×
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.
Sluit het venster om te blijven.
De westerse christenheid van dat moment werd verscheurd door een nieuwe ketterij, het Priscillianisme. Zij dankte haar naam aan ene Priscillianus, een hooggeplaatste Spaanse leek, die een voortreffelijke opleiding genoten had. Hij had gekozen voor een kluizenaarsleven; volgens zijn tegenstanders was hij te ver doorgeschoten in zijn ascetische idealen; hij verbond er ketterse ideeën aan.
Zo schijnt hij beweerd te hebben dat de huwelijkse staat een ware christen onwaardig was, maar geheel duidelijk is dit alles niet. Volgens moderne onderzoekers geeft het te denken dat zelfs een zachtmoedig, maar rechtlijnig man als bisschop Martinus van Tours, die toch zelf het leven van asceet hartstochtelijk was toegedaan, zich van hem distantieerde. Voelde hij onzuivere elementen in Priscillianus' idealen?
Zoveel is zeker dat zich rond Priscillianus een schare van bewonderaars vormde; "vooral vrouwen 'kwamen in drommen op hem af', aangetrokken door zijn welsprekendheid, geleerdheid en zijn ascetisch voorkomen. Ongetwijfeld hielp ook de opwinding van de nachtwaken als hij zich 'in staat van naaktheid' in gebed begaf", aldus de beschrijving van Donaldson.
Hoe dan ook, het Priscillianisme had in Noord-Spanje en Zuid-Frankrijk grote aanhang gekregen onder leken, priesters en zelfs bisschoppen. Het had intussen allerlei spanningen teweeg gebracht met hun West-Gallische ambtsbroeders.
In 380 werd te Zaragoza een bisschoppensynode bijeengeroepen. Ook Priscillianus was gevraagd te komen, tesamen met twee bisschoppen die zijn kant hadden gekozen. Ze kwamen niet, wat de verontwaardiging onder de aanwezige bisschoppen alleen maar vergrootte. Felste tegenstander van Priscillianus was Ithacius, bisschop van Ossonoba (= de huidige Portugese stad Faro), een onaangename fanaticus.
Er was geen meerderheid te vinden die Priscillianus officieel wilde veroordelen. Omdat Ithacius goede contacten had aan het hof, wist hij keizer Gratianus (375-383) te bewegen een edict uit te vaardigen waarin hij dreigde de Priscillianistische bisschoppen te verbannen en hun kerken te onteigenen.
Dit zette bij de partij in kwestie natuurlijk kwaad bloed. Omdat de bisschopszetel van de Spaanse stad Avila vacant was en er onder de omringende bisschoppen genoeg sympathisanten te vinden waren, werd Priscillianus volgens de officiële kerkelijke procedure tot bisschop van die stad gekozen. Een affront.
Intussen zocht Priscillianus met een handvol medestanders steun bij paus Damasus in Rome.
Deze riep in 382 een bisschoppenconferentie bij elkaar, waar ook de toenmalige bisschop van Trier, Britto, bij aanwezig was. De conclusie was dat Damasus Priscillianus niet wenste te ondersteunen. Ook bij collega Ambrosius in Milaan vond hij geen gehoor. Vervolgens begaf hij zich naar Verona waar op dat moment de keizer verbleef en kreeg van hem zwart op wit dat alle dreigementen aan zijn adres werden ingetrokken en dat hij en zijn medestanders in ere werden hersteld.
Na dit succesje zette Priscillianus en zijn medestanders onmiddellijk de tegenaanval in: ze dienden een officiële aanklacht in tegen hun aartsvijand, bisschop Ithacius. Deze vluchtte naar Trier waar hij de steun mocht verwachten van de meeste hofbisschoppen, die - zo hoorden we al eerder - vooral uit pluimstrijkers bestonden.
Op de synode van Toledo in 400 kwamen een aantal Spaanse bisschoppen terug op
hun Priscillianistische sympathieën en schaarden zich weer bij de orthodoxe
ambtsbroeders.
In 414 vroeg de Spaanse geestelijke Orosius aan bisschop Augustinus van Hippo († 430, 28 augustus) om raad.
Deze wijdde een aantal werken aan de kwestie, zoals 'Ad Orosium' (415), 'Contra Mendacium (420)' en Brief 237 Ad Ceretium. We horen voor het laatst van het Priscillianisme op de synode van Braga in 561 (of 563), waar het definitief veroordeeld wordt.
© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen