× 
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

           
welkom menu contact zoeken
HeiligenkalenderHeiligen op naamPatroonheiligenHedendaagse namenMeer...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van de hagiografieën, overleed 30 oktober 2022
† 348  Spiridon van Cyprus

Info afb.
Onder: Nicolaas van Myra & Spiridon van Kos en Overweging door Spiridon

Spiridon (ook Spiridion, Spirion, Spuridion, Spyridion) van Cyprus (ook van Korfu of de Wonderdoener), Tremithus (Trimiton), Korfu (thans "Kérkyra"), Griekenland; bisschop & wonderdoener; † 348.

Feest 11 augustus (Korfu) & 12 (oosterse kerk) & 14 december (westerse kerk).

Spiridon is geboren en getogen op Cyprus. Hij was een man van eenvoud en voorzag in zijn levensonderhoud als schaapherder. Op jonge leeftijd was hij al gehuwd; hij had een dochter Irene. Hij was een gelovig mens. Tijdens de hardvochtige christenvervolgingen rond het jaar 300 had hij tot de arrestanten behoord. Keizer Maximianus (284-305) had hem laten folteren: hij liet hem een oog uitsteken en sneed hem een aantal pezen door zodat hij voor zijn leven verminkt was aan zijn linkerbeen. Dat had zijn geloof niet geschokt, eerder verdiept.
Na de dood van zijn vrouw wijdde hij zich geheel aan een bewust christelijk leven. Vandaar dat hij tot bisschop werd gekozen van de plaats Tremithus (Trimiton). Maar dat bracht geen verandering in zijn dagelijkse dag. Net als vroeger weidde hij zelf zijn kudde en bewerkte hij eigenhandig zijn land. Van de opbrengst ging het meeste naar de armen, want hij had zelf maar weinig nodig.

Er zijn vele wonderen van hem bekend. Zo wordt er verhaald hoe er eens op het eiland Cyprus grote droogte heerste 'vanwege de talrijke zonden van de mensen'. Tot overmaat van ramp brak ook de pest nog uit. Vele mensen stierven en degenen die nog in leven waren, beseften dag en nacht het gevaar waarin ze verkeerden. Ten einde raad klopte men bij bisschop Spiridon aan met de vraag of hij wilde proberen God de Heer te vermurwen: 'Zodat hij met het water uit zijn ene oog voor hen het water uit de hemel zou verwerven.' De heilige bad en weende, en het begon te regenen...
Zo kwam er een eind aan die ellende. Maar - aldus een oude kroniek 'omdat er aan de zonde nooit een eind komt, kwam ook de ellende weer terug', nu in de vorm van misoogst. Er waren heel wat arme mensen die stierven van de honger. 'De rijken sloten hun handen en deuren met de bedoeling dat het geroep van de armen niet in hun hart zou doordringen.' Zo klopte eens een arme man aan bij een rijke en verzocht hem dringend te hulp te komen met wat hij maar missen kon. De rijke kon niets missen. Nu zocht de arme zijn heil bij bisschop Spiridon. Deze antwoordde hem: "Wees niet bang en zit maar nergens over in, want morgen zal je huis tot de nok toe gevuld zijn. En die rijke mag dan nu zijn geluk niet op kunnen, hij zal nog op zijn neus kijken. Let op mijn woorden: je zult het zien en beleven dat hij jou op zijn blote knieën komt smeken of je alsjeblieft al wat je nodig hebt van hem wilt aannemen! En dan zal het jouw beurt zijn om de spot met hem te drijven." De arme man ging allesbehalve getroost bij zijn bisschop vandaan. Hij vond diens troostwoorden wat al te goedkoop. Maar die nacht zond de Heer zo'n grote watervloed op de graanschuren van die rijke af, dat al zijn tarwe naar buiten dreef de stad in. De armen kwamen er gretig op af; dus ook onze man die zich dit buitenkansje niet voorbij liet gaan en zijn huis tot de nok toe vulde met het kostbare spul. De rijke zag dat er geen houden meer aan was, en smeekte de arme dat hij moest pakken wat hij pakken kon. Maar de arme man lachte hem vierkant uit en vertelde wat de bisschop gisteravond tegen hem gezegd had.

Ook bracht de heilige bisschop eens een waterloop tot stilstand. Dat was, toen een goede vriend van hem op valse gronden veroordeeld was en onschuldig in de gevangenis dreigde te verdwijnen. Hij ging er meteen op af. Hij moest daartoe een beek doorwaden. Maar deze was op dat moment zo gezwollen dat er geen doorkomen aan was. Daarop gebood de heilige aan het water dat het stil moest blijven staan. Dat gebeurde. Voordat de bisschop ter plaatse was, had het gerucht hiervan de keizer al bereikt. Daarop kwam deze tot inkeer en liet de gevangene vrij.

Hij was aanwezig op het Concilie van Nicea, dat was in 325.
Temidden van de heftige richtingenstrijd die toen de geloofsgemeenschap verdeelde, hield hij uiterst eenvoudige betoogjes; daardoor en door zijn menslievende wonderen speelde hij het klaar om vele afgedwaalden op het rechte pad terug te brengen.

Hij genas in die tijd ook Keizer Constantius (340-360) van een ernstige ziekte. Dat ging zo. Tijdens de voorbereidingen voor een veldtocht tegen Perzië, werd Constantius doodziek. Geen geneesmiddel scheen nog te helpen. Nu nam Constantius zijn toevlucht tot het gebed. 's Nachts werd hem in een droom door een engel een grote bisschoppenvergadering getoond; met nadruk wees de engel op twee bisschoppen in het bijzonder. De volgende dag liet Constantius onmiddellijk alle bisschoppen bij zich ontbieden om te zien of die bijzondere twee er tussen zaten. Zo meldde ook Spiridon zich bij de ingang van het paleis. Maar hij ging zo eenvoudig gekleed dat de keizerlijke garde hem voor een bedelaar aanzag. Toen die bedelaar hem te kennen gaf dat de keizer naar hem had gevraagd, verkocht hij hem een flinke draai om de oren en beet hem toe dat hij moest maken dat hij wegkwam. Zonder zich te bedenken keerde de zachtmoedige man hem de andere wang toe. Toen besefte die paleiswacht pas wie hij voor zich had en dat de keizer zelf om hem had gevraagd vanwege zijn ziekte. Hij schaamde zich diep, viel Spiridon te voet en smeekte om vergiffenis. Maar de heilige sprak hem troostend en bemoedigend toe. Meteen toen hij de keizerlijke vertrekken binnenkwam, herkende Constantius in hem de belangrijkste van de twee bisschoppen die de engel in zijn droom had aangewezen. Op het moment dat Spiridon hem de handen op het hoofd legde, bleek de keizer genezen.
Daarnaast wordt nog verteld dat hij in de toekomst kon zien en dat hij zelfs de geheimste roerselen kende die er in de harten van mensen omgingen. Tijdens zijn leven heeft hij velen tot geloof gebracht. Hij stierf tenslotte in het jaar 348.

Verering & Cultuur
Eind 7de eeuw werden zijn relieken overgebracht naar Constantinopel, in 1456 naar Epirus en van hier naar Korfu, waar zijn lijk rechtop staande in een sarcofaag (stenen doodkist) wordt bewaard.
Overwinningen op de Turken bij Lepanto (1571) en Korfu (1716) alsmede de bevrijding van Korfu van de pest (1630) werden aan hem toegeschreven. Op Korfu houdt men op palmzondag, paaszaterdag, 11 augustus en de eerste zondag van november processies ter ere van hem.
Hij is patroon van Korfu; van wezen, van zeelieden aan de oostkant van de Middellandse Zee en wordt aangeroepen tegen overstromingen.
Hij wordt afgebeeld met een herdersmuts of rechtop staande in een sarcofaag. Soms ook met een stekel in de hand (omdat hem daarmee tijdens de christenvervolgingen een oog is uitgestoken).

- Nicolaas van Myra & Spiridon van Kos -
'Waarom op het eiland Kos 6 december niet als feest van Sint Nikolaas wordt gevierd, maar beschouwd wordt als een gewone dag'

Omstreeks het jaar 320 zal het geweest zijn, dat er op het eiland Kos - één van de Griekse eilandjes voor de Turkse kust (maar dat gebied behoorde toen allemaal tot het Romeinse Rijk) - dat er op dat eiland Kos dus een goede bisschop leefde, Spiridion. Hij was een heel hartelijke man, maar niet zo intelligent als je eigenlijk van een bisschop wel zou mogen verwachten. Hij sprak ook niet welsprekend Grieks zoals bijvoorbeeld andere collega-bisschoppen. Spiridion was dan ook maar een eenvoudige schaapherder geweest. Gestudeerd had hij niet. Hoe was hij dan bisschop geworden? Toen het bericht kwam, dat op het eiland Kos een bisschop gekozen moest worden, waren alle herders bij elkaar gaan zitten, en spraken af, dat de aardigste van hen er de aangewezen man voor zou zijn. Er werd gestemd, en Spiridion was gekozen. Een groot cadeau hadden die eenvoudige herders aan hun nieuwe bisschop niet kunnen geven. Op het vasteland had één van hen op de markt een gitzwarte ezel gekocht, een zeldzame kleur voor zo'n beest. Zijn secretaris reed op een gewone grijze ezel. Die secretaris had hij eigenlijk niet nodig. Hij kwam alleen goed van pas als gezelschap.

Tegenover Kos lag indertijd op het vasteland een vrij onbetekenend plaatsje, Myra. Maar de inwoners van die stad streefden ernaar om steeds groter en belangrijker te worden. Myra moest een stad worden op het voorste plan van de landelijke politiek. Een stad waar je rekening mee hield. Toen ze een bisschop hadden moeten kiezen, hadden ze dan ook een man genomen waarmee je voor de dag kon komen: Nikolaas. Híj had wel gestudeerd, en was bijzonder scherpzinnig. Zijn Grieks was elegant en verzorgd. Allemaal dingen dus die je ook van een béétje bisschop indertijd mocht verwachten. De hele bevolking had destijds bijgedragen aan het bijzonder zeldzame cadeau voor de bisschop: een volkomen wit paard. In tegenstelling tot Spiridion had de bisschop niet één, maar twee secretarissen; de bevolking zamelde goud in om voor beiden een kostbare volbloed Arabische hengst te kunnen aanschaffen. Dat toonde! Nikolaas keek natuurlijk met minachting neer op zijn collega van Kos, of - zoals hij hem noemde - 'die boer van de overkant'.

Nu gebeurde het, dat er destijds in de kerk een geweldige strijd aan de gang was. Toen ook al. De geloofsgemeenschap was ernstig verdeeld over de vraag hoe je nu precies over de persoon van Jezus Christus moest spreken. Moest je van Hem zeggen, dat Hij God was? Hoe zat dat dan, want Hij was immers een mens geweest? Of moest je zeggen dat Hij mens was geweest? Maar wat bedoelden

dan de heilige bijbelboeken die steeds maar zeiden dat Hij Gods Zoon was, ja God zelf? Om de waarheid te vinden riep de keizer van het Romeinse Rijk, keizer Constantijn, alle leiders van de kerk in vergadering bijeen. (De keizer sprak niet gewoon van een vergadering, hij zei deftig 'concilie'; en hij keek daar zeer ernstig bij). Alle bisschoppen werden uitgenodigd om zich te verzamelen in het plaatsje Nicea. Iedere bisschop zou daar zijn zegje mogen doen over de persoon van Christus. Daar zou ook uiteindelijk bepaald worden wat de waarheid was.

Met name voor Spiridion beloofde het een lange reis te worden. Niet alleen moest hij eerst overvaren naar het vasteland, waarna de tocht naar Nicea per ezel minstens veertien dagreizen in beslag zou nemen. Daar kwam nog bij, dat hij nog nooit zo'n lange reis had ondernomen; sterker nog, hij was nog nooit van zijn eiland afgeweest. Hij en zijn secretaris besloten dan ook ruim op tijd te vertrekken. Ze verheugden zich vooral op de reis. Ze zouden nieuwe werelden ontdekken; mensen tegenkomen, met wie ze misschien over Jezus zouden kunnen vertellen, zodat ook zij in Hem zouden gaan geloven en dus gelukkiger zouden worden. Of misschien kenden ze Jezus al, dan zouden ze samen daarvan kunnen genieten.

Terwijl Spiridion in alle rust aan de lange reis begon, zat Nikolaas nog aan zijn bisschoppelijk bureau. Hij had nog veel dingen te doen. Er moesten stukken ondertekend worden, bouwplannen voor nieuwe kerkjes in de omgeving beoordeeld, gewijzigd en goedgekeurd worden; straks zouden weer de armen voor de deur staan voor hun dagelijkse portie voedsel; hij moest zijn gebeden nog doen, waarmee hij toch al achter was; ach er was teveel om op te noemen. Toen hij na een drukke dag met zijn beide secretarissen bij het vuur nog een kroes wijn dronk voor het slapen gaan, mijmerde hij wat voor zich uit over het concilie (net als de keizer sprak Nikolaas natuurlijk niet gewoon over bisschoppenvergadering). Hoe het daar toe zou gaan. Welke bisschoppen er allemaal waren, en hij liet alle beroemde mannen van die dagen aan zijn geestesoog voorbijgaan: die zou hij straks allemaal een hand geven, met 'je' en 'jij' kunnen aanspreken...

Maar plotseling betrok zijn gezicht: "En dan te bedenken, dat die boer van de overkant daar ook naar toe gaat. Stel je voor: een lompe schaapherder die nauwelijks lezen heeft geleerd. En die zou dan iets moeten zeggen over Jezus, waar zelfs de knapste geleerden, die hun leven lang in de boeken hebben getuurd, het nog niet over eens zijn. Wat een toestanden toch in onze kerk, dat zo'n domme man evenveel recht van spreken heeft als de knapste kop... Je zou toch een manier moeten bedenken om hem tegen te houden!" De secretarissen zwegen; ze waren het met hun bisschop eens. Er moest nog veel verbeterd worden in de Kerk van Jezus. Maar daar zou dat concilie mooi toe kunnen bijdragen.

Intussen vorderde Spiridion gestaag op zijn weg naar het verre Nicea. Hij maakte geen haast; had alle tijd om met de mensen te praten. Die vonden het een vriendelijke man. Ze waren zelfs een beetje jaloers op de schaapherders van Kos, dat zij zo'n aardige bisschop hadden. Déze vroeg naar je kinderen, hoe het land erbij lag, hoe de laatste oogst was geweest en hoe de verwachtingen waren voor de komende; hij schoof bij aan de eenvoudigste tafels, nam genoegen met het armzaligste onderdak als in de middag de zon op zijn heetst was en een enkele keer zelfs had de bisschop even moeten meehelpen om een losgebroken bok te vangen waarbij ook de secretaris van de bisschop zich niet onbetuigd had gelaten. Intussen trok zijn zwarte ezeltje veel bekijks; en telkens weer vertelde hij met dankbare stem dat het een cadeau was geweest van zijn mensen. Zo naderde Spiridion geleidelijk aan Nicea.

Nikolaas had tot op het laatste moment gewacht met zijn vertrek. Eigenlijk kon hij niet gemist worden, maar dat concilie was tenslotte toch belangrijker. Dus vooruit dan maar. In grote haast joeg hij achter zijn secretarissen aan, dat ze voort moesten maken met het pakken van zijn reistassen en het reisvaardig maken van de paarden. Met grote snelheid legden ze elke dag zo'n groot mogelijk traject af om nog juist op tijd in Nicea te zijn. Tijd om te stoppen was er niet. Hoogstens voor een plas. Ook onderweg kon Nikolaas zijn verontwaardiging niet de baas, dat ze nu straks die boer van de overkant zouden tegenkomen, en dat het godgeklaagd was, en dat er toch een middel moest om die man duidelijk te maken dat zijn plaats niet was temidden van bestudeerde mensen, maar tussen de naar stront stinkende beesten.

Nu stond er op één dagreis afstand van Nicea een herberg. Spiridion was daar in alle rust lang voor de middag gearriveerd. Terwijl zijn secretaris de dieren verzorgde, had de bisschop een gesprekje aangeknoopt met de herbergier. Ze hadden er de tijd voor genomen. Spiridion had gevraagd of hij en zijn secretaris mee mochten eten temidden van het gezin. Dat was een hele eer. De bisschop had met de kinderen gespeeld en had vervolgens zijn middagdutje gedaan.

De avond was al gevallen. De herbergier moest zijn aandacht aan de gasten geven. Spiridion zat met zijn secretaris nog even bij het vuur, toen de deur breed openzwaaide en Nikolaas met wapperende tabberd binnen stormde: of er voor hem en zijn beide secretarissen een bed in orde kon worden gemaakt, of de paarden verzorgd konden worden in de stal, of er maar even een maaltijd kon worden opgediend; vlug vlug graag, want ik ben Nikolaas, bisschop van Myra. De waard knipte en boog en snelde van hot naar her om aan al die wensen te voldoen. Nikolaas nam met zijn secretarissen plaats aan een tafeltje en toen pas viel zijn blik op zijn collega en diens secretaris daar bij het vuur. Spiridion knikte vriendelijk. Maar de glimlach van Nikolaas kwam niet verder dan een bittere grimas, en tussen zijn tanden door siste hij naar zijn beide helpers: "Daar zit-ie, die boer - en weer boog hij hoffelijk in diens richting met opeengeklemde lippen; "nou zien jullie het zelf! En zo'n man zou de waarheid over de persoon van Jezus Christus aan het licht moeten brengen. Wat een schande. Wat een verspilde tijd om naar zulke lieden te moeten luisteren! En wat een kostbare geldverspilling. Zou er nu werkelijk geen mogelijkheid zijn zo iemand het zwijgen op te leggen?" Op dat moment mompelde zijn linker secretaris met onderdrukte stem: "Ik geloof, monseigneur, dat mij juist een heel probaat middel te binnen schiet om dat gedaan te krijgen" en daarbij streek hij lichtjes, maar veelbetekenend, met zijn duim over het lemmet van het mes waarmee hij juist een homp brood had afgesneden. "Hoe bedoel je?" vroeg Nikolaas. "Nou precies wat u zegt - zei de secretaris aldoor nog strijkend - een middel om hem het zwijgen op te leggen..." Nikolaas' ogen volgden de bewegingen van de duim en keek geschrokken op; bijna luid zei hij: "Bejje helemaal idioot. Ik weet niet precies waaraan je denkt. Maar vergeet niet dat we in Gods Kerk zitten, en daar doe je dit soort dingen niet!" Een priemende wijsvinger wees naar duim en mes. Zoetsappig onderdanig en quasi verontwaardigd zei nu de secretaris:

"Maar monseigneur, waar ziet u me nou voor aan? Oké, dan zullen we er verder niet meer over praten." Zwijgend trokken ze een tijdje vlees van een geslacht half lam.

Intussen was Spiridion opgestaan hij ging naar bed. Dan was hij goed uitgerust voor de dag van morgen. Vriendelijk zei hij iedereen goede nacht. Ook Nikolaas. Deze gromde wat vanuit zijn mond met vlees gevuld. Er viel weer een stilte aan het tafeltje. Toen vroeg Nikolaas aan de man aan zijn linkerhand: "Hoe zit dat dan: dat plan van jou om hem het zwijgen op te leggen?" Nou kijk, monseigneur, en nu keek de man met onschuldige ogen naar de zoldering (die bestond uit balken en stro) ik denk dat het beter voor u is, wanneer u dat niet weet." "Hoe bedoel je? Je hebt dus toch iets kwaads tegen hem in de zin..." "Integendeel, monseigneur, integendeel. Ik beloof u - weer die ogen naar boven - er zal hem geen haar worden gekrenkt..." "Maar wat denk je dan te doen, als je hem het spreken wilt beletten?" "Laat u dat nu maar ons over. U kunt alvast in alle rust gaan slapen." "Maar je belooft dat er niets zal gebeuren wat God verboden heeft?" "Wat dacht u dan, monseigneur; we zijn bedienaren van Gods kerk dat heeft u zelf heel juist opgemerkt: dacht u dat wij dat vergeten waren? Hoe komt u erbij. Maar ja, als u ons niet vertrouwt...!" "Nou, als er inderdaad niets gebeurt wat verkeerd is... vooruit dan maar!"

Op dat moment kregen de beide secretarissen ineens enorme haast. "Dan wordt het tijd om naar bed te gaan, monseigneur. We willen morgen vroeg vertrekken, want met onze snelheid kunnen we dan voor de middaghitte in Nicea zijn. Welterusten dus. U wordt morgen door ons gewekt." Nikolaas werd bijna de gelagkamer uitgedúwd door zijn helpers; hij had nauwelijks nog de gelegenheid ieder in de ruimte nog iets toe te grommen bij wijze van goede nacht. Ook de secretarissen gingen naar bed. En tenslotte verkeerde de hele herberg in diepe rust.

Zo komt het dat niemand zag hoe midden in de nacht een donkere schaduw door de gangen van de slaapafdeling van de herberg sloop, de trap afdaalde, zich naar buiten begaf en in het donker verdween. En nog minder heeft iemand gezien, hoe een schaduw na enige tijd de herberg binnensloop, de trap opging en verdween achter een deur van één der slaapvertrekken.

De volgende morgen werd Nikolaas heel vroeg gewekt. Alles was al in gereedheid gebracht toen hij beneden kwam. Even een hap en een snap bij wijze van ontbijt, en daar gingen de drie mannen, de middelste op zijn witte paard, de buitenste twee op hun volbloed Arabische hengsten. Toen Spiridion opstond, kon hij nog juist zien hoe Nikolaas met zijn twee secondanten over de glooiingen van de heuvels achter de horizon verdween.

Spiridion maakte geen haast. Hij sprak met zijn helper af dat deze de dieren in de stal in gereedheid zou brengen, terwijl hij zou afrekenen en het ontbijt zou bestellen. Aan zijn tafeltje gezeten wou hij juist met zijn mes het ei aftoppen, toen zijn secretaris tierend en scheldend binnenkwam: "Die schurk, die hufter, dat ellendig stuk kouwe kak van de overkant - werkelijk ziedend was hij - dat stuk ongeluk, dat..." "Hé hé hé, over wie gaat dit allemaal, over wie heb je het?" wees de bisschop hem terecht. "Over wie? Over wie? Over dat mooie heerschap dat zich - god betere het - bisschop noemt; dat te trots is om ons aan te kijken, dat... dat... dat een onwaardig stuk vreten is, een schoft, een vreselijke... "Ja zo is het wel genoeg!!" donderde Spiridion met zijn vuist op tafel. En weer met rustige stem: "Vertel me nu eindelijk eens wat er aan de hand is." Maar de secretaris zeeg neer op een stoel en wist niet anders meer te fluisteren met verstikte stem: "Gaat u dan zélf kijken: in de stal."

Dat deed Spiridion. Onmiddellijk veerde zijn helper op en draafde achter hem aan. En inderdaad, de aanblik van wat daar te zien viel was verschrikkelijk. Echt afschuwelijk. Daar lagen de beide rijdieren naast elkaar in het hooi, met afgesneden koppen en poten. Overal bloed. Dit was zelfs voor Spiridion te veel. Hij pinkte iets weg uit een ooghoek. Niet eens vanwege die rijdieren. Eigenlijk omdat een bisschop, die toch de eerste was het voorbeeld van Jezus' naastenliefde te volgen, zich zo verlaagde. Intussen rende zijn helper om hem heen: "Nou ziet u het zelf. Ziet u wel?" Hij bleef maar draven en rennen door die stal. Plotseling stond hij stil tegenover de bisschop en riep: "Een wonder. Nu moet u een wonder doen!" "Ja ja zuchtte Spiridion, alweer een wonder! Je denkt toch zeker niet dat ik een poosje aan de gang kan blijven?" "Maar dit vráágt toch om een wonder. Stel u voor: dan zou u straks niet over de lieve Jezus kunnen vertellen, zoals u dat bij ons altijd zo fijn doet..." Je zag Spiridion aarzelen, en tenslotte knikte hij: "Goed. Je hebt gelijk. Haal mijn tabberd, mijn mijter, mijn staf en mijn ring." In een oogwenk was de secretaris terug. Vervolgens moest er nog het een en ander aan de beesten worden gefatsoeneerd; anders zouden straks ten leven gewekt worden met scheve poten en neergeknakte koppen, en dat was oneerbiedig tegenover God die alles mooi geschapen had. De bisschop had zich in vol ornaat gehesen: mijter op het hoofd, de staf in de linkerhand op de grond gesteund. Toen hief hij zijn rechterhand met twee vingers omhooggestoken ten teken van de zegen...; op dat moment aarzelde hij en zei: "Nee; ik vind dit eigenlijk zo verschrikkelijk, dat nu ook maar bekend moet worden wat hier is gebeurd. Weet je wat je doet: leg de kop van zwarte ezel tegen de grijze romp en andersom."

Toen dat gebeurd was, maakte de bisschop een plechtig kruisteken over de beide ezels. Waarop deze moeizaam opstonden alsof ze zojuist uit hun slaap waren gewekt, keken even bevreemd naar elkaar, zagen toen hun meesters staan en begonnen verheugd te balken. Dit gebeuren ging natuurlijk als een lopend vuurtje door de herberg en vandaar door het nabijgelegen dorpje. Ieder juichte en riep dat Spiridion een wonder had gedaan, en dat hij dus Jezus Christus aan zijn kant had. Het verhaal bereikte zelfs eerder Nicea dan zijzelf. Overal stonden mensen langs de weg. Ze herkenden aan de ezels onmiddellijk dat zij het waren; ze applaudisseerden; de kinderen renden een stuk met de ezeltjes mee; de bisschop moest ze allemaal de handen opleggen. En de mensen herinnerden zich dat ervan Jezus net zo werd verteld! Ook heel Nicea was op de been. Ieder wou de wonderbisschop graag zien en aanraken; zelfs de collega-bisschoppen uit verre streken die Spiridion helemaal niet kende. Hij werd met hoogachting behandeld, kreeg de mooiste hotelkamer en bovendien een ereplaatsje op het concilie, vlak in de buurt van de keizer. Nikolaas zat wat meer naar achter.

Toen tijdens één van de vergaderdagen Spiridion de bisschoppen had toegesproken, had Nikolaas knarsetandend geluisterd. Het enthousiaste applaus van de vergaderde bisschoppen ergerde hem. Na zijn toespraak had het applaus eerder beleefd, nee beschaafd geklonken! Toen Spiridion ging zitten, kon Nikolaas zich niet langer bedwingen, boog zich ver voorover en gaf zijn collega van de overkant een klap op de rechterwang die luid door de zaal weerklonk...

Welnu, deze en nog vele andere gebeurtenissen herinneren de mensen van Kos zich nog tot op de dag van vandaag. Vandaar, dat ze 6 december niet vieren als het feest van Nikolaas, maar beschouwen als een gewone dag.

In de legende is sprake van het eiland Kos. Waarschijnlijk betreft het Korfu, waar Spiridon grote verering geniet.

Dries van den Akker s.j. 1985.12.05
[opgetekend uit de mond van Pater Verhofstad s.j.]


Spíridon van Cyprus
'Bericht van boven' KRO Radio 5 zondag 14 december 2008

...speel bestand af...

Het zou me verbazen, luisteraar, als u ooit van mij gehoord had. Mijn naam is Spíridon. Ik was bisschop op het eiland Cyprus, in de eerste helft van de vierde eeuw. Ik heb nog de tijd meegemaakt, dat wij christenen, ernstig werden vervolgd. Velen van mijn geloofsgenoten zijn toen om het leven gebracht. Ikzelf heb de folteringen overleefd, maar hield er wel verminkingen aan over. De keizer liet mij de pezen doorsnijden en een oog uitsteken.

Weet u waarom de mensen mij als bisschop wilden hebben? Heel eenvoudig. Ze zeiden: "Jij bent schaapherder. We weten hoe liefdevol je met je dieren omgaat. Doe dat met ons ook." Ik had niet veel nodig voor mijn levensonderhoud. Zeker nadat mijn vrouw overleden was, en ik met mijn dochter Irene alleen over bleef. Als we iets overhielden, brachten we het naar de armen, want daar hadden we er heel wat van op het eiland.

Zo hebben we jaren gekend van droogte en misoogst; nog verergerd door de pest en andere besmettelijke ziekten. De mensen waren ten einde raad. Zij smeekten mij voor hen een goed woordje te doen bij God. Ik aanhoorde hun verhalen. Was met hen begaan. 's Nachts deed ik in de kerk mijn gebeden. En onder tranen vroeg ik of de narigheid mocht ophouden. En geloof het of niet: de tranen uit mijn ene oog waren voldoende om de hemel te ontsluiten en regen te geven.

De hemel is al met heel kleine beetjes tevreden, en geeft het honderdvoud van wat gevraagd wordt. Soms is er zo weinig nodig om goed te doen.

Er waren destijds op mijn eiland een paar rijke lieden. Die hielden hun deuren en harten gesloten voor het geroep van de amen. Zij dreven de prijzen op, en wreven zich in de handen bij het vooruitzicht van de geweldige winsten die zij zouden maken. Gebeurt dat in uw tijd ook nog? De armen kwamen bij mij klagen. Ik troostte hen: "Er komt een dag dat de rollen omgedraaid zullen zijn. Dan komen de rijken van nu, aankloppen bij jullie." Ik wees hun op het verhaal dat Jezus vertelt over Lazarus en de rijke vrek. Maar ik zag ze denken: "Ja ja, mooi gezegd van onze bisschop. Maar wanneer gebeurt dat? Daar zullen we nog lang op moeten wachten."

Die nacht trad door de regen uit mijn ene oog de rivier buiten zijn oevers. Hij sleurde de goedgevulde schuren met zich mee, en de balen graan dreven weg op het water. Juichend werden ze uit het water opgevist door de armen. De rijken kwamen bij mij aan de deur met het verzoek dat mijn armen die balen terug zouden brengen. U kunt wel raden wat ik geantwoord heb.

Ik weet niet of u wat opschiet met deze verhalen. Ik ben een eenvoudig man. Ik zeg u wat ik aan mijn mensen zei: "Sluit uw hart niet voor de armen. En dan denk ik niet alleen aan mensen die - God betere het! - aangewezen zijn op voedselbanken en gaarkeukens, maar ook aan mensen die geestelijk gezien arm zijn."


Bronnen
[000»aff:04:041; 000»jrb; 108p:474; 139/4p:316; 200/2; 250nr10; 293p:240; 500; Dries van den Akker s.j./2007.11.26]

© A. van den Akker s.j.

VoorwoordHoe wordt men heilige?
© AuteursrechtWoordenboek
LeeswijzerGastenboek
Bronnen