× 
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

           
welkom menu contact zoeken
HeiligenkalenderHeiligen op naamPatroonheiligenHedendaagse namenMeer...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van de hagiografieën, overleed 30 oktober 2022
† ca 350  Nicolaas van Myra

Info afb.
 Inhoud van deze pagina  Algemeen
De intocht en Markus 13,24-32
Tussen twee stoelen
Consumptie

Nicolaas (ook Nikolaj, Nikolaus) van Myra (ook van Bari, Lipnenskij, van Lipno, Sarajskij of De Wonderdoener), Klein-Azië / Bari, Italië; bisschop; † ca 350.

Feest 9 mei (overbrenging relieken van Myra naar Bari) & 6 december.

Geschiedenis
Nicolaas moet geboren zijn rond 280 in de stad Patara. Volgens de overlevering was hij bisschop van Myra in de eerste helft van de 4e eeuw.

Historisch gesproken is er over hem nagenoeg niets bekend. Des te meer weten de legendes over hem te vertellen.

Kindheidsverhalen
Nicolaas was afkomstig uit de stad Patara in Lycië, gelegen aan Turkse zuidkust, iets ten westen van Myra. Zijn ouders waren rijk en vroom. Ze hebben hun kind dan ook met gebeden van God afgesmeekt. Zijn vader heette Epiphanes, zijn moeder Johanna. Toen zijn ouders hem kregen, waren ze in de bloei van hun leven. Maar vanaf dat moment zagen zij verder af van elk lichamelijk contact.Reeds op de dag van zijn geboorte ging de kleine Nicolaas - toen hij in bad werd gedaan - uit eigen beweging rechtop in het badje staan. Als baby dronk hij elke dag op de vaste tijden de moedermelk. Maar niet op woensdag en vrijdag. Dan dronk hij alleen 's avonds. Deze gewoonte om te vasten heeft hij zijn hele verdere leven volgehouden. Zie ook de afbeeldingen 1, 23 en 24.

In zijn jeugd deed hij niet mee aan de nutteloze spelletjes van zijn vriendjes. In plaats daarvan ging hij vaak naar de kerk. Hij probeerde alle stukken uit de Heilige Schrift die hij er hoorde, te onthouden.

Nicolaas-Legende: Drie Meisjes
Bij de dood van zijn ouders werd hij schatrijk. Nu zocht hij een manier om zijn rijkdommen goed te besteden. Niet om bij de mensen gezien te worden, maar om God te eren. Eén van zijn buren, die van goede huize kwam, was straatarm geworden. Hij zag nog maar één mogelijkheid om zichzelf en zijn drie dochters in leven te houden: namelijk zijn dochters als prostitué te laten werken. Toen Nicolaas dat vernam, was hij vol afschuw over zo'n wandaad. Hij wikkelde een klomp goud in een doek en gooide die 's nachts door het raam bij die buurman naar binnen.

Vervolgens nam hij ijlings de benen. Niemand had hem gezien. Toen de man de volgende morgen opstond, vond hij de klomp goud. Hij dankte God en begon onmiddellijk alles in orde te maken voor het huwelijk van zijn oudste dochter.

Enige tijd later schonk onze dienaar Gods op diezelfde manier weer een klomp goud. Toen de buurman die vond, jubelde hij het uit. Nu nam hij zich voor verder wakker te blijven. Zo wilde hij erachter komen wie hem op deze manier uit de armoede hielp. Welnu, een paar dagen later zeilde er weer een klomp naar binnen. Deze was wel twee keer zo groot als de vorige en maakte dus nog al wat leven, toen hij op de grond terecht kwam. Dat hoorde die buurman. Hij zette prompt de achtervolging in. Maar Nicolaas was er vliegensvlug vandoor gegaan. De buurman smeekte de wegrennende gestalte vóór hem te blijven staan. Hij wou zo graag zijn gezicht even zien. Hij liep zo hard dat hij uiteindelijk de jongeman toch inhaalde... en herkende. Hij wierp zich voor hem neer en maakte zelfs aanstalten om zijn voeten te gaan kussen. Maar Nicolaas weerde zijn dankbetuigingen af. Hij eiste alleen maar dat hij tot aan zijn dood het geheim zou bewaren van de vriendendienst die hij hem bewezen had.
[183; Romeins Brevier]

Nicolaas stilt storm
Hij heeft zich later geheel aan God gegeven. Zo reisde hij naar Palestina om de heilige plaatsen te bezoeken. En vereerde ze. Tijdens die bedevaartstocht vertrok hij per schip bij heldere hemel en kalme zee. Maar hij voorspelde de zeelui, dat er noodweer zou komen. En het kwam. Al heel gauw. Allen zagen zich plotseling in levensgevaar. Maar hij begon te bidden. En het hield wonderwel op.
[183]

Nicolaas wordt bisschop
Op de terugweg naar huis werden deze bewijzen van zijn bijzondere heiligheid overal bekend. Hij kwam nu - en dat was een ingeving van God - in Myra aan, de hoofdstad van Lycië (in het zuidwesten van het huidige Turkije): juist in de tijd, dat de bisschop van die stad gestorven was, en de bisschoppen uit de omgeving bijeen waren om te overleggen, wie hier opvolger moest worden. Er zat een bisschop tussen die veel gezag had. Als die iets van mening was, meenden zijn collega's dat ook. Deze bisschop had alle anderen opgedragen om te vasten en te bidden. 's Nachts echter hoorde hij een stem, die hem zei, dat hij de volgende ochtend bij de kerk moest gaan staan, en de eerste de beste tot bisschop moest wijden, die Nicolaas bleek te heten. Meteen bracht hij deze opdracht aan de andere bisschoppen over. Zo begaf hij zich naar de kerk en vatte er post bij de deur.

Het wonder wilde, dat Nicolaas - door God gezonden - al voor dag en dauw naar de kerk ging. Toen hij naar binnen stapte, kwam de bisschop op hem af, want die dacht: "Ik zal eens even vragen naar zijn naam." Argeloos als een duif boog hij het hoofd en zei: "Nicolaas, dienaar van Uwe heiligheid." Toen hebben ze hem daar bij de deur vastgegrepen en met algemene stemmen meteen maar als bisschop geïnstalleerd. Ze bekleedden hem met schitterende sieraden en troonden hem op de bisschopszetel.

Ondanks alle eerbetuigingen bewaarde hij altijd zijn oude nederigheid en zijn serieuze levenswandel. Hij bracht de nacht steeds in gebed door. Hij geselde zijn lichaam en je zag hem nooit in gezelschap van vrouwen. Hij ontving je eenvoudig, stond je doeltreffend te woord, gaf je ijverige goede raad en strenge berispingen.
Er is een kroniek die zegt, dat Sint Nicolaas ook deelnam aan het beroemde Concilie van Nicea, in 325.
[183]

Nicolaas-legende: Spiridon van Kos
'Waarom 6 december op het eiland Kos niet als feest van Sint Nicolaas wordt gevierd, maar beschouwd wordt als een gewone doordeweekse dag'

Omstreeks het jaar 320 zal het geweest zijn, dat er op het eiland Kos - één van de Griekse eilandjes voor de Turkse kust (maar dat gebied behoorde toen allemaal tot het Romeinse Rijk) - dat er op dat eiland Kos dus een goede bisschop leefde, Spiridon. Hij was een heel hartelijke man, maar niet zo intelligent als je eigenlijk van een bisschop wel zou mogen verwachten. Hij sprak ook niet welsprekend Grieks zoals bijvoorbeeld andere collega-bisschoppen. Spiridon was dan ook maar een eenvoudige schaapherder geweest. Gestudeerd had hij niet. Hoe was hij dan bisschop geworden? Toen het bericht kwam, dat op het eiland Kos een bisschop gekozen moest worden, waren alle herders bij elkaar gaan zitten, en spraken af, dat de aardigste van hen er de aangewezen man voor zou zijn. Er werd gestemd, en Spiridon was gekozen. Een groot cadeau hadden die eenvoudige herders aan hun nieuwe bisschop niet kunnen geven. Op het vasteland had één van hen op de markt een gitzwarte ezel gekocht, een zeldzame kleur voor zo'n beest. Zijn secretaris reed op een gewone grijze ezel. Die secretaris had hij eigenlijk niet nodig. Hij kwam alleen goed van pas als gezelschap.

Tegenover Kos lag indertijd op het vasteland een vrij onbetekenend plaatsje, Myra. Maar de inwoners van die stad streefden ernaar om steeds groter en belangrijker te worden. Myra moest een stad worden op het voorste plan van de landelijke politiek. Een stad waar je rekening mee hield. Toen ze een bisschop hadden moeten kiezen, hadden ze dan ook een man genomen waarmee je voor de dag kon komen: Nicolaas. Híj had wel gestudeerd, en was bijzonder scherpzinnig. Zijn Grieks was elegant en verzorgd. Allemaal dingen dus die je ook van een béétje bisschop indertijd mocht verwachten. De hele bevolking had destijds bijgedragen aan het bijzonder zeldzame cadeau voor de bisschop: een volkomen wit paard. In tegenstelling tot Spiridon had de bisschop niet één, maar twee secretarissen; de bevolking zamelde goud in om voor beiden een kostbare volbloed Arabische hengst te kunnen aanschaffen. Dat toonde! Nicolaas keek natuurlijk met minachting neer op zijn collega van Kos, of - zoals hij hem noemde - 'die boer van de overkant'.

Nu gebeurde het, dat er destijds in de kerk een geweldige strijd aan de gang was. Toen ook al. De geloofsgemeenschap was ernstig verdeeld over de vraag hoe je nu precies over de persoon van Jezus Christus moest spreken. Moest je van Hem zeggen, dat Hij God was? Hoe zat dat dan, want Hij was immers een mens geweest? Of moest je zeggen dat Hij mens was geweest? Maar wat bedoelden dan de heilige bijbelboeken die steeds maar zeiden dat Hij Gods Zoon was, ja God zelf? Om de waarheid te vinden riep de keizer van het Romeinse Rijk, keizer Constantijn, alle leiders van de kerk in vergadering bijeen. (De keizer sprak niet gewoon van een vergadering, hij zei deftig 'concilie'; en hij keek daar zeer ernstig bij). Alle bisschoppen werden uitgenodigd om zich te verzamelen in het plaatsje Nicea. Iedere bisschop zou daar zijn zegje mogen doen over de persoon van Christus. Daar zou ook uiteindelijk bepaald worden wat de waarheid was.

Met name voor Spiridon beloofde het een lange reis te worden. Niet alleen moest hij eerst overvaren naar het vasteland, waarna de tocht naar Nicea per ezel minstens veertien dagreizen in beslag zou nemen. Daar kwam nog bij, dat hij nog nooit zo'n lange reis had ondernomen; sterker nog, hij was nog nooit van zijn eiland af geweest. Hij en zijn secretaris besloten dan ook ruim op tijd te vertrekken. Ze verheugden zich vooral op de reis. Ze zouden nieuwe werelden ontdekken; mensen tegenkomen, aan wie ze misschien over Jezus zouden kunnen vertellen, zodat ook zij in Hem zouden gaan geloven en dus gelukkiger zouden worden. Of misschien kenden ze Jezus al, dan zouden ze samen daarvan kunnen genieten.

Terwijl Spiridon in alle rust aan de lange reis begon, zat Nicolaas nog aan zijn bisschoppelijk bureau. Hij had nog veel dingen te doen. Er moesten stukken ondertekend worden, bouwplannen voor nieuwe kerkjes in de omgeving beoordeeld, gewijzigd en goedgekeurd worden; straks zouden weer de armen voor de deur staan voor hun dagelijkse portie voedsel; hij moest zijn gebeden nog doen, waarmee hij toch al achter was; ach er was teveel om op te noemen. Toen hij na een drukke dag met zijn beide secretarissen bij het vuur nog een kroes wijn dronk voor het slapen gaan, mijmerde hij wat voor zich uit over het concilie (net als de keizer sprak Nicolaas natuurlijk niet gewoon over bisschoppenvergadering). Hoe het daar toe zou gaan. Welke bisschoppen er allemaal waren, en hij liet alle beroemde mannen van die dagen aan zijn geestesoog voorbijgaan: die zou hij straks allemaal een hand geven, met 'je' en 'jij' kunnen aanspreken...

Maar plotseling betrok zijn gezicht: "En dan te bedenken, dat die boer van de overkant daar ook naar toe gaat. Stel je voor: een lompe schaapherder die nauwelijks lezen heeft geleerd. En die zou dan iets moeten zeggen over Jezus, waar zelfs de knapste geleerden, die hun leven lang in de boeken hebben getuurd, het nog niet over eens zijn. Wat een toestanden toch in onze kerk, dat zo'n domme man evenveel recht van spreken heeft als de knapste kop... Je zou toch een manier moeten bedenken om hem tegen te houden!" De secretarissen zwegen; ze waren het met hun bisschop eens. Er moest nog veel verbeterd worden in de Kerk van Jezus. Maar daar zou dat concilie mooi toe kunnen bijdragen.

Intussen vorderde Spiridon gestaag op zijn weg naar het verre Nicea. Hij maakte geen haast; had alle tijd om met de mensen te praten. Die vonden het een vriendelijke man. Ze waren zelfs een beetje jaloers op de schaapherders van Kos, dat zij zo'n aardige bisschop hadden. Déze vroeg naar je kinderen, hoe het land erbij lag, hoe de laatste oogst was geweest en hoe de verwachtingen waren voor de komende; hij schoof bij aan de eenvoudigste tafels, nam genoegen met het armzaligste onderdak als in de middag de zon op zijn heetst was en een enkele keer zelfs had de bisschop even moeten meehelpen om een losgebroken bok te vangen waarbij ook de secretaris van de bisschop zich niet onbetuigd had gelaten. Intussen trok zijn zwarte ezeltje veel bekijks; en telkens weer vertelde hij met dankbare stem dat het een cadeau was geweest van zijn mensen. Zo naderde Spiridon geleidelijk aan Nicea.

Nicolaas had tot op het laatste moment gewacht met zijn vertrek. Eigenlijk kon hij niet gemist worden, maar dat concilie was tenslotte toch belangrijker. Dus vooruit dan maar. In grote haast joeg hij achter zijn secretarissen aan, dat ze voort moesten maken met het pakken van zijn reistassen en het reisvaardig maken van de paarden. Met grote snelheid legden ze elke dag zo'n groot mogelijk traject af om nog juist op tijd in Nicea te zijn. Tijd om te stoppen was er niet. Hoogstens voor een plas. Ook onderweg kon Nicolaas zijn verontwaardiging niet de baas, dat ze nu straks die boer van de overkant zouden tegenkomen, en dat het godgeklaagd was, en dat er toch een middel moest zijn om die man duidelijk te maken dat zijn plaats niet was temidden van bestudeerde mensen, maar tussen de naar stront stinkende beesten.

Nu stond er op één dagreis afstand van Nicea een herberg. Spiridon was daar in alle rust lang voor de middag gearriveerd. Terwijl zijn secretaris de dieren verzorgde, had de bisschop een gesprekje aangeknoopt met de herbergier. Ze hadden er de tijd voor genomen. Spiridon had gevraagd of hij en zijn secretaris mee mochten eten temidden van het gezin. Dat was een hele eer. De bisschop had met de kinderen gespeeld en had vervolgens zijn middagdutje gedaan.

De avond was al gevallen. De herbergier moest zijn aandacht aan de gasten geven. Spiridon zat met zijn secretaris nog even bij het vuur, toen de deur breed openzwaaide en Nicolaas met wapperende tabberd binnen stormde: of er voor hem en zijn beide secretarissen een bed in orde kon worden gemaakt, of de paarden verzorgd konden worden in de stal, of er maar even een maaltijd kon worden opgediend; vlug vlug graag, want ik ben Nicolaas, bisschop van Myra. De waard knipte en boog en snelde van hot naar her om aan al die wensen te voldoen. Nicolaas nam met zijn secretarissen plaats aan een tafeltje en toen pas viel zijn blik op zijn collega en diens secretaris daar bij het vuur. Spiridon knikte vriendelijk. Maar de glimlach van Nicolaas kwam niet verder dan een bittere grimas, en tussen zijn tanden door siste hij naar zijn beide helpers: "Daar zit-ie, die boer - en weer boog hij hoffelijk in diens richting met opeengeklemde lippen; "nou zien jullie het zelf! En zo'n man zou de waarheid over de persoon van Jezus Christus aan het licht moeten brengen. Wat een schande. Wat een verspilde tijd om naar zulke lieden te moeten luisteren! En wat een kostbare geldverspilling. Zou er nu werkelijk geen mogelijkheid zijn zo iemand het zwijgen op te leggen?" Op dat moment mompelde zijn linker secretaris met onderdrukte stem: "Ik geloof, monseigneur, dat mij juist een heel probaat middel te binnen schiet om dat gedaan te krijgen" en daarbij streek hij lichtjes, maar veelbetekenend, met zijn duim over het lemmet van het mes waarmee hij juist een homp brood had afgesneden. "Hoe bedoel je?" vroeg Nicolaas. "Nou precies wat u zegt - zei de secretaris aldoor nog strijkend - een middel om hem het zwijgen op te leggen..." Nicolaas' ogen volgden de bewegingen van de duim en keek geschrokken op; bijna luid zei hij: "Bejje helemaal idioot. Ik weet niet precies waaraan je denkt. Maar vergeet niet dat we in Gods Kerk zitten, en daar doe je dit soort dingen niet!" Een priemende wijsvinger wees naar duim en mes. Zoetsappig onderdanig en quasi verontwaardigd zei nu de secretaris: "Maar monseigneur, waar ziet u me nou voor aan? Oké, dan zullen we er verder niet meer over praten." Zwijgend trokken ze een tijdje vlees van een geslacht half lam.

Intussen was Spiridon opgestaan; hij ging naar bed. Dan was hij goed uitgerust voor de dag van morgen. Vriendelijk zei hij iedereen goede nacht. Ook Nicolaas. Deze gromde wat vanuit zijn mond met vlees gevuld. Er viel weer een stilte aan het tafeltje. Toen vroeg Nicolaas aan de man aan zijn linkerhand: "Hoe zit dat dan: dat plan van jou om hem het zwijgen op te leggen?" "Nou kijk, monseigneur, en nu keek de man met onschuldige ogen naar de zoldering (die bestond uit balken en stro) ik denk dat het beter voor u is, wanneer u dat niet weet." "Hoe bedoel je? Je hebt dus toch iets kwaads tegen hem in de zin..." "Integendeel, monseigneur, integendeel. Ik beloof u - weer die ogen naar boven - er zal hem geen haar worden gekrenkt..." "Maar wat denk je dan te doen, als je hem het spreken wilt beletten?" "Laat u dat nu maar ons over. U kunt alvast in alle rust gaan slapen." "Maar je belooft dat er niets zal gebeuren wat God verboden heeft?" "Wat dacht u dan, monseigneur; we zijn bedienaren van Gods kerk dat heeft u zelf heel juist opgemerkt: dacht u dat wij dat vergeten waren? Hoe komt u erbij. Maar ja, als u ons niet vertrouwt...!" "Nou, als er inderdaad niets gebeurt wat verkeerd is... vooruit dan maar!"

Op dat moment kregen de beide secretarissen ineens enorme haast. "Dan wordt het tijd om naar bed te gaan, monseigneur. We willen morgen vroeg vertrekken, want met onze snelheid kunnen we dan voor de middaghitte in Nicea zijn. Welterusten dus. U wordt morgen door ons gewekt." Nicolaas werd bijna de gelagkamer uitgedúwd door zijn helpers; hij had nauwelijks nog de gelegenheid ieder in de ruimte iets toe te grommen bij wijze van goede nacht. Ook de secretarissen gingen naar bed. En tenslotte verkeerde de hele herberg in diepe rust.

Zo komt het dat niemand zag hoe midden in de nacht een donkere schaduw door de gangen van de slaapafdeling van de herberg sloop, de trap afdaalde, zich naar buiten begaf en in het donker verdween. En nog minder heeft iemand gezien, hoe een schaduw na enige tijd de herberg binnensloop, de trap opging en verdween achter een deur van één der slaapvertrekken.

De volgende morgen werd Nicolaas heel vroeg gewekt. Alles was al in gereedheid gebracht toen hij beneden kwam. Even een hap en een snap bij wijze van ontbijt, en daar gingen de drie mannen, de middelste op zijn witte paard, de buitenste twee op hun volbloed Arabische hengsten. Toen Spiridon opstond, kon hij nog juist zien hoe Nicolaas met zijn twee secondanten over de glooiingen van de heuvels achter de horizon verdween.

Spiridon maakte geen haast. Hij sprak met zijn helper af dat deze de dieren in de stal in gereedheid zou brengen, terwijl hij zou afrekenen en het ontbijt zou bestellen. Aan zijn tafeltje gezeten wou hij juist met zijn mes het ei aftoppen, toen zijn secretaris tierend en scheldend binnenkwam: "Die schurk, die hufter, dat ellendig stuk kouwe kak van de overkant - werkelijk ziedend was hij - dat stuk ongeluk, dat..." "Hé hé hé, over wie gaat dit allemaal, over wie heb je het?" wees de bisschop hem terecht. "Over wie? Over wie? Over dat mooie heerschap dat zich - god betere het - bisschop noemt; dat te trots is om ons aan te kijken, dat... dat... dat een onwaardig stuk vreten is, een schoft, een vreselijke... "Ja zo is het wel genoeg!!" donderde Spiridon met zijn vuist op tafel. En weer met rustige stem: "Vertel me nu eindelijk eens wat er aan de hand is." Maar de secretaris zeeg neer op een stoel en wist niet anders meer te fluisteren met verstikte stem: "Gaat u dan zélf kijken: in de stal."

Dat deed Spiridon. Onmiddellijk veerde zijn helper op en draafde achter hem aan. En inderdaad, de aanblik van wat daar te zien viel was verschrikkelijk. Echt afschuwelijk. Daar lagen de beide rijdieren naast elkaar in het hooi, met afgesneden koppen en poten. Overal bloed. Dit was zelfs voor Spiridon te veel. Hij pinkte iets weg uit een ooghoek. Niet eens vanwege die rijdieren. Eigenlijk omdat een bisschop, die toch de eerste was om het voorbeeld van Jezus' naastenliefde te volgen, zich zo verlaagde. Intussen rende zijn helper om hem heen: "Nou ziet u het zelf. Ziet u wel?" Hij bleef maar draven en rennen door die stal. Plotseling stond hij stil tegenover de bisschop en riep: "Een wonder. Nu moet u een wonder doen!" "Ja ja zuchtte Spiridon, alweer een wonder! Je denkt toch zeker niet dat ik een poosje aan de gang kan blijven?" "Maar dit vráágt toch om een wonder. Stel u voor: dan zou u straks niet over de lieve Jezus kunnen vertellen, zoals u dat bij ons altijd zo fijn doet..." Je zag Spiridon aarzelen, en tenslotte knikte hij: "Goed. Je hebt gelijk. Haal mijn tabberd, mijn mijter, mijn staf en mijn ring." In een oogwenk was de secretaris terug. Vervolgens moest er nog het een en ander aan de beesten worden gefatsoeneerd; anders zouden ze straks ten leven gewekt worden met scheve poten en neergeknakte koppen, en dat was oneerbiedig tegenover God die alles mooi geschapen had. De bisschop had zich in vol ornaat gehesen: mijter op het hoofd, de staf in de linkerhand op de grond gesteund. Toen hief hij zijn rechterhand met twee vingers omhooggestoken ten teken van de zegen...; op dat moment aarzelde hij en zei: "Nee; ik vind dit eigenlijk zo verschrikkelijk, dat nu ook maar bekend moet worden wat hier is gebeurd. Weet je wat je doet: leg de kop van zwarte ezel tegen de grijze romp en andersom."

Toen dat gebeurd was, maakte de bisschop een plechtig kruisteken over de beide ezels. Waarop deze moeizaam opstonden alsof ze zojuist uit hun slaap waren gewekt, keken even bevreemd naar elkaar, zagen toen hun meesters staan en begonnen verheugd te balken. Dit gebeuren ging natuurlijk als een lopend vuurtje door de herberg en vandaar door het nabijgelegen dorpje. Ieder juichte en riep dat Spiridon een wonder had gedaan, en dat hij dus Jezus Christus aan zijn kant had. Het verhaal bereikte zelfs eerder Nicea dan zijzelf. Overal stonden mensen langs de weg. Ze herkenden aan de ezels onmiddellijk dat zij het waren; ze applaudisseerden; de kinderen renden een stuk met de ezeltjes mee; de bisschop moest ze allemaal de handen opleggen. En de mensen herinnerden zich dat er van Jezus net zo werd verteld! Ook heel Nicea was op de been. Ieder wou de wonderbisschop graag zien en aanraken; zelfs de collega-bisschoppen uit verre streken die Spiridon helemaal niet kende. Hij werd met hoogachting behandeld, kreeg de mooiste hotelkamer en bovendien een ereplaatsje op het concilie, vlak in de buurt van de keizer. Nicolaas zat wat meer naar achter.

Toen tijdens één van de vergaderdagen Spiridon de bisschoppen had toegesproken, had Nicolaas knarsetandend geluisterd. Het enthousiaste applaus van de vergaderde bisschoppen ergerde hem. Na zíjn toespraak had het applaus eerder beleefd, nee beschaafd geklonken! Toen Spiridon ging zitten, kon Nicolaas zich niet langer bedwingen, boog zich ver voorover en gaf zijn collega van de overkant een klap op de rechter wang die luid door de zaal weerklonk...

Welnu, deze en nog vele andere gebeurtenissen herinneren de mensen van Kos zich nog tot op de dag van vandaag. Vandaar, dat ze 6 december niet vieren als het feest van Nicolaas, maar beschouwen als een gewone doordeweekse dag.
[opgetekend uit de mond van Pater Verhofstad s.j.]

Nicolaas-legende: Koren
Eens werd de hele provincie waar het bisdom van Sint Nicolaas onder hoorde, door een geweldige hongersnood geteisterd. Niemand had ook nog maar iets te eten.
Nu verneemt onze man Gods dat er schepen in de haven liggen, boordevol graan. Hij gaat er meteen heen en vraagt de sjouwersknechten de uitgehongerde bevolking te hulp te komen. Al lieten ze maar per schip zo'n honderd baal graan op de kade staan.
Maar zij zeiden: "Vader, dat durven we niet. Want toen we uitvoeren uit Alexandrië, is onze lading precies afgewogen en die moeten we in dezelfde hoeveelheid afleveren bij de graanschuren van de staat."
De heilige man antwoordde hun: "Doe toch maar wat ik je zeg. En ik beloof je in naam van God zelf dat de douanebeambten van de staat geen greintje minder zullen aantreffen in de lading." Toen deden die mannen het dus maar.
Op de plaats van bestemming aangekomen, leverden zij alle graan af in de graanschuren en het was inderdaad precies de hoeveelheid die in Alexandrië was afgewogen. Ze realiseerden zich dat dit een wonder was, begonnen het overal rond te bazuinen en verheerlijkten God in de persoon van zijn dienaar.
Het graan dat ze bij hem hadden achtergelaten, was intussen door Nicolaas uitgedeeld. Ieder kreeg naar behoefte; het wonder was van dien aard dat de hoeveelheid voldoende was om de hele landstreek voor twee jaar te voeden. En dat niet alleen. Het leverde zelf ook weer rijke oogsten op.
[183]

Nicolaas redt zeelui
Op een dag bevonden zich zeelui op zee in groot gevaar. Onder tranen baden ze zo: "Nicolaas, dienaar van God, als het waar is wat ze van u zeggen, laat ons daar dan nu eens iets van zien."
Onmiddellijk verscheen hun iemand die eruit zag als een heilige. Die zei tot hen: "Jullie hebben me geroepen. Nou, hier ben ik."
Hij ging meteen aan de slag en hielp met de zeilen, de tuigage en met alles wat er op zo'n schip komt kijken. Op slag was het noodweer voorbij.
Aldus gered begaven die zeelui zich naar de kerk, waar Nicolaas thuishoorde. Ze herkenden hem onmiddellijk, hoewel ze hem nog nooit hadden gezien.
Maar hij zei hun, dat ze God maar moesten bedanken. Het was immers geen verdienste van hem, maar van Gods barmhartigheid en niet te vergeten van hun eigen geloof.
[183]

Nicolaas verdrijft duivels en boze geesten
In vroeger tijden had men in deze streken afgoden aanbeden. Zelfs tot in de dagen van Nicolaas deden de boeren nog aan heidense gewoonten en rituelen, die ze van oudsher hadden bewaard. Die deden ze onder een boom, toegewijd aan Diana. Om een eind te maken aan deze afgoderij liet de heilige die boom omhakken. De duivel was woedend. Hij mengde een olie van tegennatuurlijk karakter. Ze bezat namelijk de eigenschap, dat ze in water of op kale steen vanzelf vlam vatte. Toen nam hij de gedaante aan van een kloosterzuster, ging scheep en voer langszij een schip met bedevaartgangers, die naar Sint Nicolaas koersten. Hij zei hun: "Ik vind het jammer, dat ik niet met jullie mee kan naar die heilige man. Maar zouden jullie dan wel zo vriendelijk willen zijn - als aandenken van mij - de muren van zijn kerk en zijn huis met deze olie te overgieten."
Dat schip was nog niet weg, of de bedevaartgangers zeiden tegen elkaar: "Zie ginds komt een andere boot alweer op ons aan."
Daar zat Sint Nicolaas op. Die zei hun: "Wat heeft die vrouw jullie gezegd? Wat heeft die vrouw jullie gegeven?"
De bedevaartgangers vertelden wat er gebeurd was. Hij zei: "Die vrouw is niet een kloosterzuster, maar de schaamteloze Diana zelf. Wil je een bewijs? Dan moet je die olie van haar maar eens in zee gooien."
Ze gooiden ze in zee, en op het moment dat de olie in aanraking kwam met de golven, vatte ze onmiddellijk vlam. Dat was een duidelijk bewijs van het tegennatuurlijk karakter ervan.
Ook die tweede boot verdween weer.
Maar toen die bedevaartgangers de kerk van Nicolaas binnenkwamen, herkenden ze in hem de man van de boot.
[183]

Nicolaas redt drie ter dood veroordeelden en drie gevangenen.
Een of ander land was in opstand gekomen tegen het Romeinse Rijk. De keizer zond er drie hoogwaardigheidsbekleders naartoe: Nepotianus, Ursus en Apilion. Deze werden onderweg erg opgehouden door tegenwind. Ze zochten de luwte in een van de havens die binnen het bisdom van Nicolaas gelegen was. De heilige nodigde ze uit om met hem ergens te gaan eten. Hij wilde zijn volk namelijk sparen voor die houwdegens.
Tijdens de afwezigheid van de heilige had de consul zich laten omkopen voor een flinke som geld. En nu had hij drie onschuldige soldaten ter dood laten veroordeeld.
Meteen toen de heilige hiervan hoorde, vroeg hij zijn gasten of zij hem wilden vergezellen. Zo kwam hij met hen aangesneld op de plaats waar de terechtstelling stond te gebeuren. Hij trof er drie soldaten al geblinddoekt en op hun knieën aan. Reeds hield de beul het zwaard geheven boven hun hoofd. Nicolaas stortte zich in allerijl en onvervaard op de beul, wrong hem het zwaard uit de handen, maakte de drie onschuldigen los en nam ze gezond en wel met zich mee. Toen stoof hij naar het pretorium van de consul en brak er de deur open, want die zat dicht. De consul verscheen en begon hem overijverig te verwelkomen. Maar de heilige duwde hem van zich af met de woorden: "Weet wat jij bent? Je bent..., je bent een vijand van God. Een verkrachter van de wet: dat ben je! Hoe durf je ons nog onder ogen te komen, terwijl je zo'n afschuwelijke misdaad op je geweten hebt." Hij bedolf hem onder verwijten. Maar de hoogwaardigheidsbekleders deden een goed woordje voor hem. En toen hij eenmaal berouw toonde, ging hij ermee akkoord hem vergiffenis te schenken. Daarna moesten de keizerlijke gezanten weer verder. Ze ontvingen zijn zegen, vervolgden hun weg en onderwierpen de opstandelingen zonder bloedvergieten. Zo kwamen ze tenslotte weer terug bij de keizer, die hun een fantastische ontvangst bereidde.

Een paar mannen aan het hof waren jaloers op de al gunsten die de drie generaals ten deel vielen. Zij kochten de keizerlijke prefect om. Toen deze het geld eenmaal had, beschuldigde hij de drie hoogwaardigheidsbekleders voor het oog van zijn heer van majesteitsschennis. De keizer ontstak natuurlijk in woede. Hij liet ze in de gevangenis werpen en gaf bevel ze nog diezelfde nacht zonder enige vorm van proces nog diezelfde nacht ter dood te brengen. Hun bewaker bracht hen op de hoogte van het lot dat hun wachtte. Toen scheurden die drie hoogwaardigheidsbekleders hun mantel, en klaagden bitter.
Maar bij een van hen, Nepotianus, kwam plotseling de gelukzalige Nicolaas in gedachten, en hoe deze destijds drie onschuldige mannen op het nippertje van de dood had gered. Daar waren ze nota bene zelf bij geweest. Hij spoorde zijn collega's aan de hulp van Sint Nicolaas in te roepen.
En ja hoor, op hun gebed verscheen de heilige Nicolaas diezelfde nacht nog aan keizer Constantijn zelf. Hij zei: "Waarom heb jij die hoogwaardigheidsbekleders ten onrechte in hechtenis genomen? Onmiddellijk je bed uit. En laat ze vrij! En gauw! Anders zal ik God bidden, dat Hij voor een oorlog tegen je zorgt, die je dan verliest; dan zul je aan de wilde beesten te vreten worden gegeven."
En de keizer antwoordde: "Ik zou wel eens willen weten wie jij bent. Dat komt me zomaar midden in de nacht mijn paleis binnen en durft zo'n toon tegen me aan te slaan."
Waarop Nicolaas reageerde: "Ik ben Nicolaas, bisschop van de stad Myra."
En op dezelfde manier verscheen de heilige ook aan de prefect. Hem joeg hij de schrik op het lijf door te zeggen: "Bij jíj gek, dat je je toestemming hebt gegeven om drie onschuldige mannen ter dood te brengen? Aan het werk. Je zorgt maar dat ze loskomen. Anders zal je lijk - nog warm en wel - worden opgevreten en je huis met de grond gelijk worden gemaakt!"
En de prefect: "Wie denk jij wel dat je bent, dat je me zulke dreigementen naar het hoofd durft te slingeren?"
"Als je het weten wilt: ik ben Nicolaas, bisschop van de stad Myra."
De keizer en de prefect waren nu klaarwakker. Ze gaven elk gehoor aan hun droom en renden wat ze rennen konden om de drie gevangen de tijding te brengen.
"Zijn jullie tovenaars" vroeg de keizer, "dat je ons met dergelijke visioenen de stuipen op het lijf jaagt?"
Ze antwoordden dat ze geen tovenaars waren. En ook onschuldig aan het misdrijf waarvan ze werden beschuldigd.
Toen zei de keizer: "Kennen jullie iemand die Nicolaas heet?"
Bij het horen van die naam hieven ze hun handen ten hemel. Ze baden God, dat ze door de verdiensten van Sint Nicolaas gered mochten worden uit het gevaar waar ze nu midden in zaten. De keizer werd vervolgens op de hoogte gesteld van leven en wonderen van de heilige. Daarop sprak hij: Dan mag je God wel gaan bedanken: Hij heeft jullie bij deze gered op het gebed van die Nicolaas. Ga Nicolaas mijn gedrag uitleggen en neem van mij een aantal geschenken voor hem mee. En vraag hem, dat hij mij niet meer bedriegt, maar dat hij God bidt voor mij en mijn Rijk."
Een paar dagen later gingen de hoogwaardigheidsbekleders op weg naar de dienaar van God. Ze vertelden hem tot in de kleinste bijzonderheden wat er allemaal gebeurd was. Hij hief zijn handen ten hemel, loofde God en zond de drie hoogwaardigheidsbekleders naar huis terug. Maar niet, nadat hij ze eerst nog even de waarheden van het geloof terdege had bijgebracht.
[183]

Nicolaas-legende: Nicolaas en Cassianus
Toen Sint Nicolaas was overleden, voer zijn ziel naar de hemel op; in zo'n smetteloos wit gewaad waarmee je in de oosterse kerken heiligen ziet afgebeeld. Onderweg op zijn vlucht omhoog voegde zich de ziel van een martelaar bij hem, te oordelen naar de dieprode kleur van het gewaad waarin hij gekleed was. Natuurlijk raakten ze aan de praat: "Ik ben Nicolaas van Myra, ik was een bisschop en heb veel voor kinderen en armen gedaan."
"Aangenaam
, sprak de ander, ik ben Cassianus van Imola - dat is een stadje bij Napels. Ik was schoolmeester. Maar mijn leerlingen hebben mij gedood, toen het uitkwam dat ik christen was."
Nu was Nicolaas' nieuwsgierigheid gewekt. Hij die zoveel van kinderen hield...: "Maar hoe is dat dan gegaan?"
En Cassianus vertelde zijn verhaal. Hij was als schoolmeester ontzettend gesteld op goede manieren; zag er zelf steeds tot in de puntjes verzorgd uit. Eiste dat ook van zijn leerlingen, en was bijzonder streng op de verzorging van hun werk. Hij liet het dan nog wel eens overmaken, of als dat zo uitkwam paste hij het forsere middel van de lijfstraffen toe. En dat werd hem niet altijd in dank afgenomen. In ieder geval toen de ouders van zijn leerlingen tijdens de christenvervolgingen ontdekten dat hij christen was, stookten ze hun kinderen op hun schoolmeester met hun fijn gepunte ganzenveren te doden... waaraan ze maar al te graag gehoor hadden gegeven. Cassianus was dan ook niet weinig trots op het prachtige gewaad waarin zijn ziel gekleed ging. "En u, monseigneur? Vertelt u eens..."
Enfin, zo gezellig pratend vlogen hun zielen op naar de hemel... Totdat ze van diep beneden hulpgeroep hoorden:
"Nicolaas van Myra, help mij!! Nicolaas van Myra, help mij!!"
Ergens in Rusland zagen ze een boer die met zijn kar was vastgereden in de modder. De as was gebroken, de wagen omgeslagen, de boer met zijn armzalige vruchten die hij op de markt had willen verkopen, waren in de troep en de stront terechtgekomen, en nu riep de man in zijn nood tot Sint Nicolaas. Met een hoofdknikje en een zucht van verlichting zei Cassianus: "Het is voor jou."
"Ik ga maar even kijken"
zei Nicolaas, ga jij maar vast door, ik zie je straks wel."
Terwijl Cassianus zijn reis voortzette, vloog Nicolaas weer naar beneden, sjorde de kar weer rechtop, kroop eronder om de as te herstellen en het wiel er aan te zetten - daarbij had hij even geen oog voor zijn prachtige witte gewaad! - wreef met zijn mouwen de boerenkolen op die de arme man naar de markt aan het brengen was, zodat ze mooier glansden dan ooit en plotseling van de eerste soort bleken te zijn. Vervolgens zei hij tegen de arme boer: "Maak er een goede prijs, zodat je iets extra's mee kunt nemen voor je kinderen en je vrouw. Ga in vrede."
Na hem de zegen gegeven te hebben vloog hij weer op naar de hemel. Toen hij tenslotte bij de hemelpoort aankwam, stond daar tot zijn verwondering nog Cassianus. "Ben je nog niet naar binnen?"
Cassianus probeerde te verbergen wat een walgelijk stank er van zijn collega afkwam en met een zijden zakdoek deed hij of hij zijn neus moest afvegen: "Nee ik moest hier wachten."
Op datzelfde moment zwaaide de hemelpoort open en kwam er onder trompetgeschal en luide muziek een stoet van engelen, heiligen, martelaren, belijders en maagden naar buiten. Ze droegen een lege draagstoel in hun midden. Nicolaas werd uitgenodigd daarop plaats te nemen. Cassianus mocht achteraan aansluiten. Dat werd de heilige martelaar toch te erg: "Waarom moet ik achteraan meelopen en krijgt Nicolaas nota bene een draagstoel, terwijl hij niet eens martelaar is? Ik heb mijn kleed in alle zuiverheid en ongerept tot hiertoe bewaard. En moet je dan eens kijken hoe hij eruit ziet!"
Hij kreeg ten antwoord: "Zie je die modder en stront op zijn gewaad?"
Hij antwoordde met een kort knikje. "Dat zíjn juist de tekenen van zijn heiligheid..."

Nicolaas en de bedrogen Joodse geldschieter
Een man had geld geleend van een jood. Hij zwoer hem - bij het altaar van Sint Nicolaas, dat hij het hem zo spoedig mogelijk zou teruggeven. Welnu, hij gaf het geld maar steeds niet terug. En de jood ging bij hem verhaal halen. Maar de man beweerde, dat hij het hem allang teruggegeven had.
Zijn tegenstander dwong hem te zweren, dat hij het geld inderdaad had teruggegeven.
Nu had die man in feite al het verschuldigde geld in een holle stok verstopt. Alvorens te zweren, vroeg hij de jood of deze zijn stok even voor hem wilde vasthouden. Toen zwoer hij, dat hij hem zijn geld had teruggegeven. Hij nam de stok uit handen de jood weer aan. Deze had natuurlijk geen enkel idee van de gemene streek die hem geleverd werd.
Maar let nu op wat er verder gebeurde.

Onderweg naar huis viel die bedrieger in slaap en werd overreden door een kar, waarbij de stok die vol goud zat, in stukken brak. Dat ging men de jood zeggen. Die kwam er vlug naartoe. Alle omstanders gaven hem de raad zich van het geld meester te maken. Maar hij zei, dat hij dat niet zou doen, als niet meteen de dode - door de verdienste van Sint Nicolaas - tot het leven zou worden teruggebracht. En hij voegde er aan toe, dat hij zich in dat geval zou laten dopen en zich tot het christengeloof zou bekeren.
Toen kwam natuurlijk de dode onmiddellijk weer tot leven.

En de jood ontving het doopsel.
[183]

Nicolaas' beeld en de rijke jood
Er was eens een andere jood die in de gaten had gekregen, hoeveel macht Sint Nicolaas bezat om wonderen te doen. Hij zette een beeld van de heilige in zijn huis. Als hij voor langere tijd weg moest, zei hij tegen het beeld: "Nicolaas, ik laat het aan jou over mijn goederen te bewaken. En als je er niet op past, zoals ik dat van je wil hebben, zal ik wraak op je nemen door je bont en blauw te slaan."

Toen de jood op een dag weg was, kwamen er dieven, die alles meenamen. Alleen het beeld lieten ze staan. De jood besefte dat hij volkomen uitgekleed was. Hij wendde zich tot het beeld met de woorden: "Vertel me nu eens, heerschap Nicolaas, had ik je niet in huis gehaald om mijn goederen te bewaken? Waarom heb je dat dan niet gedaan? Je zult voor die dieven moeten boeten. Ik ga je bont en blauw slaan. Dat zal mijn woede een beetje koelen." En hij begon het beeld er verschrikkelijk van langs te geven.
De heilige verscheen nu aan de dieven, juist op het moment, dat ze de buit van de jood zaten te verdelen. Hij zei hun: "Moet je eens kijken hoe ik geslagen ben omwille van jullie. Ik ben over mijn hele lichaam bont en blauw. Ga dus teruggeven wat je weggenomen hebt. Anders zal de toorn van God op jullie hoofd neerkomen: je zult gewoon opgehangen worden."
En de dieven zeiden: "En wie ben jij dan wel, dat je ons dit allemaal zegt?"
En hij zei: "Ik ben Nicolaas, dienaar Gods. En degene die mij zo heeft toegetakeld is de jood die jullie bestolen hebben."
Geschrokken liepen zij vlug naar die jood en vertelden hem van hun visioen. En op hun beurt hoorden zij van hem wat hij met het beeld had gedaan. Ze gaven hem al zijn goederen terug. Zo kwamen ze weer op het goede pad. De jood van zijn kant bekeerde zich tot het christengeloof.
[183]

Nicolaas-legende: De Drie Studenten
In de middeleeuwen was Europa overdekt met dichtbegroeide bossen en wouden. Waar nu koeien grazen en graan staat te wuiven, of ook wel dorpjes en steden zijn gebouwd: daar moet vroeger bos geweest zijn. Voor reizigers was het vaak niet veilig. Met name 's nachts niet. Want zelfs al was het volle maan, dan wist het licht ervan toch maar nauwelijks door te dringen door de takken, naalden en bladeren. Daarom trof je hier en daar herbergen aan, een boerderij of houtvesterswoning die als onderdak konden dienen voor de nacht. Ze lagen haast altijd op één dagmars van elkaar.

Zo gebeurde het eens, dat er drie studenten door zo'n bos onderweg waren. Het was najaar. Het weer was somber en donker, de dagen kort en de weg door het bos soms nauwelijks te zien: zo donker was het zelfs overdag. Op hun tocht de afgelopen dagen hadden ze gezien hoe de mensen zich opmaakten voor een lange koude winter. De oogstfeesten waren voorbij. Beesten werden geslacht en ingepekeld zodat het vlees niet zou bederven, want wat in het vat zit verzuurt niet. Hooivoorraden opgeslagen en droog toegedekt onder een afdak. In de kelders werd de fruitoogst in weckflessen ingemaakt. Aardappels op de zolder uitgelegd. In de bossen werd hout gesprokkeld om straks voldoende vuur in de haard te hebben.

Het was al haast volkomen donker toen de drie studenten bij een herberg aankwamen. In feite was het een boerderij waar strozakken op de hooizolders waren geschud en opgemaakt en voorzien van smoezelige lakens. Reizigers keken indertijd niet zo nauw. Bovendien: wassen was ingewikkeld en tijdrovend. Dat deed ja pas als je echt kon zíén dat de lakens en slopen vuil waren. Die konden wel een maand of zes mee dus, voor je ze verschoonde.

Doe boer en boerin ontvingen de drie vriendelijk. Ze wezen hun hun slaapplaats aan, en nodigden ze uit voor een lekkere vleesmaaltijd. Het vlees is juist ingepekeld en nog vers. De drie lieten het zich goed smaken, en omdat ze er ook een sterk bier bij dronken, bemerkten ze niet, hoe de boer en boerin elkaar blikken van verstandhouding toewierpen. Daar zat geld. Wie zulke lange reizen maakte en het er zo goed van kon nemen: die moest iets in de buidel hebben. Bovendien, wie anders konden zich vandaag de dag een studie permitteren dan de rijkeluiskinderen? En daar hadden ze er nu ineens drie van onder hun dak. Hier viel, als ze het handig aanpakten, behoorlijke winst uit te slaan.

De drie studenten deden - zoals te doen gebruikelijk in die tijd - hun avondgebeden, en bevalen zich vooral aan in de zorgen van de heilige Nicolaas, bisschop van Myra; die was immers zowel patroon van de reizigers als van de studenten. Ze vroegen hem of hij hun wilde behoeden op hun weg, waar zo vaak rovers en ander gespuis de buurt onveilig maakten. Met een gerust hart gingen ze slapen, want Sint-Nikolaas zou waken over hen. Daar vertrouwden ze vast op.

Toen alles in diepe rust was, stonden de boer en zijn vrouw op, slopen naar de slaapzolder, schoven het gordijn weg waarachter de drie sliepen, en hakten hun de hoofden af. Eerst werden de rinkelende goudstukken verzameld. Die werden naar een goed verborgen plekje gebracht: onder in het pekelvat: daar zou nooit iemand zoiets zoeken. Maar wat te doen met de drie jongemannen? Natuurlijk, die konden nog eens van pas komen als het vlees van de beesten opraakte. Mooie reserve voor krappe dagen. Omdat boer en boerin natuurlijk ervaren slagers waren, lagen de drie binnen enkele uren tussen de andere hompen vlees in het vat. Dat was dat.

Natuurlijk, ergens ver weg waren er vaders en moeders die na verloop van tijd hun kinderen misten. Er waren leermeesters die hun leerlingen maar steeds niet zagen komen opdagen. Maar ja, dat gebeurde wel vaker. Ze spijbelden. Of ze waren verongelukt. Of door een wild beest opgevreten. Of overvallen. In ieder geval leverden de naspeuringen niets op.

Op de boerderij ging in de tijd erna alles zijn gewone gang. Er was vlees genoeg. De winter was mild geweest. Het voorjaar brak aan. De vleesoverschotten bedierven niet en konden wachten tot de volgende winter. Gasten kwamen en gingen, en niemand merkte iets vreemds op.

Tot jaren later een bisschop door dat bos kwam. Hij reed op een prachtige schimmel. Het was najaar en somber weer: "Hopelijk vinden we voor de avond een goed onderkomen", sprak de bisschop tegen zijn knecht die een zwarte huidskleur had. De knecht droeg een grote zak over zijn schouder, en was moe. Hij verlangde eerlijk gezegd niets liever dan dat ze zouden stoppen voor vandaag. Daar doemde een boerderij in het schemerdonker op.

Buigend en knippend als messen verwelkomden de boer en zijn vrouw de hoge gast. Ze maakten voor hem de beste slaapplaats in orde. En ze nodigden hem uit voor een heerlijke maaltijd: "We hebben juist vers vlees in het pekelvat. Dat zal u na zo'n vermoeiende dag best smaken, eerwaarde." Dat leek de bisschop wel wat.

Terwijl hij zich aan tafel zette, ging de boerin het beste vlees uit het vat halen. Maar toen zij de deksel in het achterhuis oplichtte, bereikte de geur van het vlees de neus van bisschop Nikolaas in het voorhuis. En omdat hij een fijnproever was, vroeg hij aan de waard: "Wat is dat voor vlees dat u daar in de kuip hebt?" "Heerlijk vers varkensvlees, monseigneur." "Gek, zei Nikolaas tegen zijn zwarte knecht, maar zo luid dat de boer hem goed kon verstaan: "wat ik ruik is iets heel anders dan varkensvlees. Vind jij niet, Pieterman?" De boer die nattigheid begon te voelen, kwam vlug naderbij en bezwoer Nikolaas, dat het toch echt varkensvlees was; misschien dat de bisschop het vlees van vorig jaar rook dat ook nog in hetzelfde vat werd bewaard. "Nee nee, het is niet van vorig jaar; en het is geen varkensvlees. Zeg eens, Pieterman, jij komt uit een land waar ze expert zijn in dit soort vlees: ruik jij ook wat ik ruik?" Maar voor de negerknecht Pieterman antwoord kon geven, schoot de boer angstig toe om nogmaals met omslachtige omhaal van woorden te zeggen en te zweren dat er niets anders in zat dan varkensvlees. "Zullen we het eens aan uw vrouw vragen?" vroeg de bisschop. En de boer was niet goed genoeg of hij moest de boerin erbij halen en ook aan haar vroeg bisschop Nikolaas wat er nu precies in dat pekelvat zat. Zij reageerde zo mogelijk nog zenuwachtiger dan haar man: "Echt monseigneur, u maakt ons een beetje bang. En dat, terwijl wij eerlijke mensen zijn, die met hard werken aan de kost moeten komen. Dacht u dat wij u een mindere soort vlees zouden voorzetten?" "Nee, dat dacht ik zeker niet. Niet een mindere, maar een hogere soort, want wat ik ruik is mensenvlees!" Nu werden de beide echtelieden doodsbleek. Nikolaas gebood: "Wijs mij dat vat maar eens aan." Trillend en bibberend gingen ze hem voor. "Haal die deksel er maar eens af...! Wilt u nog steeds volhouden dat het hier alleen maar om varkensvlees gaat? En hoe komt het dan, dat uit dit pekelvat al zeven jaar lang gebeden naar mij opstijgen: gebeden van drie jongemannen die hier in uw boerderij voor het laatst zijn gezien en sindsdien worden vermist? Weet u wel wie u voor u heeft? Ik ben Sint-Nikolaas, bisschop van Myra. En om te tonen dat ik gekomen ben om de mensen te redden die in hun nood bidden tot mij - en nu richtte hij zich tot het vat, hief zijn hand in een zegenend gebaar omhoog en sprak: "Zoals ooit een engel vanuit de hemel neerdaalde om drie jongemannen uit de vuuroven te redden, zo ben ik neergedaald om jullie drieën uit dit pekelvat tot het leven terug te brengen. Daarom zeg ik jullie: sta op!" Tot ontsteltenis van de boer en de boerin kwam er borrelend beweging in het vat, en vervolgens kwamen de drie studenten levend en wel uit het vat omhoog." Onmiddellijk wezen ze de boer en boerin als hun moordenaars aan. En om hun woorden kracht bij te zetten, doken ze nogmaals onder en brachten handen vol goudstukken tevoorschijn.

De boer en zijn vrouw vielen nu op hun knieën en smeekten om genade, hun handen geheven tot de heilige bisschop. Zij beloofden hun leven te beteren en nooit meer te zondigen. Ze beloofden elk jaar vlees te geven aan de studenten van de meest naburige stad. Ze gaven hooi en winterpeen voor het paard van Sinterklaas, en namen zich voor elk jaar het feest van Sinterklaas te vieren. Maar de Sint zei: "Ik zal jullie vergiffenis schenken en in leven laten. Op één voorwaarde...!" De twee van de boerderij jammerden: "Zeg het, zeg het maar. En we beloven u dat we het allemaal zullen doen. Wat het ook is." "Heel eenvoudig" zei de Sint "zoals ik jullie laat leven en een nieuwe kans geef, zo wil ik dat je dat ook doet met de mensen die je in je verdere leven nog zult ontmoeten."

Toen vroeg hij nog aan de studenten of ze het met deze regeling eens konden zijn. "Ja" zeiden ze. "Als dat zo is, zei Sint-Nikolaas, en nu wendde hij zich tot de boer en boerin "dan zou ik nu eindelijk wel eens willen proeven hoe lekker jullie varkensvlees is; en zouden we het op prijs stellen, als u met ons vijven meeat."

Verering & Cultuur
Na zijn dood werd Nicolaas in een sarkofaag (= stenen doodkist) begraven in zijn kerk te Myra. Volgens de bevolking was hun bisschop een heilige geweest: Nicolaas was dus in de hemel. Zo werd zijn graf al gauw een bedevaartsoord: mensen kwamen er naartoe om te bidden. Dan vroegen ze aan Sint Nicolaas of hij in de hemel bij God een goed woordje voor hen wilde doen. Als de bidders inderdaad kregen waarom ze vroegen, zeiden ze natuurlijk dat het te danken was aan Sint Nicolaas.

Ook kwam er een geurige vloeistof van onder zijn sarcofaag vandaan. Als je er van dronk - zeiden de mensen - werd je genezen van al je ziekten en kwalen. Van heinde en ver stroomden de pelgrims toe met flesjes en kruikjes om ervan mee naar huis te nemen. Dan konden ze er thuis ook de zieken mee genezen.

Reeds vanaf de 6e eeuw is zijn verering bijzonder populair. In 1071 werd Turkije veroverd door de Islam. Christenen mochten niet langer in het openbaar hun godsdienst belijden. Ook verering van Sint Nicolaas in Myra werd verboden. In 1087 deden vissers uit het Zuid-Italiaanse plaatsje Bari een inval in de stad Myra. Ze roofden de sarcofaag met het stoffelijk overschot van Sint Nicolaas en brachten het over naar hun vaderstad. Op 8 mei 1087 voer de boot met de kostbare schat plechtig de haven van Bari binnen. Vanaf dat moment werd deze stad bedevaartsoord. Er verrees een nieuwe kerk ter ere van hem. Van daaruit verspreidde zich Sint Nicolaas' verering over de hele wereld verspreid: in het westen als kindervriend, in het oosten als wonderdoener. In de 13de eeuw werd zijn feestdag vastgesteld op 6 december.
Vanaf dat moment verspreidde zich de Nicolaasverering over heel Europa.

Patronaten
Hij werd patroon (= beschermheilige) van Griekenland en Rusland; van zeelui, handelaars en vele handelssteden. In vele grote Europese havensteden verrezen er Sint-Nicolaaskerken:
-in België-
bv. te Antwerpen, Brussel, Gent en het naar hem genoemde Sint-Niklaas;
-in Duitsland-
bv. te Berlijn, Hamburg en Frankfurt;
-in Frankrijk-
bv. te Parijs en het beroemde Sint-Nicolaasbedevaartsoord Saint-Nicolas-de-Port (daar wordt ee vingerkootje van de heilige bewaard dat afkomstig zou zijn uit Nicolaas' sarkofaag te Bari;
-in Engeland-
bv. te Londen en in talloze andere plaatsen;
-in Nederland-
bv. te Amsterdam (stadspatroon!), Deventer, Edam, Groningen en Utrecht; tussen 1100 en 1500 werden en er verspreid over Noord-Nederland minstens 900 (negenhonderd) Nicolaaskerken gebouwd; in Friesland werd zelfs een dorp naar hem genoemd plaatsje Sint-Nicolaasga. Hieronder zie je dat een aantal plaatsen in Nederland zelfs een afbeelding van Sint Nicolaas in het gemeentewapen hebben.

Ook zijn relieken raakten verspreid over Europa. Zo zijn er ook in de kathedraal van Fribourg (Zwitserland). De kerk van St-Nicolas-de-Port bij Nancy, een belangrijk bedevaartsoord, heeft een vingerkootje van hem (volgens de legende meegebracht door een ridder vanuit Bari). Op 9 mei wordt in Bari uitbundig feest gevierd. Op de 3de zondag van oktober wordt Nicolaas al binnengehaald in zijn residentie te Sint-Niklaas in Vlaanderen. In Hasselt viert men een St-Niklaasstoet op een zaterdag van eind oktober of begin november. In Neder-over-Heembeek wordt hij pas in het weekend voor 6 december binnengehaald. In Nederland heeft bijna elke stad een Sinterklaasintocht, in Deventer traditioneel pas op 5 december.

Veel oude haven- en handelssteden in Europa hebben een kerk die aan hem is toegewijd.

Hij is patroon Griekenland en Rusland.

In België van de plaatsen Antwerpen, Enghien, van stad en bisdom Luik, Saint-Nicolas (gem. Luik) en Sint-Niklaas; daarnaast is er een Nicolaaskerk te Brussel (de bekende schipperskerk), Eupen en Gent.
In Denemarken is er Nicolaaskerk te Aabenraa.
In Duitsland van de plaatsen Anklam, Berlijn, Greifswald, Grossaitingen, Hamburg, Kalkar, Lübeck, Stendal en Überlingen. Daarnaast zijn er nog Sint-Nikolaikerken te Frankfurt-am-Main, Hamburg (toren), Kiel, Lüneburg, Möln, Passau, Siegen, Soest (kapel), Überlingen, Wismar en Worms (berg).
In Engeland van de plaatsen North-Moreton (Berks.), St-Nicholas (Glam.), St-Nicholas (Pemb.), St-Nicholas-at-Wade (Kent) en Winchester (Hants.).
In Frankrijk van de landstreek Lotharingen, en van de plaatsen Amiens, Parijs en Saint-Nicolas-de-Port. Daarnaast bevinden zich Sint-Nicolaaskerken te Autun (Saône-et-Loire) en Avesnes-sur-Helpe (Nord).
In Griekenland van Kerkyra (Corfu); een van de Meteorakloosters heet Hagios Nikolaos Anapafsas.
In Italië van het eiland Sicilië, en van de plaatsen Bari, Merano, Napels en Venetië.
In Joego-Slavië van Ljubljana.

In Nederland van de plaatsen Amsterdam, Kampen en Sintnicolaasga (gem. Skarsterlân). Bovendien bevinden (of bevonden) er zich Sint-Nicolaaskerken te Amsterdam (de middeleeuwse Oude Kerk en de Nicolaaskerk van Tepe tegenover het Centraal Station uit 1887), Appingedam, Arnhem, Baarn, Blesdijke, Blija, Britswerd, Broekhuizen, Colmschate, Creil-Rutten, Deersum, Den-Helder, Denekamp, Deventer (Bergkerk), Edam, Eemnes, Firdgum, Gauw, Groningen (A-kerk), Guttecoven (tezamen met Willibrord), Haps, Haren (bij Groningen), Harkema, Helvoirt, Hendrik-Ido-Ambacht, Herbaijum, Heythuysen, Hijum, Holwierde, Hoorn-Terschelling, Huins, Idsegahuizum, IJsselstein-Utrecht, Jutfaas, Klein-Linden (kapel), Kornjum, Kuinre, Lettele, ook het middeleeuwse kerkje van Lidlum was toegewijd aan Nicolaas[342p:178], Lierderholthuis, Loënga, Lutjebroek, Maastricht, Meijel, Middelburg (middeleeuwse abdijkerk), Midlum, Monnikendam (tezamen met Antonius van Padua), Muiden, Nieuwegein-Jutphaas, Nieuwveen, Nijeholtwolde, Nijemirdum, Nijhuizum, Nijland, Nijmegen (kapel), Nijtrijne, Odijk, Offingawier, Oldenzijl, Oldetrijne, Oosterwierum, Oostrum, Peperga, Piaam, Poppingawier, Purmerend (tezamen met Catharina), Rotsterhaule, Rotterdam (tezamen met het Heilig Hart), Schalkhaar, Schalsum, Schoonebeek, Smallebrugge, Snikzwaag, Sonnega, Swichum (tezamen met Catharina), Tienhoven (Zuid-Holland), Utrecht (een middeleeuwse en een recente tezamen met Monica), Valkenburg (tezamen met Barbara), Valkenswaard, Venlo, Vollenhove, Waalwijk (ziekenhuis), Wieuwerd, Wijnjeterp en Zoetermeer.
In Oostenrijk van de plaats Feldkirch. Daarnaast is er een Nicolaaskerk bij Golling in de buurt van Salzburg.
In Rusland van de plaats Moskou.
In Spanje is er een Nicolaaskerk te Burgos.
In Zweden van de plaats Stralsund,
In Zwitserland van de plaats Fribourg.

Met Martinus is hij waarschijnlijk de meest vereerde heilige in West-Europa. In Oost-Europa heeft hij zelfs de titel gekregen van 'Mede-Verlosser met Christus'!

Andere Patronaten
Hij is patroon van de liefde; daarnaast is hij beschermheilige van ongetrouwde en trouwlustige meisjes; van kinderen en in het bijzonder van schoolkinderen, koorknapen, studenten, onderwijzers, leraren, advocaten, notarissen, juristen, rechters, rechtsgeleerden en geestelijken; van reders, zeelui, schippers, matrozen, veerlieden, reizigers en pelgrims; van vissers en vishandelaars; van handelslui en de christelijke middenstand, van kruideniers kooplieden, marskramers, leurders en lommerdhouders; van kruideniers, specerijenhandelaren, parfumeurs en apothekers; van molenaars, korenhandelaren (vanwege de legende met het koren); van bakkers (niet alleen vanwege de verhoogde activiteit van deze beroepsgroep rond zijn feest, maar wellicht ook, omdat men de gouden bollen op zijn afbeeldingen - de bruidsschat voor de drie meisjes - voor broden aanzag); van slagers; van jeneverstokers, bierbrouwers, kuipers en herbergiers; ; van lakenscheerders, linnenhandelaren, band- en lintwevers, kantwerkhandelaren en knopenmakers; van bankiers; van boeren; van kaarsenmakers; van brandweerlieden (wellicht vanwege de legende met Diana?); van stoelenmakers; van soldaten (vanwege de legende met de generaals?); steengroevearbeiders, steenhouwers; van gevangenen;

Hij wordt aangeroepen tegen echtelijke onvruchtbaarheid, voor bevrijding uit de gevangenis, voor het terugkrijgen van verloren zaken, tegen foutieve oordelen, tegen gevaren van stormen en van het water, patroon van de zee.

Afbeelding
Hij wordt afgebeeld als bisschop (tabberd, mijter, staf) vaak met drie goudklompen op een boek, of met drie mannetjes in een tonnetje aan zijn voeten.

Weerspreuk(en)
'Neige de Saint-Nicolas
donne froid pour trois mois.'
[Sneeuw met sinterklaas
dan blijft de kou drie maanden baas]

'Regent het op Sint-Nicolaas,
dan wordt de winter streng en grijs.'

'Sint Nikolaas regen?
Nooit een zegen!'

In 1946 publiceerden Gabriël SMIT (rijmpjes) & Piet WORM (prentjes) een boekje over heiligen voor kinderen: ‘Roosjes uit de Hemeltuin’; Utrecht/Antwerpen, De Fontein.
Het bevat ook een rijmpje voor Sint Nicolaas:
Sint Nicolaas, ons aller vrind,
Loopt steeds iets mooiers te bedenken
Om als hij het dan eindelijk vindt,
Aan brave kinderen te schenken.
Wie even heilig hier wil leven
Moet anderen alles willen geven.

Muziek
Uit de middeleeuwen is een manuscript bekend ‘de wonderen van Sint Nicolaas’. Het betreft legendes uit het leven van Sint Nicolaas op muziek gezet om tot klinken te brengen in de liturgie. CD ‘l’empreinte digitale ED13153’

Sinterklaasgebruiken

Hoe werd het Sinterklaasfeest gevierd door onze middeleeuwse voorouders?
Om daar goed antwoord op te geven, moeten we de geschiedenis in twee delen verdelen:
1 De tijd vóór de Reformatie, toen praktisch ieder hetzelfde katholieke geloof had en dat op dezelfde manier beleefde;
2 Na de Reformatie; zeg maar vanaf het jaar 1572.

1 Vóór de Reformatie (tot 1572)

6 december
De feestdag, 6 december, was een vrije dag. Die begon met een mis in de kerk. Soms met processie (plechtige optocht). Dan gingen de gelovigen de kerk uit en trokken ze biddend en zingend rond door de stad. Meestal werd het beeld van de heilige op een draagstel geplaatst en door vier mannen meegedragen. Dat was een hele eer. Soms werd het leven van de heilige in de processie uitgebeeld of nagespeeld. Daarna hadden de mensen vrij. Er waren straatartiesten, kraampjes met spelletjes en lekkernijen. Kortom: ons woord kermis komt daar vandaan: het sloeg niet alleen op de 'kerk-mis', maar ook op de feestelijkheden erna buiten de kerk.
Er zijn geleerden die menen dat daar de oorsprong gezocht moet worden van de intocht van Sinterklaas in de stad.

5 decembermarkt
De dag vóór Sinterklaas, 5 december dus, was er vaak een extra drukke marktdag. Omdat Sinterklaas zo laat in het jaar viel, hield men op zijn feest de laatste marktdag voor de winter. Er waren dus extra veel voorraden aangevoerd: niet alleen warme kleding, maar ook voedsel en snoep, zoals speculaas, taaitaai, marsepein en suikerbeesten. Met het oog op de komende kou moest het voedsel immers extra vet en suikerrijk zijn. De ouders vertelden aan hun kinderen dat Sinterklaas al die voorraden had aangevoerd op zijn schip. In vele Sinterklaasverhalen kwam immers een schip voor, en hij was patroon van de zee- en handelslui.

Spanje
Als kinderen vroegen waar Sinterklaas dat allemaal vandaan had, antwoordden de volwassenen: 'Uit Spanje'. Spanje was indertijd een steenrijk land. Denk maar aan de Spaanse Zilvervloot, die Piet Hein straks zal veroveren. Rijke Spanjaarden hadden vaak een zwarte, moorse knecht in dienst: Sinterklaas dus ook. We zagen al dat Sinterklaas soms werd afgebeeld met gouden bollen die voor sinaasappelen werden aangezien. Trouwens, hij kwam toch uit... Myra...? Bari...? Die klanken verbasterden tot Madrid: Sint had immers iets met Spanje!

Cadeautjes
De mensen kochten op de markt van 5 december voor elkaar een cadeautje om dat 's avonds in elkaars schoen te doen; daar kon je dan de volgende dag, die vrij was, plezier van hebben! Van die cadeautjes werd gezegd dat Sinterklaas ze eigenlijk in de schoenen deponeerde. Wie stout was geweest kreeg geen cadeautje.

Bisschopsgeld
In de scholen werd op 5 december de braafste leerling van het jaar uitgekozen om een dag lang Sinterklaas te zijn. Op 6 december kreeg hij een lange jurk aan, een mijter op en een staf in de hand. Bovendien kreeg hij een aantal priesters om zich heen. Zij gingen de straat op om voorbijgangers om 'bisschopsgeld' te vragen


2. Na de Reformatie (vanaf 1572) (met extra aandacht voor Delft)

Versobering
De Reformatie was een beweging van gelovigen die protesteerden tegen de manier waarop de Katholieke Kerk van die tijd het geloof preekte. Zij worden dan ook Protestanten genoemd. Maarten Luther († 1546) en Johannes Calvijn († 1564) zijn het meest bekend, maar er waren er veel meer. Zij wilden versobering: God, de Bijbel en het geloof. Dat was voldoende. En alles wat er in de loop der eeuwen omheen was gegroeid: daar wilden zij vanaf. Dus geen beelden in de kerk (beeldenstorm!), geen kaarsjes, geen heiligen, geen processies, geen zegeningen met wijwater, geen aangeklede paus, kardinalen en bisschoppen...

Sinterklaas officieel verboden
Dus ook geen Sinterklaasfeest. Vanaf 1573 was in Delft de overheid officieel Calvinistisch. De pastoors van de Oude en de Nieuwe Kerk werden verjaagd en er kwamen protestantse predikanten. Ook de wetten van de stad werden dus Calvinistisch. Dat betekende dat het traditionele Sinterklaasfeest werd afgeschaft. Zij vonden het een heidens feest. het leidde alleen maar tot bijgeloof ('waangeloof' of 'superstitie'), en 'afgoderij'.

De Sinterklaasmarkt werd verboden. Ook mocht er geen snoep of gebak meer verkocht worden in de vorm van poppen: allemaal bijgeloof en afgodendienst. In de Tien Geboden staat immers dat de gelovigen geen gesneden beelden mogen maken: dus ook niet om op te eten!

"Het bestuur van de stad Delft heeft gemerkt dat op 5 december, de zogenaamde sinterklaasavond, de markt bezet is met veel kramen. Daar worden verschillende goederen verkocht, waarvan men de kleine kinderen wijsmaakt dat Nicolaas die aan hen geeft. Deze zaak is niet alleen in strijd met de goede orde en het gezag, maar het leidt de mensen ook af van de ware godsdienst. Zo krijgen we hier ongeloof en afgoderij. Daarom hebben de schout en de schepenen, samen met de burgemeesters, besloten dat voortaan niemand, inwoner van Delft of afkomstig van buiten, op Nicolaasavond met marktkramen, goederen of artikelen op de markt of elders mag gaan staan. Bovendien wordt verboden om voortaan brood, koek, suikerwerk of andere etenswaren te verkopen of uit te stallen, in de vorm van een afbeelding. Koeken met afbeeldingen worden meteen in beslag genomen. Bekend gemaakt bij het luiden van de grote klok op het Stadhuis op 28 november 1600."

Op 25 november 1607 werd dezelfde verordening nog eens uitgevaardigd. Blijkbaar had die vorige niet erg geholpen...!? In 1618 kwam het stadsbestuur van Tiel met een officieel verbod om thuis de schoen te zetten! Ene Walrich Sieuwerts schreef in de 17e eeuw: "Het is zot en zinloos om de schoenen van de kinderen met allerlei snoeperij en 'slikkerdemik' te vullen. Wat is dit anders dan afgodendienst?"

Jan Steen
In 1626 maakt Jan Steen een schilderij getiteld 'Sinterklaasavond'. Een gezin van vader en moeder, oma en zeven kinderen. Allemaal blij met een cadeautje in de hand. Behalve de oudste zoon; die huilt...
Dus nog steeds Sinterklaasfeest. En dat terwijl het Calvinisme in Holland dan al meer dan vijftig jaar de dienst uitmaakt.

Een strooiende Sint te paard
Uit eigentijdse afbeeldingen blijkt dat men in de 17e eeuw het gebruik kende van een Sint Nicolaas te paard. In ieder geval in Duitsland en Noord-Frankrijk. Hij strooit lekkers en de roe! Tegelijk ziet men hem op de hoge daken met zijn paard, waarbij hij cadeautjes door de schoorsteen gooit. Zo zijn er afbeeldingen uit de 18e eeuw. Halverwege de 19e eeuw zien we ook Pieterman op de afbeeldingen verschijnen.

Sint in Delft
In Delft moeten we wachten tot omstreeks 1900, willen we een Sinterklaas zien verschijnen. Dan is het de behanger en stoffeerder Fritz Dücker van de Boterbrug die aan het stadsbestuur officieel om toestemming vraagt om als Sinterklaas verkleed zijn bestellingen rond te brengen. Waarschijnlijk had hij dat idee dus afgekeken van elders. Het gaat dus nog niet om een intocht zoals wij die nu kennen, maar om een winkelier die bestellingen thuisbezorgt en dat rond 5 december doet, verkleed als Sinterklaas. In het voorbijgaan legde hij ook even een bezoekje af bij de burgemeester en bij de deken van de katholieke kerk. Die speelden het spel graag mee. Dat heeft hij zo'n twintig jaar gedaan.

Intussen bleek dat allerlei winkeliers het idee hadden overgenomen en dat de sinterklazen elkaar danig voor de voeten liepen. Zo kwam het dat de winkeliersvereniging van de Delftse binnenstad een gezamenlijke Sinterklaas organiseerden, die officieel zijn intocht hield in de stad. Precies zoals wij dat nu nog steeds kennen.


SINTERKLAAS: GERMAANS of CHRISTELIJK?

De geleerden zijn het er nog altijd niet over eens of de sinterklaasgebruiken een christelijke of Germaanse oorsprong hebben. In dat laatste geval zeggen ze dat de sinterklaasgewoonten eigenlijk van Germaanse oorsprong zijn, en dat er door het christendom alleen maar een christelijk sausje overheen is gegaan. Je mag zelf kiezen wat jij het meest geloofwaardig vindt.

1 GERMAANSE OORSPRONG

Het Sinterklaasfeest is eigenlijk een vruchtbaarheidsfeest. In vele Sinterklaasgebruiken kun je nog vruchtbaarheidsrituelen herkennen.
In het najaar wordt het land ingezaaid. Dan moest er regen komen. De Germanen waren van de regen afhankelijk. Regen was vruchtbaarheid. De regen kwam van de dondergod Donar. Dan reed hij op zijn ros Sleipnir over de wolken; soms met veel gerommel en gedonder. Vervolgens begon het daaruit te regenen.
Vervolgens werd dit hele verhaal ook overgeplaatst naar de huizen van de mensen. Die moesten ook vruchtbaar zijn. Dus liet men Donar op zijn paard ook over de daken rijden, en in de huizen hetzelfde geluid veroorzaken als de donder. Vervolgens liet hij het 'regenen' door in de schoorsteen (de verbindingslijn tussen hemel en aarde) snoep en cadeautjes te strooien.
Niet alleen het land moest vrucht voortbrengen, het ging ook om de vruchtbaarheid van de mensen zelf. Zo was er in sommige streken van ons land een gebruik dat tegen de winter de ongehuwde meisjes voor één keer de rollen mochten omdraaien. Was het gedurende het jaar gebruik dat een jongen een meisje ten huwelijk vroeg, nu mochten ongehuwde meisjes achter een ongehuwde jongeman aan. Dat gebruik is nog terug te vinden in onze speculaas- en taai-taaipoppen: dat waren vrijers die aan ongehuwde meisjes gegeven werden!
De benaming 'Goedheiligman' voor Sinterklaas zou eigenlijk teruggaan op een oud-Germaans woord: 'Goed-huwlijk-man'. Dat sloeg dan op een Germaanse godheid die het vruchtbare huwelijk bevorderde.
Donar had een knecht, Eckart, geheten. De bundel wilgetakken waarmee hij sloeg, was een vruchtbaarheidssymbool. Ook schoenen waren indertijd seksuele symbolen. Als knecht Eckart dus cadeautjes of pepernoten door de schoorsteen in een schoen wierp was dat een symbolische aanduiding voor de menselijke vruchtbaarheid!
Volgens anderen ging Donar niet vergezeld van een knecht, maar van zijn zoon Oel. Hij had de taak om door het rookgat te kijken of er bij de haard van de mensen offers klaarlagen voor zijn vader Donar. Was dat het geval dan gaf hij er geschenken voor in ruil. Van al dat kijken in die beroete rookgaten kreeg hij natuurlijk een zwart gezicht, net als schoorsteenvegers.

2 CHRISTELIJKE OORSPRONG

Aan het eind van het jaar denken de gelovigen na over het einde van de wereld. Dan zal Christus op aarde terugkeren: al het goede zal behouden blijven, en alwat niet goed is zal vergaan.
De komst van Sinterklaas valt precies in die periode van het jaar. Door de Sint plechtig binnen te halen spelen we alvast hoe het straks zal zijn, wanneer Christus terugkomt.
Van de Sint wordt gezegd: "Wie zoet is krijgt lekkers, wie stout is de roe." Zo zal Christus straks het goede belonen en kwade straffen.
Sint wordt genoemd Goedheiligman. Als er nu één eretitel op Jezus van toepassing is, dan wel 'Goedheiligman'.
Vooral in het laatste bijbelboek 'Openbaring' (of 'Apokalyps') wordt voorspeld hoe de wederkomst van Christus verloopt. Soms lijkt het alsof daarin de intocht van Sinterklaas beschreven wordt:
"Toen zag ik de hemel open, en zie, een wit paard, en zijn berijder heet 'Getrouw' en 'Waarachtig': Hij komt om te oordelen..." (Openbaring 19,11).
En op een andere plaats: "En zie, er verscheen een wit paard, en die erop zat droeg een boog (jammer dat het geen staf is), en hem werd een kroon gegeven (nou ja: mijter) en hij ging als winnende heen, om te overwinnen" (Openbaring 06,02).
Wat betekende de naam 'Nikolaas ook al weer...?
In datzelfde boek van de Openbaring zegt Jezus: "Zie, Ik sta aan de deur en klop"
(Openbaring 03,20). Is er niet een sinterklaasliedje dat zingt over 'kloppen'...?
Ook wordt in Openbaring verteld dat Christus het kwaad zal overwinnen en bedwingen. Sommige geleerden zien in de figuur van Zwarte Piet een symbolische aanduiding van het kwaad of een bedwongen duiveltje; net als in het boek Openbaring staat het hier in dienst van het goede, van de Goedheiligman.
[Dries van den Akker s.j./2007.11.23]


Sint Nicolaas' intocht in het licht van Markus 13,24-32
[Preek gehouden in de Krijtbergkerk, Amsterdam, 1970.11.16 naar Barnard in 'Tussen twee stoelen]

Na de verschrikkingen komt Christus. Hij zal komen op de wolken met grote macht en heerlijkheid. Maar eerst die verschrikkingen.
In de geschiedenis is het opvallend, hoe vaak er temidden van rampen en oorlogen mensen opstaan, die aankondigen, dat nu Christus gauw zal komen. Nu was het einde der tijden aangebroken. Maar - zo bleek dan: nog niet! Oneerlijk eigenlijk: wel hebben we de verschrikkingen altijd bij ons, maar we moeten maar afwachten, wanneer Christus komt.
Misschien is het wel uit ongeduld geboren: dat denkbeeld om eens per jaar allemaal net te doen of we de Heer Jezus binnenhalen. We kunnen één keer per jaar (uitgerekend als de advent vlakbij is) niet langer wachten. En daarom spelen we alvast maar, wat er hopelijk ooit in werkelijkheid zal gebeuren. Vanmiddag hebben we allemaal als kinderen meegedaan in dat grote spel: de intocht van de Heer Jezus, gespeeld door Sinterklaas. Want vindt u ook niet, dat Sinterklaas wel erg veel weg heeft van Jezus?
Alleen zal naam al: Niko-laos: da's Grieks en vertaald betekent het 'die het volk voor zich wint', dus 'de populaire'.

Zoals wij met het sinterklaasfeest omspringen: het lijkt wel of we dat allemaal zo'n beetje afgekeken hebben van die plaatsen in de Heilige Schrift, die over het komen van Jezus, de Heer, spreken.
Kijk maar:
-Christus komt op de wolken, zegt Markus. Nou ja, da's wat moeilijk te spelen. Maar in het boek Openbaring (het allerlaatste boek van het Nieuwe Testament) lezen we over het komen van Christus: "Toen zag ik de hemel open, en zie, een wit paard, en zijn berijder heet 'Getrouw' en 'Waarachtig'" (Apokalyps 19,11). Da's dus geen beschrijving van Sinterklaas, maar van het komen van Jezus de Heer. En als we doorlezen: "Hij komt om te oordelen..." (Apokalyps 19,11). Onze kinderen weten, hoe ze zich dat oordeel moeten voorstellen: 'Vol verwachting klopt ons hart: wie de koek krijgt, wie de gard.'

-Bij de intocht van de Goedheiligman in Amsterdam, het Jeruzalem van het noorden, moet je - zeker, wanneer je zo nu en dan in de bijbel leest - onwillekeurig even denken aan die intocht destijds in het echte Jeruzalem.

. Wij roepen dan wel niet: 'Hosanna!' (dat betekent 'wees barmhartig'), maar wij roepen wel: 'Piet, Piet...!' En ieder weet wat dat betekent.

. Wij spreiden onze mantels niet uit op de weg, maar waar Sinterklaas ontvangen wordt, is namens ons allemaal de rode loper uitgelegd.

. En we zwaaien wel niet met jonge takken, maar wel zetten we onze eigen jonge kinderen hoog op onze schouders. En onze kinderen zwaaien wel: met hun handjes en hun wantjes.

Ja, goed beschouwd, lijkt het wel of we bij de inrichting van het sinterklaasfeest telkens even met een schuin oog gekeken hebben naar datgene, wat er geschreven staat over de wederkomst van Christus. Net of we Sinterklaas de rol geven van de Messias die komen moet. Eén keertje, één keertje in het jaar is Amsterdam stad van vrede. Want de goede Sint wint al onze harten. En ook dat heeft hij van Jezus de Heer afgekeken:

-"En zie, er verscheen een wit paard - zo lezen we alweer in het boek van de Openbaring - er verscheen een wit paard, en die erop zat droeg een boog (jammer dat het geen staf is), en hem werd een kroon gegeven (nou ja: mijter) en hij ging als winnende heen, om te overwinnen" (Apokalyps 6,2).

Het wordt van Christus gezegd. Maar we zagen daarnet al: Niko-laos betekent uitgerekend 'die het volk voor zich wint'.

-En dan: het is eigenlijk jammer, dat wij nooit in de protestantse gezangenbundel bladeren. Want dan zouden wij een heel oud adventslied (!) aantreffen:
'Daar komt een schip geladen
tot aan de hoogste boord
draagt Gods Zoon vol genade...'
Het is dat het lied al uit de veertiende eeuw stamt, want anders was het vast en zeker 'Zie ginds komt de stoomboot' geworden.

-En als we straks zingen: 'Hoort wie klopt daar kinderen', dan weet iedereen dat er van Jezus geschreven staat: 'Zie, Ik sta aan de deur en klop' (Apokalyps 3,20).

-En als het zeker een vreemdeling is, dan herinneren we ons, dat er tegen Jezus ooit gezegd is: 'Zijt Gij dan de enige vreemdeling in Jeruzalem...?' (Lukas 24,18).

-En als u eens even zal vragen naar zijn naam, dan weet u wat u te horen krijgt: 'Niko-laos'. En u weet nu ook, wat u zich dan zult herinneren: dat er van die Jezus-die-komt geschreven staat, dat Híj de overwinnaar is.

-Maar het opvallendste is misschien wel, dat de Sint - om wie het tenslotte allemaal begonnen is - bescheiden op de achtergrond blijft. Hij laat zijn pieten strooien, kunstjes doen en gekheid maken. Zij trekken de aandacht. Hij laat een prachtige, kleurige stoet voor zich uit gaan. En de kinderen hebben helemaal geen oog voor de glimlachende en wuivende Sint. Wie moet er dan niet denken aan wat er van ons mensen al zo vaak is gezegd: dat wij spelen voor Gods aangezicht; dat wij argeloos zullen spelen aan zijn voeten (vgl. Spreuken 8,30)?

Op een middag als deze zou je - heel even maar - kunnen menen, dat het al echt de Messias is, die komt. En er zijn kinderen ons: die ménen het ook! Dat het echt is nu: God onder ons. Vrede op aarde. Maar de Sint vertrekt straks weer om ruimte te maken voor de Advent. Het wachten op de komst van de echte Messias.

Maar vandaag hebben wij zijn wederkomst alvast gespeeld. En mocht er nu toch nog iemand zijn, die vlakweg zegt, dat Sinterklaas maar een gewone man is, bekleed met de waardigheid van Sinterklaas, dan moeten we nog maar even naar Paulus luisteren. Want als die te spreken komt over het wederkomen van Christus, dan - zegt hij - 'zullen wij allen bekleed worden met de heerlijkheid van Christus! Zoals wij de beeltenis van de aardse mens hebben gedragen, zo ook zullen wij de beeltenis van de hemelse mens dragen' (1 Korinte 15,49).

En het is misschien wel daarom, dat vele gewone mensen zich één keer in het jaar bekleden met de waardigheid van Sint Nicolaas: om met hun kinderen Christus die komen gaat spelenderwijs te gedenken.
Amen


Over Sinterklaas
[Preek gehouden in Krijtberg, 1971.11.14 naar Barnard in 'Tussen twee stoelen]

Sinterklaas is misschien wel het beste voorbeeld van een heilige; van wat de Kerk van oudsher bedoeld heeft met haar heiligenverering.
Natuurlijk is het leuk om te weten dat Sinterklaas de bisschop van Myra was omstreeks het jaar 325. En dat hij van af zijn vroegste jeugd boete en versterving onderhield. Want - zo staat er in het brevier - reeds als baby weigerde hij op woensdag en vrijdag de melk van de moederborst.
En het is natuurlijk leuk om te weten, dat hij in Myra de drie dochters van een straatarme vader van de straat wist te houden door er 's nachts zakken geld naar binnen te gooien. Maar u voelt wel: dat is enkel de geschiedenis. En van dat soort heiligen zijn er wel meer (al zijn er nog altijd veel te weinig van).
Toch heeft Sinterklaas he het verste geschopt van alle heiligen. Waarom? Omdat tot op de dag van vandaag iedereen graag en van harte sinterklaas wil zijn voor anderen. Met dat we Sinterklaas de stad inhalen, halen we hem tegelijk in ons hart. Wijzelf willen immers van harte Sinterklaas zijn. Wíj willen de goedheid van Sinterklaas zijn.

Daarom doet het altijd zo potsierlijk aan, als ongelovigen proberen uit te leggen, dat Sinterklaas niet zou bestaan. Het is een aangeklede man, zeggen die ongelovigen. Maar, lieve ongelovigen, dat is de priester voor het altaar ook! Wij hebben juist die uiterlijke aankleding van eentje nodig om aan te wijzen hoe wij allen van binnen zijn. Juist zoals bij moederdag: het is natuurlijk alle dagen van het jaar moederdag. En om dat te laten zien, is het één keer per jaar Moederdag met een hoofdletter. Natuurlijk zijn alle mensen priester (dat betekent: moeten God tegenwoordig stellen in hun leven); alle mensen zijn priester; en om dat te laten zien, bekleden we er één met de waardigheid van Priester met een hoofdletter. En willen wij niet allemaal van harte sinterklaas zijn? Nou, en om dat te laten zien, is er één Sinterklaas: met een hoofdletter.

Wie gaat er nou zeggen, dat Sinterklaas bestaat, terwijl je zelf ondertekent met Sint; terwijl je zelf van harte Sinterklaas wilt zijn! Immers, we laten door uiterlijke dingen aan de buitenkant zien, dat we Sinterklaas in ons hart gesloten hebben.

En dat is nou precies de bedoeling van alle heiligen. Niet alleen dat we een voorbeeld aan ze nemen, maar ook, dat wij zelf van harte zo'n heilige willen zijn. Dat wij zelf die heilige willen worden. Juist zoals wij dat bij Sinterklaas willen.

Nu moeten we nog één stapje verder. Want wanneer noemt de Kerk iemand heilig? De Kerk noemt een mens heilig, als hij heel erg op Jezus lijkt. Het valt niet moeilijk te zien, waarom Sinterklaas dan een heilige wordt genoemd. Als de Goedheiligman niet op Jezus gelijkt, wie dan nog wel? Een heilige wil van harte, zoals Jezus was. Een heilige brengt Jezus iets dichterbij. Door de goedheid en de liefde van de heilige wordt Jezus tastbaar en voelbaar tegenwoordig gesteld. Je zou bijna kunnen zeggen: juist zoals ieder van ons van harte Sinterklaas wil zijn, zo wil iedere heilige van harte Jezus zijn. Paulus zegt dan ook: 'Niet ik leef, Christus leeft in mij' (Galaten 2,20). Als iemand dat zegt, en hij leeft er ook nog naar, hij laat aan de buitenkant zien door zo te zijn,... dan is dat een heilige: 'Niet ik leef, Christus leeft IN mij.

En nu het laatste stapje. Als wij allen van harte net zo zouden willen zijn als een heilige, bv. als Sinterklaas: dan zeggen wij eigenlijk: ik zou ook wel iemand willen zijn, die van zichzelf kan zeggen en laten zien: "Niet ik leef, Christus leeft in mij." De mensen moeten bij mij - zeggen we eigenlijk mét Sinterklaas... De mensen moeten bij mij aan de buitenkant kunnen zien, dat ik - net als de Sint - Jezus Christus in mijn hart gesloten houd.

Moge het zo zijn.


Nicolaas van Myra (Sinterklaas: † ca 350; feest 6 december)
Voor Rond Zending 2006, december: Thema ‘Consumptie’

22

Sint Nicolaas is toch als heilige afgeschaft? Integendeel. Bij de liturgische vernieuwing van het Tweede Vaticaans Concilie heeft men besloten de heiligenkalender op te schonen. Dan komt er ruimte voor meer recente heiligen. Maar de oude heiligen mogen nog steeds worden vereerd. Ook Sint Nicolaas.

Over hem is niet veel bekend. Hij was bisschop van de stad Myra aan de zuidkust van het huidige Turkije. In 325 nam hij deel aan een beroemde bisschoppenconferentie. Daar werd nagenoeg de tekst opgesteld die wij op zondag nog steeds in de kerk bidden als de Geloofsbelijdenis.

Beroemd is het verhaal van de drie meisjes. Nicolaas was een jaar of achttien, en vroeg zich als serieus christen af wat hij moest doen met de flinke erfenis die zijn overleden ouders hem hadden nagelaten. Verderop in de straat woonde een schoenmaker met drie dochters. De man had te weinig geld om een bruidschat te bekostigen, zodat de meisjes besloten te gaan tippelen. Als goed christen gruwde Nicolaas bij dat idee. Hij nam een zakje geld (anderen zeggen, een klompje goud in een doek), sloop er in de nacht mee naar het huis van de dochters en gooide het naar binnen. Zielsgelukkig arrangeerde de vader meteen een huwelijk voor zijn oudste dochter. Dit herhaalde zich voor de andere twee.

Dat zijn feest weerzin wekt door de overmatige consumptie ligt dus niet aan hem!

Een heilige lijkt op Jezus. Sinterklaas dus ook. Ooit heerste er hongersnood in zijn bisdom. Tijdens een hevige storm zochten schepen beschutting in de haven. Ze bleken volgeladen met graan, en van Egypte onderweg naar de Zwarte Zee. Nicolaas wendde zich tot de kapitein: “Mijn mensen komen om van de honger. Laat wat zakken graan op de kade achter.” “Maar heilige vader, dat kan niet. Ze zijn bij mijn vertrek gewogen. En ze worden weer gewogen bij aankomst. Als dat niet klopt, voelt u wel wie ze van diefstal verdenken.” Nicolaas bleef aandringen: “Doe het toch maar op mijn verantwoording.” Tenslotte liet de kapitein twee rijen zakken op de kade deponeren. Nicolaas deelde meteen de ene helft uit voor onmiddellijke consumptie. De rest liet hij op de velden uitzaaien. Hongersnood voorbij. Bij aankomst in de Zwarte Zee bleek dat de schepen nog altijd evenveel graan hadden als bij hun vertrek uit Egypte. Broodwonder!

Kunnen wij hier iets mee? Als het nu eens niet om graan gaat, maar barmhartigheid, hartelijkheid, vergevingsgezindheid, naastenliefde…?


© A. van den Akker s.j.

VoorwoordHoe wordt men heilige?
© AuteursrechtWoordenboek
LeeswijzerGastenboek
Bronnen