× 
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

           
welkom menu contact zoeken
HeiligenkalenderHeiligen op naamPatroonheiligenHedendaagse namenMeer...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van de hagiografieën, overleed 30 oktober 2022
† 362  Cyriacus van Jeruzalem met Anna

Info afb.

Cyriacus (ook Quiriacus of Kuriakos; oorspronkelijk Judas) van Jeruzalem, Palestina; patriarch & martelaar met zijn oude moeder Anna; † 362.

Feest 28 oktober.

Volgens de legende heette Anna's zoon aanvankelijk Judas. Hij was de jood, die volgens de legende zo'n belangrijke rol speelde bij de terugvinding van het heilig kruis door keizerin-moeder Sint Helena in Jeruzalem. In die legende wordt ook verhaald, hoe hij zich bekeerde en uiteindelijk bisschop werd van Jeruzalem; bovendien maakt de legende ook een toespeling op de marteldood die hij zou ondergaan. We horen erover in de Legenda Aurea van Jacobus de Voragine († 1298; feest 13 juli).

Legende: Keizerin Helena vindt het Heilig Kruis terug
Toen Helena naar Jeruzalem gekomen was, liet zij de verstandigste Joden die er in het hele land te vinden waren, bij zich ontbieden.
De Joden schrokken niet weinig toen ze ervan hoorden. Ze zeiden onder elkaar: 'Waarom, denk je, zou de koningin ons bij zich hebben laten ontbieden?' Daarop zei er één, die Judas heette: 'Ik weet dat ze van ons te weten wil komen, waar het kruis ligt, waaraan Christus gekruisigd werd. Kijk uit dat niemand van jullie dat verraadt. Want je moet weten: als dat gebeurt heeft onze Wet afgedaan en gaat het geloof van onze vaderen voorgoed verloren. Want zo heeft het mijn voorvader Zacheus aan mijn vader Simon aangekondigd en mijn vader heeft het mij weer toevertrouwd op zijn doodsbed.' Hij zei: 'Kijk uit, mijn zoon, als ze ooit het kruis van Christus komen zoeken. Want dan kun je het maar beter aanwijzen dan dat je er martelingen voor moet ondergaan. Maar weet ook dat er op dat moment een eind zal komen aan het Rijk van de Joden. Dan zullen degenen die de gekruisigde aanbidden de macht overnemen. Want deze Christus was de Zoon van God.' Toen zei ik: 'Vader, als onze vaderen dan zelf ook erkenden dat Hij Gods Zoon was, waarom hebben ze Hem dan gekruisigd?' 'God weet dat ik niet meegegaan ben in hun raadsbesluit, ik ben er steeds op tegen geweest. Maar ze hebben Hem gekruisigd, omdat Hij de Farizeeën gestraft had voor hun boosaardigheid. Daarom! Maar Hij stond op op de derde dag en voer voor de ogen van zijn leerlingen ten hemel. Mijn broeder Stefanus geloofde in Hem. Vandaar dat hij door de Joden in hun woede is gestenigd. Dus kijk uit, mijn zoon, dat je noch Hemzelf, noch één van zijn leerlingen beledigt.'

Nu gebeurt er in de legende iets opmerkelijks. Bisschop Jacobus die haar in de 13e eeuw op schrift stelt, voegt er een persoonlijke aantekening aan toe. Hij betwijfelt of de legende wel juist kan zijn.

Nu lijkt het ons niet zo geloofwaardig dat de vader van deze Judas geleefd zou hebben in de tijd van Jezus' lijden, want intussen waren er tot Helena's tijd zo'n 270 jaren voorbijgegaan. Maar men zegt wel dat de mensen toen langer leefden dan nu.

Na deze kritische aantekening vervolgt hij zijn verhaal.

De Joden spraken nu tot Judas: 'Van die verhaaltjes hebben we nog nooit gehoord. Maar als de koningin je vragen begint te stellen, zou ik maar uitkijken om er iets van aan de grote klok te hangen.' Toen ze goed en wel voor de koningin geleid waren, vroeg Helena waar de plaats van Christus' kruisiging te vinden was. Maar geen van hen wilde haar de plek aanwijzen.
Daarop beval zij al de aanwezige Joden in het vuur te doen verbranden. In doodsangst begonnen zij met zijn allen naar Judas te wijzen: 'Deze hier, majesteit, is een rechtvaardige en een profetenzoon; hij kent de Wet op zijn duimpje; hij kan u alles vertellen wat u maar weten wilt.' Toen liet Helena ze allemaal gaan, alleen Judas hield ze bij zich en zei tot hem: 'Dood en leven zet ik voor je neer: kies maar wat je wilt. Wijs mij de plek aan die Golgotha heet en waar Christus dus werd gekruisigd in de hoop dat ik zijn kruis er nog terugvind.' Judas gaf haar ten antwoord: 'Hoe kan ik nou zo'n plek nog weten, waar er al meer dan tweehonderd jaar voorbij zijn gegaan: ik bestond toen nog niet eens!' Daarop zei de koningin: 'Ik zweer je bij de gekruisigde dat ik je van honger zal laten omkomen, als je mij de waarheid niet zegt.' Nu liet zij hem in een leegstaande put gooien en uithongeren. Zo lag hij daar zes dagen lang.
Op de zevende dag smeekte hij dat hij eruit gehaald zou worden; dan zou hij de plek van de kruisiging aanwijzen. Men trok hem eruit en hij ging ze voor naar de bedoelde plek; daar bleef hij staan en bad een ogenblik. Toen beefde de aarde en een rook van goddelijke geur verspreidde zich daar. Judas sloeg zijn handen ineen van verbazing en riep: 'Waarlijk Christus, u bent echt de Redder van de wereld.' Precies op die plek - zo lezen wij althans in de Kerkgeschiedenis - stond een Venustempeltje, dat keizer Hadrianus (117-138) daar nog had laten neerzetten met de bedoeling dat wanneer een christen daar ging bidden, het leek alsof hij tot Venus bad. Vandaar dat sindsdien niemand daar meer heen was gegaan en de plek uiteindelijk zo goed als volkomen in vergetelheid was geraakt. De koningin liet het tempeltje tot op de grond toe afbreken, vervolgens liet ze de grond omspitten en omploegen. Daarop omgordde zich Judas en begon met alle kracht die in hem was te graven.
Twintig voet onder de aarde stootte hij op drie kruisen. Die bracht hij onmiddellijk naar de koningin boven. Helaas waren ze niet in staat Christus' kruis te onderscheiden van de kruisen der misdadigers. Daarom legden ze de kruisen midden in de stad en wachtten af of de Heer zijn macht zou tonen. En zie, op het negende uur droeg men daar een dode jongeman voorbij. Judas liet de baar stilhouden en legde vervolgens het eerste en het tweede kruis op de dode. Maar die verroerde zich niet. Maar toen men het derde op hem legde, werd de dode onmiddellijk weer levend.

In de kerkgeschiedenis lezen we daarentegen dat één van de adellijke vrouwen uit de stad op dat moment stervende was. De bisschop van Jeruzalem, Macarius († 353; feest 10 maart), liet nu het eerste en het tweede kruis over haar heen leggen; maar het één noch het ander hielp. Echter, toen hij het derde op haar legde, sloeg zij de ogen op en bleek weer gezond. Ambrosius zegt dat hij het kruis herkende aan het opschrift dat Pilatus had laten aanbrengen: hij trof het er aan en kon het lezen.
Toen dit allemaal geschiedde, krijste de duivel in de lucht: 'O Judas, wat heb je gedaan? Het tegendeel van wat destijds míj Judas deed: want die heeft op mijn advies Christus verraden; terwijl jij tegen mijn zin zijn kruis hebt teruggevonden. Híj heeft voor mij vele zielen weten te winnen en door zijn toedoen had ik macht over het volk, terwijl jíj mij probeert te verdrijven uit mijn rijk!? Maar ik zal je zeggen wat ik ga doen: ik zal het je betaald zetten en ik zal een vorst tegen je in het geweer brengen die van zijn geloof in de gekruisigde is afgevallen. Hij zal je ten koste van zware pijnen dwingen om Christus te verloochenen.' Daarmee doelde hij op Julianus de Afvallige (361-363).

Later zou Judas bisschop van Jeruzalem worden; in die hoedanigheid zou de duivel hem veel pijn bezorgen en hem uiteindelijk tot martelaar maken. Toen Judas het roepen en krijsen van de duivel hoorde, werd hij helemaal niet bang, integendeel hij vervloekte hem onverschrokken met de woorden: 'Dat Christus je mag verdoemen in de afgrond van het eeuwige vuur!' Daarop werd Judas gedoopt en Quiriacus genoemd.

Veelbetekenende naamsverandering: 'Judas' = 'jood'; 'Quiriacus' = 'tot de Heer (= Jezus) behorend'.

Toen niet lang daarna de bisschop van Jeruzalem overleed, werd hij in zijn plaats benoemd.
Met dat al had Helena nog altijd de spijkers van het kruis van Onze Heer niet gevonden. Daarom verzocht zij aan bisschop Quiriacus of hij er op de betreffende plek nog eens naar wilde gaan zoeken. Quiriacus begaf zich erheen en sprak een gebed tot God: op datzelfde moment kon je de spijkers, als waren van ze van goud, in de aarde zien opglanzen. Hij raapte ze op en overhandigde ze aan de koningin. Zij boog het hoofd en knielde neer en aanbad ze met grote devotie.
[naar JACOBUS de Voragine 'Legenda Aurea' onder Kruisvinding].

Zoals we in de legende al hoorden, stierf Cyriacus de marteldood. In 362 werd hij op last van keizer Julianus de Afvallige gearresteerd, op afschuwelijke wijze gefolterd en tenslotte levend verbrand.

Tijdens deze martelgang had zijn oude moeder, Anna, het klaargespeeld met veel misbaar door de afzetting van de wacht heen te breken om haar zoon nog één keer te omhelzen. Zij werd vastgegrepen en net zo lang met brandende fakkels toegetakeld tot ook zij uiteindelijk bezweek onder haar verwondingen.


Bronnen
[140; Dries van den Akker s.j./2007.10.16]

© A. van den Akker s.j.

VoorwoordHoe wordt men heilige?
© AuteursrechtWoordenboek
LeeswijzerGastenboek
Bronnen