ene zij, en tienduizend aan je rechter,
Toch zal het jou niet raken…’
Vanuit Keulen werden de relikwieën van de elfduizend maagden overal in Europa verspreid.
Zo kreeg de Vlaamse stad Brugge relieken van haar, waarvoor Memlinc zijn beroemde reliekschrijn vervaardigde.
In de middeleeuwen werd tijdens processies op kerkelijke feestdagen de boot van Sint Ursula, bevolkt met talloze maagden mee rondgereden op wieltjes. Vooral in het Rijnland zien we daar nog in vele kerken afbeeldingen van.
Duitsland
Ursula is de patrones van (de St-Ursulakerk in) Keulen.
Engeland
Zij is patrones van de plaats York (N.-Yorkshire).
[115p:435]
Frankrijk
Zij is patrones van de beroemde Parijse universiteit, de Sorbonne.
Nederland
Tegenwoordig zijn er nog Ursulakerken te Amsterdam (samen met Johannes), Oosterwolde en Warmenhuizen. Kerkrade heeft een Sint-Ursulaklooster; Nieuwveen een Sint-Ursulahuis, Wassenaar een Ursulakliniek.
Sint Ursula in Delft
In de middeleeuwen nemen drie heiligen in Delft een vooraanstaande plaats in. De eerste is de apostel Sint Bartholomeus. Het bruggetje bij de Oude Kerk heet nog steeds naar hem. Aanvankelijk draagt de hele Oude Kerk zijn naam en er is een altaar aan hem gewijd. Dat komt, omdat de stichter, Bartholomeus van der Made, zijn eigen patroonheilige kiest voor de kerk. 24 augustus is zijn dag. Hij is overigens vooral bekend door een nacht: in 1572 worden in die nacht duizenden Franse protestanten om het leven gebracht. Zes jaar daarvoor heeft op diezelfde dag in de Oude Kerk een beeldenstorm gewoed. Volgens de geschiedschrijver Michael Vosmerus grijpt Sint Bartholomeüs niet in, omdat hij inmiddels het veld heeft moeten ruimen voor een andere heilige: Sint Hippolytus.
Sint Hippolytus is in 1396 als stadpatroon aangenomen. Dat gebeurt omdat Delft op zijn naamdag (13 augustus) haar stadsrechten weer heeft ontvangen, na ze in 1359 te zijn kwijtgeraakt als gevolg van de Hoekse en Kabeljauwse twisten: de stad kiest partij tegen hertog Albrecht, maar die komt als winnaar uit de strijd. Delft krijgt later haar stadsrechten weer terug nadat het diezelfde Hertog Albrecht tegen de Friezen heeft gesteund.
Daarom heeft wellicht bij de keuze van deze nieuwe heilige nog een rol gespeeld heeft dat het een Romeins legerofficier was. Hij komt volgens de overlevering tot geloof als gevangenbewaarder van Sint Laurentius. Keizer Valerianus brengt hem ter dood door hem door wilde paarden aan touwen door distels en doornen te laten slepen. Zijn naamdag, 13 augustus, is voor Middeleeuwse Delftenaren een vrije dag.
Na 1396 wordt de Oude Kerk de Sint Hippolytuskerk, tot aan de reformatie. Delft zal nog drie kerken en kerkjes met die naam kennen. Allereerst draagt een schuilkerkje aan het begijnhof die naam. Aan het einde van de 19e eeuw bouwen de empanciperende rooms-katholieken weer een grote kerk met die naam en wel aan de Voorstraat. Die wordt -nog steeds tot verdriet van velen- al in de jaren zestig weer gesloopt. Een kleine groep parochianen blijft kerken in de voormalige kapel van de Heilige Geestzusters. Sindsdien heet die kapel Hippolytuskapel. Delft heeft een Hippolytustoren (ter hoogte van de Wateringse Vest) gekend en kent nu nog een Hippolytusbuurt, een Hippolytusgebouw (H-gebouw) van het Reinier de Graaffgasthuis en een woningbouwvereniging met die naam.
De middeleeuwse Delftenaren kopen in Keulen relikwieën van Sint Hippolytus. Keulen was namelijk de zetel van de aartsbisschop waaronder ook de Nederlanden vallen. Werklieden metselen de relikwieën in 1396 in in de Oude Kerk. Relieken van heiligen zijn in de middeleeuwen zeer gewild: ze trekken pelgrims; dat geeft 'devotie en negotie' om met de titel van een boek te spreken dat onderzoek doet naar vier Delftse pelgrimsbeelden uit de middeleeuwen. Als de beide parochiekerken van Delft halverwege de 15e eeuw nog eens op relikwieën uitgaan, bezwendelt een Keulse handelaar ze: de relieken zijn vervalst tot en met de kerkelijk erkende echtheidsbewijzen aan toe!
Als de parochianen in 1404 naast Maria een tweede patroon zoeken voor de nieuwe kerk aan de Markt, herinnert men zich dat de Keulenaren naast de relieken van Hippolytus die van Ursula vereren: zo wordt Ursula patrones van de Nieuwe Kerk.
Sint Ursula wordt in 1404 patroonheilige van de Nieuwe Kerk.
"1411/12 van truysusters cluse te tymmeren"
"In deze tijd van het genoemde jaar 11 of 12 zijn er veel vrome dingen gaande in het hart van de mensen. Buiten tegen de zuid-oostkant van de kerk (= Nieuwe of St. ursulakerk op de Markt) ter hoogte van het Sint-Jorisaltaar tussen het kruiswerk en het koor wordt een afgesloten kluisje gebouwd (het kluisje bevond zich dus aan de kant van de Nieuwe langendijk), bestemd voor een vrouw die ernaar verlangde om een contemplatief leven in afzondering te leiden. In de volksmond werd ze Truidezuster genoemd. Daar zou zij onafgebroken tot haar dood doorbrengen. Zij leidde er een gestreng leven, zoals vele mensen met eigen ogen hebben kunnen conmstateren. Soms werd zij midden in de nacht buiten haar kluis aangetroffen: dan kroop zij op blote knieën op het kerkhof rond (= de tuin rond de kerk, waar ook de armere overledenen begraven werden. Wie het zich kon permitteren liet zich binnen in de kerk onder de plavuizen bijzetten; zo bracht men tot uiting dat de levende gelovigen a.h.w. stonden op de schouders van hun voorgangers). Men kon dus gemakkelijk waarnemen hoe streng haar levenswijze was.
Men had een oud, rechtschapen priester benoemd tot haar biechtvader. Hij kwam haar zo nu en dan opzoeken, want hij had een slutel van haar kluis. Dan kon het voorkomen dat hij haar aantrof in verheven contemplatie. In dergelijke gevallen ging hij weer stilletjes naar buiten, zonder dat zij er iets van merkte.
Meerdere mensen heeft hij althans verteld dat hij daardoor zeer gesticht was. Deze priester bracht haar geregeld de communie.
Aan de binnenkant van de kerk was in de muur van het koor een gat gemaakt met een tralievenster, dat zij naar believen van binnenuit kon openmaken. Op die manier kon zij de mis op het hoogaltaar volgen en kijken naar Onze Lieve Heer daar.
Of er nu winterse kou was of zomerse warmte, nooit heeft ze die kluis meer verlaten, tenzij dan 's nachts, zoals we hierboven al vertelden. Ze scheen er altijd al naar verlangd te hebben om op die manier voor God en voor Maria te leven en te sterven. Soms kreeg zij wat eten toegestopt van goedhartige mensen die haar van buiten af door het tralievenster konden aanspreken.
We zouden over haar deugdbeoefening en boetedoening nog veel kunnen opschrijven, maar dat zullen we hier kortheidshalve achterwege laten.
Op Sint-Ursuladag van het jaar 59 is Truidezuster gestorven in de kluis, waarin ze zo lange tijd haar voorbeeldig leven heeft geleid. Ze kreeg een mooie uitvaart. Ze is begraven op de plaats waar haar kluisje stond.
Lang daarna is ze nog even tevoorschijn gekomen. Toen nl. in het jaar 65 de fundamenten werden gelegd voor de pilaren van het verhoogde priesterkoor. Ze lag er nog geheel gaaf bij, alsof zij op die dag zelf nog begraven was. Men heeft haar een beetje meer naar het zuid-oosten onder de trans verplaatst, zodat ze precies kwam te liggen onder het glasvenster waarop zij stond afgebeeld, knielend voor Onze Lieve Vrouw en gepresenteerd door Sint Ursula.
Juist op die bewuste Sint-Ursuladag was bisschop Joost (de hulpbisschop van Utrecht) in de stad, want de dag daarop zou hij het nieuwe koor wijden bij de Minderbroeders (=het verdwenen franciscaner klooster op de plaats van de huidige Beestenmarkt). Hij deed haar gezongen uitvaart."
[Dr. D.P. Oosterbaan 'Kroniek van de Nieuwe kerk te Delft. Inleiding & Aantekeningen door -' in: Haarlemse Bijdragen Dl.65, 1985 pp.197-198.218; Dries van den Akker s.j./1999.04.25]
Op 24 augustus 1566 woedde de beeldenstorm in de Hippolytuskerk, uitgerekend de feestdag van de voormalige patroonheilige, Sint Bartholomeus. Michael Vosmerus meende dan ook dat Bartholomeus dit had toegelaten als straf voor het feit dat hij destijds het veld had moeten ruimen ten gunste van Sint Hippoliet . Vele kostbare en dierbare devotionalia en religieuze voorwerpen gingen verloren. In 1572 volgde een nieuwe golf van vernielingen. Tenslotte ging de kerk op 23 april 1573 over in handen van de 'Nieuwe Leer'. De paapse leer werd officieel verboden. In de praktijk betekende het dat de voormalige pastoor van de Hippoliet uitweek naar het Begijnhof en daar voor een handvol getrouwen zijn ambt bleef uitoefenen. Hij koos als patroon voor zijn schuilkerkje aldaar Sint Hippolytus. (Juist zoals zijn collega van de Nieuwe Kerk voor zijn schuilkerkje op het Bagijnhof Sint Ursula koos). De pastoor van de Oude Kerk vroeg en verkreeg van de paus in Rome nieuwe relieken voor liturgisch gebruik,
Het eind van het liedje was dat de jezuïeten eind 1708 uit de stad werden verjaagd, en dat de geestelijkheid van de in 1748 samengevoegde Hippolytus- en Ursulakerk op het Begijnhof uiteindelijk kozen voor de afscheidingsbeweging van de Oud-Katholieke Kerk. Opmerkelijk is dat intussen Hippolytus daar als patroon verdwenen is: het kerkje op het Bagijnhof is toegewijd aan Ursula en Maria...!
Oostenrijk
Zij is patrones van de universiteit van Wenen.
Portugal
Zij is patrones van de beroemde universiteit te Coimbra.
Daarnaast is zij patrones van de door Sint Angela de'Merici gestichte orde der ursulinen; van de huwelijkse staat; van de jeugd, van (huilende) kinderen, leraressen, onderwijzeressen en wezen; en van lakenhandelaren en manufacturiers.
Haar voorspraak wordt ingeroepen voor een gelukkig huwelijk, tegen kinderziekten, in oorlogstijden, tegen brand en oorlog, voor een zalige dood en tegen de kwellingen van het vagevuur.
Zij wordt afgebeeld als jonge koninklijke maagd met lang loshangend haar; met boek; kruisvaan; een of twee pijlen in de hand of door de hals (martelaarschap); meisjes onder haar mantel (gezellinnen die ze beschermt); met palmtak; een schip naast zich; omgeven door maagden bij haar aankomst.
Weerspreuk(en)
'Doe met Ursula de oogst naar binnen;
anders komt Judas (28 okt.) met sneeuw voor de pinnen.'
'Op Ursula moet het gras binnen,
voor Judas en Simon (28 okt.) met sneeuw beginnen.'
© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen