×
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.
Sluit het venster om te blijven.
Info afb. |
Aemiliana (of Emiliana) van Rome, Italië; maagd; † 581.
Feest 5 januari & 24 december (met Tharsilla).
Op een 21e zondag na Pinksteren hield paus Gregorius de Grote († 604; feest 3 september) een preek (nummer 38) naar aanleiding van het bijbelverhaal waarin Jezus de komst van het koninkrijk der hemelen vergelijkt met een bruiloftsmaal (Matteus 22,01-14). Echter, de genodigde gasten willen of kunnen op het laatste moment niet komen. Daarop geeft de Heer van de bruiloft last aan zijn dienaars om de armen van de pleinen en de hoeken van de straten te halen 'want mijn huis moet vol worden'. Als Hij dan het bij elkaar geraapt gezelschap komt bezoeken, treft Hij iemand aan zonder bruiloftskleed, en laat die eruit zetten, want - zo besluit Jezus zijn verhaal: 'Velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren.' Op die laatste woorden sluit Gregorius aan in zijn preek:
"Het is ontzagwekkend, beminde broeders, wat wij zojuist gehoord hebben. Wij zijn allemaal hier gekomen, omdat wij door het geloof reeds geroepen zijn tot de bruiloft van de hemelse koning; zo beamen wij ook in geloof het geheim van zijn menswording en wij nemen deel aan de maaltijd van het goddelijk woord. Maar ooit zal de dag komen waarop de koning zijn eindoordeel uitspreekt. Dat wij geroepen zijn, weten wij. Maar of wij ook zijn uitverkoren, dat weten wij niet. Daarom moet ieder van ons in des te groter bescheidenheid het hoofd buigen, naarmate hij niet weet of hij is uitverkoren. Er zijn er heel wat die al helemaal niet toekomen aan een goed begin; daarnaast zijn er ook heel wat die wel een goed begin maken, maar er niet mee doorgaan. De een lijkt een door en door slecht leven te leiden, maar dan komt het op het laatste nippertje toch nog goed doordat hij zijn leven betreurt en streng boete doet. De ander lijkt een uitverkoren leven te leiden en toch blijkt hij aan het eind van zijn leven uit te komen op de dwaalweg van het kwaad. Anderen maken een echt goed begin en brengen het ook tot een even goed eind. Weer anderen leiden van kindsbeen af een slecht leven, en blijven daar tot aan het eind van hun leven mee bezig. Des te meer moet dus ieder voor zichzelf bevreesd zijn naarmate hij niet weet wat er uiteindelijk van terecht komt. Onthoud in ieder geval wat al zo vaak is gezegd: 'Velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren.'
Maar de harten van de toehoorders worden nu eenmaal eerder tot inkeer gebracht door het voorbeeld van een gelovige dan door de woorden van een leraar. Daarom wil ik u iets vertellen uit mijn naaste omgeving. U zult het met des te meer ontzag horen, juist omdat het van zo nabij afkomstig is. Want wat wij gaan vertellen is niet van lang geleden. Integendeel, wij hebben de vrouwen over wie het gaat zelf nog gekend, en de getuigen ervan zijn nog in leven. Mijn vader had drie zussen, alle drie heilige maagden: Tharsilla († 580; feest 24 december), Gordiana en Aemiliana. Zij waren vervuld van eenzelfde ideaal; ze hadden zich op hetzelfde moment aan de Heer toegewijd en leefden volgens een strenge leefregel samen in hun eigen huis. Zo maakten Tharsilla en Aemiliana gestaag voortgang door hun dagelijkse oefeningen in liefde voor hun schepper. Hun lichaam verkeerde nog hier in het tijdelijke, maar hun geest was al bezig met het eeuwige. Maar de ziel van Gordiana daarentegen begon stilaan weg te groeien van de innige liefde door dagelijkse verflauwing en al gauw verviel zij in de liefde voor deze wereld.
Herhaaldelijk verzuchtte Tharsilla tot haar zus Aemiliana: 'Ik constateer dat onze zus Gordiana toch niet bij ons hoort. Ik zie hoe zij door dingen van buiten wordt afgeleid; zij bewaakt haar hart niet tegen alles wat daar aanklopt.' Dag in dag uit trachtten zij haar met eerlijke correcties op het juiste pad te houden, en haar lichtzinnigheid om te buigen tot een meer serieuze levenshouding. Dan trok ze wel weer even een ernstig gezicht, maar zodra de correctie verklonken was, was ook haar gemaakte ernst alweer voorbij en weldra was zij weer terug bij oppervlakkig gepraat. Zij had graag wereldse meisjes om zich heen, en zo was ze een last voor ieder die zich juist van deze wereld wilde afkeren.
Temidden van haar zussen groeide Tharsilla gestaag in haar toeleg op het gebed, haar boetedoeningen, haar versterving en haar serieuze en heilige levenswijze. Volgens haar eigen zeggen verscheen haar op een nacht in een droom mijn voorvader Felix († 492; feest 25 februari), die ooit nog bisschop was op de zetel hier van Rome. Hij toonde haar de schitterende woning van de eeuwige heerlijkheid met de woorden: 'Kom, ik ga je opnemen in deze woning van licht.' Kort daarna kreeg ze plotseling koorts, en had haar laatste uur geslagen. Wanneer een man of vrouw van adel sterft is het gebruikelijk dat er vele mensen samenkomen om de naaste familie te troosten. Zo stonden er ook in haar stervensuur vele mannen en vrouwen rond haar bed. Onder hen bevond zich ook mijn moeder. Zij zag hoe zij plotseling als in geestverrukking haar ogen opsloeg naar de hemel; daarna wendde zij zich tot de omstanders met de woorden: 'Opzij, opzij, Jezus komt eraan!' Terwijl zij daar naar opzag, maakte haar ziel zich los van het lichaam. Een hemelse geur verspreidde zich door het vertrek, alsof de brenger van alle goeds die daarnet aan zijn nederige dienares verschenen was, een spoor van zijn aanwezigheid achter had willen laten. Zoals gebruikelijk is bij overledenen, werd haar lichaam geheel ontbloot om gewassen te worden. Toen bleek dat door haar aanhoudende gebeden in haar kamertje de huid van haar knieën vereelt was zoals bij een kameel. Wat zij bij haar leven altijd voor zichzelf had gehouden kwam zo bij haar dood aan het licht.
Dit alles is daags voor Kerstmis gebeurd. Maar spoedig daarop verscheen ze in een nachtelijk droomgezicht aan haar zuster Aemiliana met de woorden: 'Kom hierheen. Want kerstmis heb ik zonder jou doorgebracht, maar Driekoningen wil ik met jou samen beleven.' Waarop zij - in haar bezorgdheid om het heil van haar zus Gordiana - antwoordde: 'En als ik alleen kom, aan wie laat ik dan onze zuster Gordiana over?' Daarop reageerde zij weer met bedroefd gelaat: 'Kom, want de plaats van onze zus Gordiana is tussen de wereldse vrouwen.' Kort na dit visioen werd zij ziek. En aan die ziekte is zij ook - zoals haar gezegd was - daags voor Driekoningen bezweken.
Zo bleef Gordiana alleen over. Ze werd steeds oppervlakkiger. Nu gaf zij openlijk gevolg aan datgene wat zij aanvankelijk alleen nog als verlangen in haar gedachten had gekoesterd. Want ze vergat het respect voor de Heer, ze vergat haar schaamte en eerbied, ze vergat haar toewijding en huwde al gauw met de beheerder van haar landerijen.
Alle drie waren aanvankelijk vervuld van eenzelfde ideaal, maar niet hebben ze het alle drie ten einde toe volgehouden, precies volgens het woord van de Heer: 'Velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren.' Ik heb dit allemaal verteld met de bedoeling dat iemand die een goed werk begonnen is, dat niet toeschrijft aan zijn eigen kwaliteiten of meent dat hij dat aan eigen inspanning te danken heeft. Want je weet wel hoe het vandaag is, maar wat er morgen zal zijn, weet je niet. Niemand moet zijn eigen werk overschatten of zich verheugen in eigen zelfverzekerdheid. Want in de onzekerheid van dit leven, weet je nooit hoe het zal aflopen."
[AAS.18--»01.05 (Dries van den Akker s.j.)]
Stijn van der Linden merkt op dat zij zich terugtrok in een klooster op Sicilië. Dat lijkt gezien bovenstaand verhaal onjuist.
© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen