× 
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

           
welkom menu contact zoeken
HeiligenkalenderHeiligen op naamPatroonheiligenHedendaagse namenMeer...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van de hagiografieën, overleed 30 oktober 2022
† 658  Judiakel van Gael

Info afb.

Judikael (ook Gael, Gaelle, Gail, Gicquel, Giguel, Iudcael, Jéséquel, Jezekel, Jicquel, Judcaël, Judcaëlis, Judicaël, Judicaëlis, Kelig of Uhel) van Gael (ook Domnoneus), Bretagne, Frankrijk; koning en stichter; † 658(of ca 680?[143p:50]).

Feest 16 & 17 december.

Hij was de oudste zoon van koning Domnoneus Judaël (ook Hoël III, Juzel of Luthael geheten) van Bretagne en koningin Pritella (of Pritelle). Daarmee was hij een broer van minstens drie heilige broers: koning Salomon II van Bretagne († ca 632; feest 4 oktober); de beroemde pelgrimspatroon Judok (ook Jodocus of Josse; † ca 669; feest 13 december); en Winok († ca 717; feest 6 november), een zeer vereerde kluizenaar in Zuid-West-Vlaanderen, naar wie de plaats Bergues (= Winoksbergen) is genoemd. Daarnaast had hij nog zeker vijf zusters, van wie er minstens twee als heilige worden vereerd: Eurielle van Trémeur († 7e eeuw; feest 1 oktober) en Onenn van Tréhorenteuc, Bretagne, Frankrijk; maagd & kluizenares († 630; feest 30 april).

In Judikaël's levensverhaal zijn historie en legende onlosmakelijk met elkaar verweven.

Van het begin af aan zou hij zich hebben aangetrokken gevoeld tot het kluizenaarsleven, een streng leven van vasten en onthouding, vaak in de eenzaamheid of in een kring van eenvoudige hutjes waar gelijkgezinde monniken woonden, en dat alles ter ere van God. Maar de werkelijkheid was wellicht toch anders. Want bij de dood van zijn vader, koning Hoël III braken er oorlogjes uit tussen de broers over de vraag wie hem zou opvolgen. Uiteindelijk kwam Salomo als overwinnaar uit de strijd; hij besteeg de troon als Salomo II en Judikaël zag zich genoodzaakt om zich in een kloostergemeenschap terug te trekken. Hoe dit ook zij, in 616 sloot hij zich aan bij de monniken van St-Jean-de-Gael die onder leiding stonden van de heilige abt Méen († 617; feest 21 juni). Daar viel hij op door zijn haast fanatieke toeleg op rigoureuze verstervingen en boetepraktijken. Zo schijnt zijn leermeester hem eens in de winter te hebben aangetroffen, terwijl hij tot aan zijn nek in het ijskoude water stond; hij had een gat in het ijs gehakt en had zich daarin laten zakken.

In 632 stierf zijn broer, koning Salomo II. Zonder dat duidelijk wordt waarom, neemt Judikaël zijn plaats in. Hij verlaat het klooster en trouwt met Morone (ook Meronoë of Merovoë genoemd). Minstens één van zijn zoons zou heilig worden: Arnec, bisschop van het kanton Illy († 7e eeuw; feest 11 oktober).
[280p:253]

In feite was hij een koning die ernst maakte met zijn christelijke beginselen. Elke dag liet hij aan de armen serveren wat er van de koninklijke tafel overbleef, vaak kwam hij dat zelf doen.

Legende
In deze tijd moet het geweest zijn, aldus de legende, dat hij een melaatse hielp door een diepe geul in een rivier heen te komen. Hij stuurde zijn koninklijk gevolg vooruit en zette de onappetijtelijke zieke voor zich op zijn paard, zonder zich iets aan te trekken van de afschuwelijke stank die van de zieke afkwam. Aan de overkant maakte deze zich bekend als Christus zelf, schonk hem zijn zegen en beloofde hem een gelukkig leven.

Eens, op de vooravond van Pasen, had hij zich ergens in zijn paleis in alle stilte teruggetrokken om zich op het grote feest voor te bereiden, toen hij werd afgeleid door een hoop lawaai van buiten. Hij liet navragen wat er gaande was, en vernam dat de boeren uit de buurt hun jaarlijkse belasting kwamen betalen. Het waren zoveel wagens, die bovendien zo zwaar beladen waren, dat ze maar met moeite over het bruggetje konden dat naar het paleis leidde. Dat gaf opstoppingen, irritaties, ruzies en woordenwisselingen. De koning was geschokt dat zijn onderdanen zich met zulke dingen moesten bezighouden in zo'n heilige nacht. Hij beval ter plekke die belasting ongedaan te maken. En zo geschiedde!

Vanwege de goede herinneringen aan zijn kloostertijd destijds onder Sint Méen schonk hij royale bijdragen voor nieuwe kloostervestigingen. Eén van de kluizenaars die ervan profiteerde is met name bekend: Sint Elocau. Maar tenslotte kreeg deze zoveel aanloop dat hij zich nog dieper in de eenzaamheid terugtrok en het klooster aan anderen overliet. Ook het levensverhaal van de heilige kluizenaar Laurus (of Léry: † ca 700; feest 30 september) vermeldt dat deze zijn vaderland verliet om zich te vestigen in Bretagne en dat hij door vorstelijke schenkingen van koning Judikaël werd geholpen. Tijdens zijn regeerperiode stichtte hij zo een aantal kloosters, waaronder dat van Paimpont.

In de politiek sloot Judicaël o.a. vredesakkoorden met de Frankische koning Dagobert. Eén van de onderhandelaars namens Dagobert zou Eligius († 660; feest 1 december) geweest zijn. Deze was toen nog verbonden aan het hof van de koning. Later zou ook hij voor het monniksleven kiezen. Nog weer later vinden we hem terug als bisschop van Noyon. Hij zal straks onder de naam Sint-Eloi in Bretagne grote verering genieten als patroon van de smeden, want hij was goudsmid van beroep. Het schijnt dat Eligius bij zijn ontmoetingen met Judicaël zo'n positieve invloed had dat bij de Bretonse vorst de oude monniksidealen weer tot leven kwamen.

Wellicht kwam het daardoor dat hij in 642 besloot afstand te doen van de troon en zich weer als kluizenaar terug te trekken. Hij ging op zoek naar een beschermheer voor zijn kinderen en een waardig opvolger op de troon. Zijn eerste keus viel op zijn jongere broer Judocus († 669; feest 13 december). Deze vroeg een week bedenktijd. In die week passeerde een groep pelgrims. Judocus was zo onder de indruk dat hij alles achterliet en met hen meetrok. Dit was voor Judikaël een teken temeer om zijn jongere broer na te volgen. Hij vertrouwde zijn kinderen en de troon toe aan de zorgen van zijn broer Rivalon en van dat moment wijdde hij zich weer geheel aan het kluizenaarsleven. Als monnik zou hij de kleinste en nederigste van allemaal geweest zijn. In de adventstijd van het jaar 658 kwam het moment van zijn heengaan. Hij ontving de Heilige Communie uit de handen van de heilige Leoc-Laumorin en blies de laatste adem uit midden in de nacht van zaterdag de 16e op zondag de 17e december. Hij werd onder enorme belangstelling van hoog en laag begraven in Gaël.

In het jaar 878 werden zijn relieken door de toenmalige monniken in veiligheid gebracht bij de nadering van de Noormannen. Ze kwamen terecht in de abdij van St-Jouin-sur-Marne in de Poitou. Daar werden ze tezamen met die van heilige Martinus van Vertou († 601; feest 24 oktober) in het jaar 1130 weer teruggevonden.

Hij is de patroon van Gael en van de abdij van Paimpont. Bovendien wordt hij vereerd te Campeneac en in Trinité-Porhoet, in het departement Morbihan. Al deze plaatsen zijn te vinden in Bretagne.


Bronnen
[000»sys; 009; 117»Gael; 125p.147.135; 135/2p:94; 143p:50; 210p:163; 280p:355; 284p:204»Iudcael; Dries van den Akker s.j./2007.11.27]

© A. van den Akker s.j.

VoorwoordHoe wordt men heilige?
© AuteursrechtWoordenboek
LeeswijzerGastenboek
Bronnen