× 
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

           
welkom menu contact zoeken
HeiligenkalenderHeiligen op naamPatroonheiligenHedendaagse namenMeer...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van de hagiografieën, overleed 30 oktober 2022
† ca 69  Andreas Apostel

Info afb.
 Inhoud van deze pagina  Algemeen
Overweging op het feest
Kredietcrisis
Overweging door Andreas

Andreas Apostel, Patras, Griekenland & Constantinopel, Klein-Azië; martelaar; † ca 69.

Feest 20 juni (overbrenging relieken naar kerk van de HH. Apostelen in Constantinopel tezamen met die van de apostelen Lukas [18 oktober] en Thomas [3 juli], de profeten Elia [20 juli] & Elisa [14 juni] en de martelaar Lazarus van Bethanië [29 juli])[Kib.1990;SHC.1985] & 30 november.

Geschiedenis
Andreas was afkomstig uit het plaatsje Bethsaïda aan het Meer van Gennezareth in Galilea, de noordelijke provincie van Palestina. Rond het jaar dertig had hij zich aangesloten bij de leerlingen van Johannes de Doper, die preekte aan de Jordaan in de zuidelijke provincie Judea ter hoogte van Jeruzalem. Volgens de evangelist Johannes was Andreas de eerstgeroepen leerling van Jezus (Johannes 01,40). Hij was een broer van Simon Petrus. In de evangelies horen we verder weinig van hem. We horen hoe Petrus en Andreas tezamen met Johannes en Jakobus door Jezus uit hun werk worden weggeroepen om vissers van mensen te worden. Johannes vernoemt hem nog twee keer: bij de wonderbare broodvermenigvuldiging (Johannes 6,8) en wanneer Grieken proberen met Jezus in contact te komen (Johannes 12,22).

Volgens de overlevering zou hij na Pinksteren het evangelie van Jezus hebben verkondigd in Cappadocië, Pontus, Bithynië, Scythië (Zuid-Rusland), Griekenland en Thracië (= het huidige Bulgarije). Volgens de Russen zou hij naar Armenië en Midden-Rusland getrokken zijn om de Moskovieten voor Christus te winnen. Hij wordt dan ook vereerd als één van de patroonheiligen van het Russische Rijk. Hij zou tenslotte te Patras of Patara in Griekenland gekruisigd zijn. Tot op de dag van vandaag staat er een Andreaskerk, en is Andreas nationale patroon van Griekenland. Andreas zou niet aan het kruis genageld zijn, maar vastgebonden; bovendien was het kruis opgesteld in de vorm van een X. Zo'n kruis heet sindsdien dan ook een 'Andreas-kruis'.

Legende
[naar: Jacobus de Voragine: 'Legenda Aurea' (eigen vert. naar de Franse tekst van Téodor de Wyzewa, Paris, Perrin, 1902)]

Voordat Jacobus de Voragine begint met het vertellen van de Andreas-legendes, brengt hij in herinnering hoe Andreas door Jezus tot driemaal toe werd geroepen:
eerst om onze Heer te mogen kennen, vervolgens om vertrouwelijk met onze Heer te mogen omgaan, en tenslotte om diens apostel te mogen worden.

- 1 -
Na de Hemelvaart van de Heer, verspreidden zich zijn apostelen. Andreas ging preken in Scythië en Matteus in Ethiopië.

Scythië is het gebied waar de Donau uitmondt in de Zwarte Zee.

De Ethiopiërs stonden Matteus niet toe dat hij ging preken. Ze rukten hem de ogen uit, sloegen hem in de boeien en wierpen hem in de gevangenis met de bedoeling om hem binnen een paar dagen ter dood te brengen. Nu verscheen een engel aan Andreas en droeg hem op naar Matteus in Ethiopië te gaan. Maar sint Andreas antwoordde dat hij de weg niet wist.

Dat doet denken aan het antwoord dat de profeet Habakuk gaf toen hem werd opgedragen om het lekkere maaltje dat hij juist wilde gaan opeten zoveel duizend kilometer verderop naar zijn benarde collega Daniël in de leeuwenkuil te Babel te gaan brengen. Daar had de engel een nog drastischer antwoord in petto dan in het geval van Andreas (Daniël 14,33-36).

De engel gebood hem naar de kust te gaan en daar het eerste het beste schip te pakken dat hij zou tegenkomen. Andreas haastte zich hieraan te voldoen. De boot bracht hem dankzij een gunstige wind regelrecht tot bij de stad waar Matteus zich bevond. Onder de hoede van de engel wist Andreas tot bij de evangelist in de gevangenis door te dringen. Toen hij zag in wat voor toestand hij zich bevond, kon hij zijn tranen niet bedwingen. En zo verrichtte hij zijn gebed. De Heer verhoorde hem en gaf het gezichtsvermogen aan Matteus terug dat hem op zo'n wrede wijze door de ongelovigen was ontnomen. Matteus verliet nu de gevangenis en begaf zich naar Antiochië, terwijl Andreas in Ethiopië bleef. Maar toen de inwoners daar in de gaten kregen dat hij zijn vriend had weten te bevrijden, werden ze woedend; ze maakten zich van hem meester, en sleepten hem met geboeide handen door de hele stad achter zich aan. Zijn bloed liet een breed spoor achter. Maar temidden van dat alles hield Andreas niet op voor zijn vervolgers te bidden.

Daarmee geeft Andreas gevolg aan Jezus' vermaning: "Bemint uw vijanden en bidt voor wie u vervolgen" (Matteus 5,44). Bovendien had Jezus deze woorden zelf waargemaakt, toen hij nog op kruis bad tot de Vader: "Vader, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen" (Lukas 23,34). Trouwens in hun lijden omwille van het evangelie herinneren zowel Matteus als Andreas aan Jezus zelf.

Met als gevolg dat hij ze uiteindelijk tot bekering wist te brengen. Toen dat was gebeurd, begaf hij zich naar Griekenland.
Dat is tenminste wat er verteld wordt. Maar ik voor mij heb er moeite mee dit te geloven. Want als het waar is dat sint Matteus pas bevrijd en genezen werd door toedoen van sint Andreas, zou dat betekenen dat deze grote evangelist zelf niet bij machte zou zijn geweest af te smeken wat zijn broeder Andreas zo gemakkelijk voor hem wist te verkrijgen.

Dit is één van de weinige keren dat de schrijver van de Legenda Aurea, Jacobus de Voragine, een eigen commentaar levert bij de legende. Hij kan de legende maar nauwelijks geloven. Niet vanwege de ongeloofwaardige wonderen. Maar vanwege het feit dat Matteus' gebed toch niets minder geweest zal zijn dan dat van Andreas; waarom zou het gebed van de apostel dan wel machtig genoeg geweest zijn om de evangelist te genezen en te bevrijden, en diens eigen gebed niet?
Wanneer ik daar een antwoord op moest geven, zou ik naar Jezus verwijzen, van wie ze ook gezegd hebben: "Anderen heeft Hij gered, maar zichzelf kan Hij niet redden!" (Markus 15,31). Naar mijn overtuiging wordt daarin zelfs de kern van het evangelie tot uitdrukking gebracht: een gelovige weet dat hij zichzelf niet kan redden; hij kan alleen gered wórden. In dat mysterie is Jezus ons voorgegaan. Hier horen wij hoe zijn leerlingen Hem daarin hebben nagevolgd, zelfs tot verbijstering van latere gelovigen zoals de schrijver van de Legenda Aurea.

- 2 -
Een jonge man van adellijke afkomst had zich door Andreas tot Christus bekeerd. Vervolgens had hij zich bij Andreas aangesloten ondanks het verweer van zijn ouders. Dezen staken daarop het huis in brand waar de apostel met zijn leerling zijn intrek had genomen. Op het moment dat de vlammen al naar buiten sloegen, nam de jongeman een flesje en goot de inhoud ervan uit over het vuur. Het doofde meteen. Waarop zijn ouders zeiden: "Zie je wel, onze zoon is tovenaar geworden." Ze sleepten nu een ladder aan om eigenhandig hun zoon uit huis te halen. Maar God sloeg hen met blindheid, zodat ze zelfs ondanks al hun tasten en proberen de sporten van de ladder niet meer konden vinden. Een voorbijganger stond het allemaal aan te zien en riep: "Houdt er toch mee op. 't Is allemaal onbegonnen werk. Zie je dan niet dat God aan hun kant staat en voor hen vecht? Als ik jullie was zette ik deze hele onderneming onmiddellijk uit mijn hoofd; stel je voor dat je je de toorn van God zelf op de hals haalt!" Velen die het zagen, bekeerden zich en geloofden in Christus. Maar die ouders: ze waren dood voor er vijftig dagen nadien verstreken waren.

- 3 -
Er was eens een vrouw die getrouwd was met een moordenaar. Ze had een miskraam, maar de misgeboorte wilde niet uit haar schoot tevoorschijn komen. Ze zei tegen haar zuster: "Ga voor mij eens de hulp inroepen van onze godin Diana." Maar het was niet Diana die antwoord gaf, het was de duivel zelf: "Je kunt roepen wat je wilt,” zei hij tegen die zus, “maar ik kan niks voor je doen. Je kunt beter naar de apostel Andreas gaan. Die zal je zus kunnen helpen." Dus ging ze op zoek naar Andreas. Ze bracht hem bij het kraambed van haar arme zus. De apostel richtte zich tot haar met de woorden: "Je verdient niet beter, want je hebt een slecht huwelijk, je bent zelf een zondares en alsof dat allemaal nog niet genoeg was ga je ook nog de hulp inroepen van boze geesten. Maar als je je bekeert en gelooft in Christus, zul jijzelf het er levend van af brengen." En inderdaad. De vrouw geloofde, bracht het dode kindje ter wereld en was voortaan van haar pijnen verlost.

- 4 -
Eens kwam een bejaard man, Nicolaas geheten, de apostel Andreas opzoeken met de woorden: "Meester, ik ben een man van zeventig jaar. Mijn leven lang heb ik gebaad in weelde. Maar toen ik het evangelie ontdekte, heb ik God gesmeekt dat Hij mij de gave wilde schenken van de seksuele onthouding. Ik zat echter zo vast aan mijn vroeger zondig leven, dat ik geen weerstand kon bieden aan mijn verkeerde verlangens; rechtstreeks na het luisteren naar uw preken keerde ik terug naar mijn oude leventje. Gisteren was die geilheid zo erg, dat ik zelfs het evangelieboek in mijn hand vergat; ik móest naar een bordeel. Maar toen de prostitué daar mij zag aankomen, begon ze te gillen: 'Maak dat je wegkomt, raak me niet aan en zet geen voet hier over de drempel. Want ik kan zo zien welke wonderlijke dingen zich rond jou afspelen: jij bent een boodschapper van God zelf!' Eerst was ik stomverbaasd, maar toen ik tot mezelf kwam, realiseerde ik mij dat ik daar stond met een evangelieboek in mijn handen. En zo kom ik nu naar u. U bent een apostel van de Heer. En aan u kom ik vragen voor mijn heil te bidden bij Onze Heer." Toen Andreas dat allemaal had aangehoord, begon hij te huilen, en bleef in gebed van 's morgens negen tot 's middags drie. Toen hij daaruit opstond wilde hij met geen vinger het eten aanraken: "Ik eet geen hap voor ik zekerheid heb dat God onze Heer zich ontfermt over deze arme man." Vijf dagen bracht hij in vasten en onthouding door. Toen klonk er een stem van omhoog: "Andreas, je hebt gekregen waarvoor je hebt gebeden. Maar die oude man moet er ook iets voor doen. Net zoals jij je geweld hebt aangedaan door dagen achtereen te vasten, zo ook moet hij voor zijn zielenheil een poos gaan vasten." Dat deed de grijsaard. Zes maanden lang leefde hij slechts op water en brood. Toen stierf hij, vol van goede werken. Nogmaals hoorde Andreas de stem: "Jouw gebed heeft me Nicolaas, die al verloren was, weer teruggegeven."

- 5 -
Op het moment dat Andreas in de stad Nicea verbleef, kwamen de inwoners van die stad naar hem toe. Ze vertelden hem dat zich bij de stadspoorten zeven boze geesten ophielden, die alle voorbijgangers doodden. Nog in het bijzijn van de bewoners gelastte Andreas aan die boze geesten zich bij hem te vervoegen. Ze kwamen onmiddellijk. Ze deden zich voor als honden. De apostel gebood hun ergens anders naar toe te gaan. Daarop namen ze de vlucht. De toeschouwers hiervan namen meteen het geloof in Christus aan. Toen nu Andreas op zijn reizen een andere stad aandeed, trof hij een stoet mensen, die juist een jongeman ten grave droegen. Ze vertelden dat zeven honden hem 's nacht in zijn bed hadden aangevallen en gedood. De apostel was in tranen, en riep hardop: "Heer, dat zijn de boze geesten die ik uit Nicea verjaagd heb!" Daarop richtte hij zich tot de vader: "Wat kunt u me geven als ik uw zoon uit de dood opwek?" "Mijn zoon is het kostbaarste wat ik heb; hem zal ik aan u geven" antwoordde die vader. Andreas keerde zich in gebed tot de Heer; de jongeman richtte zich op en volgde hem.

- 6 -
Eens staken veertig jongemannen de zee over om naar Andreas te luisteren en van hem het ware geloof te ontvangen. Maar de duivel wist een storm te ontketenen met een kracht die hen allen deed omkomen. Hun lichamen werden door de golven op het strand geworpen, waarop de apostel hen allen ten leven wekte. Elk van hen vertelde het wonder rond dat hem was overkomen. Vandaar dat een hymne uit Andreas' officie zingt:
"Quaterdenos juvenes,
Submersos maris fluctibus,
Vitae reddidit usibus.”
[“Veertig jonge mannen
verloren op zee het leven;
hij heeft het hun hergeven.”]

- 7 -
De gelukzalige Andreas vestigde zich tenslotte in Achaia (= Griekenland). Hij overdekte de gehele streek met kerkjes en wist er een groot aantal inwoners tot Christus te brengen. Tot zijn bekeerlingen hoorde ook de vrouw van de proconsul die Egeüs heette. Hij gaf haar nieuw leven door het heilig water van het doopsel. Toen de proconsul dit te weten kwam, begaf hij zich naar de stad Patras en gebood alle christenen dat ze aan de afgoden moesten offeren. Andreas kwam naar voren en sprak: "Juist omdat u rechter moogt zijn hier op aarde dient u weet te hebben van uw rechter in de hemel, u dient hem als uw rechter te erkennen en te aanbidden en dientengevolge dient u af te zien van alle afgoderij!" Egeüs gaf hem ten antwoord: "Aha, u moet wel die Andreas zijn die dat kwaadaardig geloof verkondigt waarvan onze leiders in Rome juist hebben bevolen dat het zo gauw mogelijk moet worden uitgeroeid." Waarop Andreas reageerde: "Dat zeggen de hoge heren daar in Rome, omdat ze nog niet gehoord hebben van Gods Zoon; die is ons komen duidelijk maken dat uw goden boze geesten zijn; hun leer is een belediging voor de ware God. Daarom heeft God uw machthebbers hen aan hun lot overgelaten. Nu heeft de duivel bezit van hen genomen, en kan ze naar hartelust tot verkeerde dingen aanzetten tot het moment dat hun ziel zich zal losmaken van hun lichaam en ze naakt zullen staan, met niets anders om zich mee te bedekken dan hun zonden." Egeüs kaatste terug: "Terwijl die Jezus van jullie deze dwaasheden verkondigde, heeft men Hem aan het kruis geslagen." "Dat heeft Hij uit vrije wil ondergaan om ons te verlossen en niet omdat Hijzelf fouten goed te maken gehad zou hebben" aldus Andreas. Waarop Egeüs weer: "Hoe kun je zeggen dat Hij dat uit vrije wil heeft ondergaan; terwijl toch iedereen weet dat Hij werd overgeleverd door één van zijn eigen leerlingen, gevangen werd genomen door de Joden en aan het kuis geslagen door de soldaten?" Daarop begon Andreas uitvoerig uit te leggen dat Christus heeft geleden uit vrije wil. Hij noemde vijf argumenten:

1- Christus heeft zijn lijden voorzien en voorzegd met de woorden: "Zie, wij gaan nu op naar Jeruzalem ...enz."
2- Hij werd kwaad op het moment dat Petrus Hem van het lijden probeerde af te houden.
3- Bij diezelfde gelegenheid heeft hij uitdrukkelijk gezegd dat Hij de macht had om te lijden én om uit de doden op te staan.
4- Hij heeft van tevoren de man aangewezen die Hem zou overleveren; Hij heeft het brood met hem gebroken zonder hem ook maar iets in de weg te leggen.
5- Tenslotte heeft Hij zich naar die plek begeven waarvan Hij wist dat zijn verrader Hem daar zou komen arresteren.

Hier en straks krijgen we in het voorbijgaan enige staaltjes middeleeuwse theologie te horen, of prediking. De argumenten steeds helder geordend en van nummertjes voorzien.

En Andreas besloot met te zeggen dat het kruis nu eenmaal een groot mysterie was. "Niks mysterie, het is gewoon een straf,” antwoordde Egeüs. En als je me niet gehoorzaamt, zal ik ervoor zorgen dat jij kennis maakt met hetzelfde 'mysterie'." Als ik bevreesd zou zijn voor de straf van het kruis, aldus Andreas, zou ik niet de overwinning van het kruis preken. Maar laat me u het mysterie van het kruis uitleggen. In de hoop dat u erin gaat geloven en zo uw leven redt."
Zo begon hij dus het mysterie van de verlossing uiteen te zetten en hij voerde vijf bewijzen aan dat dit mysterie noodzakelijk was en logisch:

1- De eerste mens had de dood in de wereld gebracht door het hout van de boom van goed en kwaad; dan was het noodzakelijk en logisch dat de Mensenzoon op zijn beurt de dood overwon door op het hout te sterven.
2- De eerste zondaar was oorspronkelijk gevormd uit ongerepte aarde; dan was het noodzakelijk en logisch dat de Verlosser geboren werd uit een ongerepte maagd.
3- Adam had zijn hand uitgestrekt naar de verboden vrucht; dan was het noodzakelijk en logisch dat de nieuwe Adam zijn onbevlekte handen uitstrekte op het kruis.
4- Adam had ondanks Gods verbod geproefd van een heerlijke vrucht; dan was het noodzakelijk en onbegrijpelijk - om het omgekeerde te bewerkstelligen - dat Jezus gelaafd werd met gal.
5- Jezus wilde de mens doen delen in zijn onsterfelijkheid; dan was het noodzakelijk en logisch dat hij van de weeromstuit de sterfelijkheid van de mens aannam. Want als God niet sterfelijk was geworden, zou de mens nooit onsterfelijk hebben kunnen worden.

Egeüs antwoordde: "Vertel al die onzin maar aan die lui van jouw sekte. Intussen zul je mij gehoorzamen en offeren aan de almachtige goden." Andreas weer: "Ik offer aan de almachtige God elke dag een onbevlekt Lam, dat na genuttigd te zijn door het gehele volk, toch levend en ongebroken blijft." Egeüs: "Nou dan laat ik je folteren tot je mij dat kunststukje hebt laten zien." Daarop liet hij hem in de gevangenis werpen.

De volgende morgen beklom hij weer zijn rechterstoel en gelastte Andreas opnieuw te offeren aan de goden: "Als je weigert me te gehoorzamen, zal ik je aan het kruis slaan waar je zo vol van bent." Hij dreigde hem nog met andere straffen, maar de apostel antwoordde hem: "U kunt de afschuwelijkste straf verzinnen als maar mogelijk is, in de ogen van mijn Koning zal ik alsmaar meer welkom zijn in de mate dat ik voor Hem het lijden geduldig heb doorstaan." Daarop gaf Egeüs aan eenentwintig man opdracht Andreas met handen en voeten aan het kruis vast te binden; dan zou de lijdensweg des te langer duren.

Men voerde hem dus naar het kruis. Maar de toegestroomde mensenmenigte riep: "Hier wordt onschuldig bloed vergoten!" Nu smeekte de apostel dat ze niets zouden ondernemen om zijn martelaarschap tegen te gaan. Toen hij van verre zijn kruis opgericht zag, groette hij het met de woorden: "Wees gegroet, o kruis, dat geheiligd is door het lichaam van Christus en gesierd als met kostbaar gesteente door zijn ledematen. Voordat onze Heer aan u werd bevestigd, wist u overal op aarde de mensen angst in te boezemen. Maar sinds dat moment is de liefde van de hemel uw deel, en wordt u beschouwd als een weldaad en een geschenk. Ik kom dan ook tot u in de vaste en vreugdevolle overtuiging dat u me als een vriend zult ontvangen. Ik ben immers een leerling van Hem die aan u gehangen heeft. Ik heb u altijd bemind; zelfs uitgezien naar uw omhelzing. O goed en gelukzalig kruis, u bent edel en schoon geworden door de ledematen van onze Heer. Reeds lang heb ik naar u uitgezien, steeds heb ik u bemind, onophoudelijk u gezocht; haal mij nu weg van tussen de mensen en geef mij terug aan mijn Meester; Hij heeft mij door U vrijgekocht; laat Hij me dan ook via u mogen ontvangen." Tijdens deze woorden kleedde hij zich uit en overhandigde zijn kleren aan zijn beulen. Zij hechtten hem daarop aan het kruis precies zoals het hun was opgedragen. Zo bleef Andreas daar hangen gedurende twee volle dagen, terwijl hij preekte tot de toegestroomde menigte, die wel uit twintigduizend personen bestond. De derde dag begon de menigte de proconsul met de dood te bedreigen, omdat het onverdraaglijk was om zo'n goed en zachtmoedig mens die zulke woorden van troost en vroomheid wist te uiten, zo te laten lijden. Egeüs werd beangst, en verscheen in hoogst eigen persoon ter plaatse om hem van het kruis te laten afhalen. Andreas bemerkte het en zei: "Ben je daar Egeüs? Als je komt om berouw te tonen, weet dan dat je vergiffenis zult ontvangen. Maar als je alleen komt om mij los te maken, weet dan dat ik hier niet meer levend vanaf kom. Reeds zie ik mijn Koning in de hemelen staan wachten."

Soldaten kwamen dichterbij met de bedoeling dat ze hem eraf zouden halen. Maar als ze het probeerden, waren ze onmachtig om hem ook maar aan te raken; hun armen vielen slap langs hun lijf. Toen Andreas bemerkte dat de menigte hem los wilde maken, sprak hij dit gebed uit (het is door Sint Augustinus weergegeven in zijn boek over het Berouw): "Heer, sta niet toe dat ik levend van dit kruis afkom. De tijd is gekomen dat u mijn lichaam aan de aarde toevertrouwt. Ik heb het al zo lang gedragen; ik heb zoveel gewaakt en gezwoegd dat ik nu het liefst afstand doe van de verplichtingen die eraan verbonden zijn, en dat ik het als een zware last van me afleg. In de mate van mijn vermogen, Vader, heb ik weerstand geboden aan alle aanvallen van mijn lichaam, en met uw hulp heb ik ze alle doorstaan; en ben ik als overwinnaar uit de strijd gekomen. Maar nu smeek ik u om deze beloning: dat ik niet weer de strijd hoef aan te gaan; neem het omhulsel terug dat u met hebt toevertrouwd. Vertrouw het nu toe aan de aarde; laat de aarde het bewaren, en pas weer teruggeven op de dag van de opstanding der doden. Ook mijn lichaam heeft zijn beloning verdiend. Maak dat ik niet meer waakzaam hoef te zijn, en dat mijn lichaam mij niet meer verhindert mij liefdevol met u te verenigen, bron van leven en eeuwige vreugde."

Bij deze woorden straalde er een schitterend licht uit de hemel, omhulde hem wel gedurende een half uur en maakte hem volkomen onzichtbaar. Toen het licht verdween, gaf hij de geest. Maximilla, Egeüs' vrouw, nam het lichaam mee om het een eerzame begrafenis te geven. Maar voordat Egeüs naar huis kon terugkeren, werd hij door een boze geest overmeesterd, en stierf daar midden op straat voor de ogen van alle mensen.

Men vertelt ook nog dat uit het graf van de heilige Andreas een brood van bloem en een heerlijk geurige olie tevoorschijn kwamen; aan de hand daarvan kon men elk jaar voorspellen hoe de oogst zou uitvallen. Als de olie overvloedig stroomde, betekende dat een overvloedige opbrengst voor dat jaar, en omgekeerd. Dat kan zeer wel hebben plaatsgevonden indertijd. Tegenwoordig echter geeft men eerlijk toe dat het lichaam van de heilige zich niet meer te Patras bevindt, maar overgebracht is naar Constantinopel.
[uit:Johannes Bühler 'Klosterleben im Mittelalter p:211]

In Klooster Admont, Oostenrijk, leefde in de 15e eeuw een broeder die van de duivel bezeten was geweest.
"De broeders hadden hem veiligheidshalve achter slot en grendel gezet. De koster had de duivel willen uitdrijven. Daartoe nam hij een kruis, waarvan hij meende dat het was gemaakt uit het kruis waaraan Christus gehangen had. Maar reeds van verre brulde de duivel in die broeder - zelfs nog voor hij de koster had kunnen zien aankomen: "Je zit ernaast, broeder koster, er vreselijk naast! Jij denkt dat dat kruis een stukje is van het kruis van de Nazarener. Maar in feite komt het van Andreas' kruis. En daar ben ik lang zo bang niet voor!" En al moet gezegd dat de duivel dikwijls liegt en bedriegt, toen men de zaak nasloeg in de oorkonden die men er al sinds heel lang niet meer op nagelezen had, ontdekte men dat de duivel deze keer de waarheid gesproken had."

Verering & Cultuur
In 357 zou zijn lichaam zijn overgebracht van Patras naar Constantinopel. In diezelfde vierde eeuw zouden er volgens de legende ook delen van zijn lichaam naar Schotland zijn vervoerd. Reden waarom Sint Andreas nog altijd patroon is van Schotland. Zijn Andreaskruis is nog te vinden in de nationale vlag. Trouwens, in de Britse vlag vinden we nog zijn herkenningsteken, het Andreaskruis. Die vlag is immers een combinatie van twee kruisen: dat van Andreas en dat van Sint-Joris (het stadswapen van Londen wordt gevormd door Sint-Joris' rode kruis op een wit veld). Volgens de legende was het de H. Regulus (of Rule: † 4e eeuw; feest 17 oktober) die Andreas' relikwieën naar Schotland bracht. Op de plaats waar hij ze deponeerde ontstond de kathedraal St-Andrew's. Tot die tijd had het plaatsje Kirlymont geheten. Van nu af heette het Saint-Andrews. Historisch iets betrouwbaarder lijkt de veronderstelling dat de heilige abten Acca († 740; feest 20 oktober) en Wilfried († 710; feest 24 april) van Hexham in Northumberland ze meebrachten uit Rome. Zij hadden in Engeland twee kloosters gesticht; het eerste toegewijd aan Petrus, het tweede aan diens broer Andreas.

In 1208 kwamen er ook Andreasrelieken naar Amalfi.

Toen in de veertiende eeuw Constantinopel werd ingenomen, werden ook de relieken van Andreas meegevoerd en verspreid over heel christelijk Europa. Zijn populariteit steeg daardoor enorm. De Italiaanse havenstad Amalfi kreeg er een flink deel van binnen haar muren. Tot op heden wordt in deze vissersplaats de patroon van de vissers, Andreas, groots gevierd. Zijn beeld wordt omhangen met zilveren vissen als dank voor de vangst van het afgelopen seizoen en als smeekbede voor komend jaar.
Vandaar kwam Andreas in Rome terecht; hij werd er begraven onder de Sint-Pieterskerk naast zijn broer, de apostel Petrus.

Filips van Bourgondië († 1433) wist een aanzienlijke hoeveelheid relieken te bemachtigen. Hij maakte hem patroon van de beroemde ridderorde van het Gulden-Vlies.
In 1964 heeft Paus Paulus VI († 1978) de in 1462 naar Rome overgebrachte relieken, waaronder de schedel, teruggeschonken aan de Grieks-orthodoxe kerk in Patras, als teken van vriendschap en oecumenische verbondenheid.

De feestdag van Sint Andreas opent het kerkelijk jaar.
Omdat de boeren op zijn feestdag de kerkelijke tienden en pachten moesten betalen, zeiden zij: 'Sint Andries, papengewin en boerenverlies.' Op de voorlaatste zondag van maart wordt in de wijk Sint-Andries in Antwerpen 'St-Andries herleeft' gevierd. Op de zaterdag van of na 30 november vindt in het Vlaamse Strijpen een Andreasprocessie plaats.

Hij is patroon van Griekenland, Rusland, Schotland, Spanje, Oostenrijk en Duitsland, Nederland en Luxemburg.

In België van de landstreken Henegouwen en Vlaanderen, en van de plaatsen Brugge (vooral de deelgemeente Sint-Andries) en Saint-André (gem. Dalhem).

In Duitsland van de landstreken Holstein, Lippe, Pruisen en Schleswig, en van de plaatsen Braunschweig, Celle, Cloppenburg, Halberstadt, Hannover, Lüneburg, Minden, Moers, Schwarzburg en Wolfenbüttel. Hildesheim en Keulen hebben een Andreaskerk; Fulda heeft een Andreasbrug.

In Engeland van de plaatsen Hexham en Rochester.

Op de Filippijnen van Manila (binnenstad).

In Frankrijk van de landstreek Bourgondië (in het wapen vinden we het Andreaskruis terug) en van de plaatsen Agde, Bordeaux en Orange. Bovendien heeft Antibes een Bourg-St-André, Autun (Saône-et-Loire) een Andreaspoort en Renaison (Loire) een Andreaskerk.

In Griekenland van de landstreek Achaia en van de plaats Patras.

In Italië van het eiland Sicilië en van de plaatsen Amalfi, Brescia, Mantua, Napels, Pesaro en Ravenna.

In Klein-Azië (= het huidige Turkije) van de landstreek Bithynië, en van de geloofsgemeenschap in Constantinopel.

In Nederland van de plaats Hattem. Bovendien bevinden zich Andreaskerken in Amerongen, Brummen, Doniaga, Duiven (Gelderland), Eindhoven, Groesen, Heerlen, Hemrik, Kwintsheul, Leersum, Maassluis, Melick, Nuenen, Oostelbeers, Sittard (kapel), Sondel, Steenwijkerwold, Velden, Wateringen, Westeremden, Weurt, Wijnaldum, Zevenaar en Zorgvlied-Oosterwolde.

In Schotland van de plaats Saint Andrews.

Naast dit alles wordt zijn voorspraak ingeroepen bij veldslagen en gevechten en is hij ook patroon van de ridders van de in 1430 door Filips de Goede ingestelde Orde van het Gulden Vlies. Hij is ook patroon van de vissers, vishandelaars, visverkopers, zeelui, bootsmannen, zeilmakers en waterdragers; van boerenknechten en slagers; van touwslagers, zeeldraaiers en textielarbeiders; van mijnwerkers; van zwangere vrouwen; van oude vrijsters (die op de avond van zijn feestdag tot hem om een man bidden).

Zijn voorspraak wordt ingeroepen voor huwelijksbemiddeling, tegen echtelijke onvruchtbaarheid en voor kinderzegen (wellicht ingevolge de boven vertelde legende: zie [3]). Daarnaast wordt zijn voorspraak gevraagd bij allerhande kwalen, ziektes en lichamelijke ongemakken, zoals koorts en kinkhoest, tegen jicht en nekpijn.

In de kunst wordt hij afgebeeld met de blote voeten van de Christusnavolging. Temidden van de andere apostelen is Andreas onmiddellijk herkenbaar aan zijn andreaskruis, dat overigens meteen in het Griekse alfabet de eerste letter van 'Christus' vormt... In Andreas' legende wordt er dan ook de nadruk op gelegd hoezeer Andreas de vereniging met het kruis zocht, waarbij het (X-)kruis symbool wordt voor Christus zelf. In de oudchristelijke kunst kreeg hij vaak een warrige haardos mee.

Weerspreuk(en)
'S'il neige à la Saint-André,
l'hiver est déjà commencé.'
[Als het sneeuwt met Sint Andries
kraakt het verder dat het vriest]

'Sint Andries brengt de vries.'

'Sint Andries brengt de vries,
maar Sint Elooi (1 dec.) brengt de dooi.'

'Sint-Andries staat op en vriest.
Hij laat niet af voor Lichtmisdag.'

'Staat Sint-Andries op en 't vriest,
Hij laat niet af voor Lichtmisdag.'


Overweging op het feest van Andreas

De Apostel Andreas staat aan het begin van de advent. Dat heeft een diepe zin. In de advent bereiden we ons voor op de komst van Jezus. De figuur van Johannes de Doper staat centraal. In het begin van Johannes' evangelie horen we hoe Johannes de Doper naar Jezus wijst, en hoe vervolgens Andreas en nog een leerling Jezus volgen. De oversteek maken van Johannes de Doper, die omkeer en boete preekt, naar Jezus die ons zal komen redden van onze zonden. Daarin zouden we Andreas kunnen volgen.

Vandaag horen we in het evangelie van Matteus (04,18-22; vgl. Markus 01,16-20) hoe Andreas geroepen wordt, tezamen met zijn broer Simon Petrus - visser net als hij; en met hun collega's, de gebroeders Johannes en Jacobus. Zij krijgen de belofte dat zij mensenvissers zullen worden, redders van mensen. Zo zullen zij ware navolgers van Jezus worden. Van Hem hoorden we immers aan het begin van Matteus' evangelie - uit de mond van de engel - dat Hij mensen zou redden, ja dat was zelfs zijn naam 'God zal redden'.

Toch is het met Andreas vreemd gesteld. Aan het begin van het evangelie horen we hoe de eerste vier leerlingen uitdrukkelijk tezamen worden geroepen. Maar in het vervolg van het evangelie zullen we wel steeds horen hoe Jezus Petrus, Johannes en Jacobus meeneemt op de meest indrukwekkende momenten van zijn leven; maar daar hoort kennelijk Andreas niet bij. Bij de opwekking uit de dood van het dochtertje van Jaïrus (Markus 05,37), bij de gedaanteverandering op de berg Tabor (Markus 09,02), in Getsemane (Markus 14,33): telkens horen we hoe Jezus Petrus, Johannes en Jacobus met zich meeneemt: over Andreas niets. Ja toch, één keer hoort Andreas bij de intimi: als ze vragen naar het tijdstip van de ondergang van de tempel: dan hoort Andreas er ook bij (Markus 13,03).

Zou dat er de reden van zijn dat de evangelist Johannes van Andreas de eerst-geroepen apostel maakt? Als Johannes de Doper op Jezus wijst, gaat hij met een andere, niet nader genoemde leerling achter Jezus aan. Jezus voelt het, draait zich om en vraagt: "Wat zoeken jullie?" "Zij antwoorden: "Meester, waar houdt U verblijf?" (Johannes 01,35-39). Pas in het vijftiende hoofdstuk krijgen ze antwoord op hun vraag.

Eerst horen we nog tijdens de Broodvermenigvuldiging hoe Andreas weet dat er een jongen met broden en vissen aanwezig is (Johannes 06,08-09). Andreas' naam valt nog een keer, wanneer er Grieken komen die Jezus willen zien; zij blijken zich te wenden tot Andreas. Alsof hij een soort portiers- of secretarisfunctie vervult. Pas daarna krijgen we het antwoord te horen op zijn vraag van het begin 'Waar houdt U verblijf?' Namelijk op het moment dat Jezus tijdens het Laatste Avondmaal zegt: "Verblijft in Mij, zoals Ik in de Vader verblijf...!" (Johannes 15,10).

Volgens de overlevering is Andreas het evangelie gaan verkondigen in Turkije, Zuid-Rusland en Griekenland. Hij zou - net als zijn meester - gestorven zijn aan een kruis. Een kruis in de vorm van een X. Zo wordt hij meestal afgebeeld. Een prachtig symbool, wanneer we bedenken dat die letter X in het Grieks de eerste letter is van Christus, de letter waarmee Jezus vaak wordt aangeduid. Zo laat de afbeelding van Andreas op het X-kruis zien, hoezeer hij zich heeft gehecht aan zijn meester.

[Dries van den Akker s.j./2004.11.30]


Andreas Apostel over 'Investeren in liefde'
'Bericht van boven' KRO Radio 5 zondag 30 november 2008

...speel bestand af...

In deze tijd maakt uw wereld een kredietcrisis door. Geld aan banken en instellingen toevertrouwd is verdampt, opgegaan in mondiale luchtkastelen of gewoon verdwenen in de zakken van graaiers. Kredietcrisis. Krediet: daar zit het woord 'credo' in. Geloven. Toevertrouwen. Zou het niet veel eerlijker zijn te spreken van een 'vertrouwenscrisis'? Waar investeert u vertrouwen, geloof in? Ik zou het in uw plaats wel weten.

Laat ik mij voorstellen. Vandaag 30 november is het mijn feestdag. Ik ben de apostel Andreas, broer van Simon Petrus. Ooit visser. Maar op een goed moment door Jezus uitgenodigd om mensenvisser te worden. Staat u mij toe vandaag een poging te doen, luisteraar, u, ja u, op te vissen.

Ik doe dat door te vertellen wat ik met Jezus heb beleefd. Eens vertelde Hij het verhaal dat God lijkt op een man die naar het buitenland vertrokken is. Zo interpreteerde Hij het gevoel dat velen van ons vaak hebben: 'Waar is God nou?' Hij is even weg. Maar intussen heeft Hij zijn vermogen toevertrouwd aan zijn personeel. Zij moeten er zolang in zijn Geest mee handelen. Aan de een gaf Hij vijf talenten, aan een ander twee, aan een derde één. Dat is beeldspraak. Met 'talenten bedoelde Hij niet 'een goed stel hersens', of iets anders waar jij beter in bent dan een ander of een ander beter dan jij. Nee, als het over Gods vermogen gaat, gaat het natuurlijk om zijn vermogen... tot liefhebben. Daar krijgt ieder een deel van. De één meer, de ander minder. Voordat u nu vindt dat die bediende met dat ene talent er bekaaid afkomt... Een talent was in onze tijd een geldbedrag. Het staat gelijk aan 35 kilo zilver! Laten we even kijken hoeveel dat waard zou zijn in uw wereld. Volgens uw markten staat momenteel één kilo zo'n beetje gelijk aan driehonderd euro. Dus 35 kilo keer 300 euro is ruim tienduizend euro. Dus als je één talent liefde ontvangt, mag dat in uw ogen een schijntje zijn, in Gods ogen is het een kapitaal.

De bedoeling is dat we die liefde investeren. Want het gaat met liefde al net als met geld: het vermeerdert naarmate je het investeert.

Daarvan heb ik met Jezus verbijsterende voorbeelden meegemaakt. Laat ik er één noemen.

Het was die keer dat wel vijfduizend mannen met hun vrouwen en kinderen achter Jezus waren aangekomen. Die had gedacht even rustig aan te kunnen doen. Hij had zich op een eenzame plek teruggetrokken. Daar had Hij die mensen toegesproken. Het werd avond en die mensen moesten iets te eten krijgen. Dus wij, apostelen, drongen er bij Hem op aan de mensen weg te sturen om nog in de dorpen aan eten te kunnen komen. Maar Hij zei: "Waarom geven jullie ze niet te eten?". Collega Filippus merkte benauwd op - ik zie zijn ongelukkige gezicht nog vóór me -: "Wil ieder ook maar een kruimeltje krijgen, dan zijn we al een vermogen kwijt." En ikzelf was het die nog een beetje cynisch opmerkte: "Nou ja, hier is wel een jongen met vijf gerstebroden. Maar wat kunnen we ermee?".

Ach, luisteraar, u weet hoe dit verhaal afloopt. Dat kleine beetje was voldoende om al die mensen te voeden. We hielden zelfs meer over dan waarmee we begonnen waren. Zo gaat dat met liefde. Als wij dat kleine beetje, dat ons is toevertrouwd, durven te investeren, zal het op den duur uitgroeien tot mondiale afmetingen.

Dus als u zich nog eens afvraagt: 'Waar is God nou?' Hij is in ieder geval aanwezig in de dosis liefde die aan u is toevertrouwd. En u zult het - daar ben ik zeker van - niet laten aankomen op een kredietcrisis.


Andreas Apostel wijst wie de kerk binnenkomt op Jezus.
Voor Rond Zending: 2009, feb. Thema ‘Kredietcrisis’

9

Vandaag spreekt Jezus’ leerling Andreas, voormalig visser, ons toe.

‘In deze tijd maakt jullie wereld een kredietcrisis door. Geld aan banken en instellingen toevertrouwd is verdampt, opgegaan in mondiale luchtkastelen of gewoon verdwenen in de zakken van graaiers.
Kredietcrisis. Krediet: daar zit het woord ‘credo’ in. Geloven. Toevertrouwen. Zou het niet veel eerlijker zijn te spreken van een ‘vertrouwenscrisis’? Waar investeer jij vertrouwen, geloof in? Ik zou het in jouw plaats wel weten.
Toen Jezus mij destijds meevroeg, zei Hij:
“Ik zal visser van mensen van je maken.”
Mag ik dan nu proberen jou op te vissen?
Eens vertelde Jezus het verhaal dat God lijkt op een man die naar het buitenland vertrokken is. Zo interpreteerde Hij het gevoel dat velen van ons vaak hebben:
‘Waar is God nou?‘ Hij is even weg. Maar intussen heeft Hij zijn vermogen toevertrouwd aan zijn personeel. Zij moeten er zolang in zijn Geest mee handelen. Aan de een gaf Hij vijf talenten, aan een ander twee, aan een derde één. Dat is beeldspraak. Met ‘talenten’ bedoelde Hij niet ‘een goed stel hersens’, of iets anders waar jij beter in bent dan een ander of een ander beter dan jij. Nee, als het over Gods vermogen gaat, gaat het natuurlijk om zijn vermogen… tot liefhebben. Daar krijgt ieder een deel van. De één meer, de ander minder.

Voordat u nu vindt dat die bediende met dat ene talent er bekaaid afkomt…
Een talent was in onze tijd een geldbedrag. Het staat gelijk aan 35 kilo zilver! Laten we even kijken hoeveel dat waard zou zijn in uw wereld. Volgens uw markten staat momenteel één kilo zo’n beetje gelijk aan driehonderd euro. Dus 35 kilo keer 300 euro is ruim tienduizend euro. Met andere woorden: als je één talent liefde ontvangt, mag dat in uw ogen een schijntje zijn, in Gods ogen is het een kapitaal.
De bedoeling is dat we dat talent, die liefde, investeren. Want het gaat met liefde al net als met geld: het vermeerdert naarmate je het investeert. Daarvan heb ik met Jezus verbijsterende voorbeelden meegemaakt.

Laat ik er één noemen:
Het was die keer dat wel vijfduizend mannen met hun vrouwen en kinderen achter Jezus waren aangekomen. Die had gedacht even rustig aan te kunnen doen. Hij had zich op een eenzame plek teruggetrokken. Daar had Hij die mensen toegesproken. Het werd avond en die mensen moesten iets te eten krijgen. Dus wij, apostelen, drongen er bij Hem op aan de mensen weg te sturen om nog in de dorpen aan eten te kunnen komen. Maar Hij zei:
‘Waarom geven jullie ze niet te eten?’
Collega Filippus merkte benauwd op – ik zie zijn ongelukkige gezicht nog vóór me:
“Wil ieder ook maar een kruimeltje krijgen, dan zijn we al een vermogen kwijt.”
En ikzelf was het die nog een beetje cynisch opmerkte:
“Nou ja, hier is wel een jongen met vijf gerstebroden. Maar wat kunnen we ermee?”
Je weet hoe dit verhaal afloopt. Dat kleine beetje was voldoende om al die mensen te voeden. We hielden zelfs meer over dan waarmee we begonnen waren.

Zo gaat dat met liefde. Als wij dat kleine beetje, dat ons is toevertrouwd, durven te investeren, zal het op den duur uitgroeien tot mondiale afmetingen. Dus als je je nog eens afvraagt: ‘Waar is God nou?’ Hij is in ieder geval aanwezig in de dosis liefde die aan jou is toevertrouwd.
En jij zult het – daar ben ik zeker van - niet laten aankomen op een kredietcrisis.’


Bronnen
[000»gem.wapen:Hekelingen; 000»gem.wapen:Wemeldinge; 000»Joris-Amberg; 000»Sergius:Koval:48; 000»Simon:Goldner&Bahnmüller.Rabenden:31.40; Adr.1984p:3; Ain.1963p:122; Apu.1980p:16.44; B&K.1993; Bei.1983;BjL.1986p:41; Bly.1986p:230; C&G.1965p:21; Cav.1698p:278; CKl.z.j.p:106; Duc.1975:138; Dz2.1896p:132; Ena.1984:33.75(98); Eve.1970p:86; EzH.1993p:4; Gre.1983:121; Gri.1974p:155.273; GTM.1988p:30(graf†wonderen); HKG.1987p:101; Hlm.1994p:85; LAu..1902; LAu.1979; Lin.1999; MeA.1958p:152(502); Mel.1978p:772(vig); Oe2.1985p:418; Pir.1976p:23; RR2.1640; S&S.1992p:648-9; SHC.1985; Spt.1983; TSÉ.1994p:76(kruid); Vos.1989p:85; Vsp.1975p:78:221.222; Zur.1987; Dries van den Akker s.j./2007.11.16]

© A. van den Akker s.j.

VoorwoordHoe wordt men heilige?
© AuteursrechtWoordenboek
LeeswijzerGastenboek
Bronnen