× 
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

           
welkom menu contactzoeken
HeiligenkalenderHeiligen op naamPatroonheiligenHedendaagse namenMeer...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van de hagiografieën, overleed 30 oktober 2022
† ca 304  Dorothea van Cesarea

Info afb.
Onder: Lente

Dorothea van Cesarea, Cappadocië, Klein-Azië (= huidig Turkije); martelares met haar beide zussen Christina en Calixtina, en de secretaris Theofilus; † ca 304.

Feest 6 februari.

Geschiedenis
Dorothea zou zijn geboren te Cesarea, Klein-Azië in het jaar 290, het zesde jaar dat de beruchte keizer Diocletianus (284-305) het Romeinse Rijk bestuurde. Hij was een christenhater. Dorothea's ouders, die christen waren en in de diplomatieke kringen van de hoofdstad verkeerden, hadden uit voorzorg de wijk genomen naar een uithoek van het keizerrijk. Volgens de legende spelen zij in het jonge leven van Dorothea geen enkele rol. Als de plaatselijke rechter haar een aanzoek doet, richt hij zich tot haar vrienden. Waren zij intussen al gestorven? Van 303 tot 304 brak er een heftige christenvervolging uit in het gehele Romeinse Rijk. Wie zijn geloof in Christus niet afzwoer, kon gruwelijke martelingen en tenslotte de doodstraf tegemoet zien. Uit deze periode zijn talrijke verslagen overgebleven. Waar die niet voorhanden waren, werden er legendes gevlochten om bloemrijke martelaren en martelaressen. Tot deze laatste groep behoort Dorothea.

Legende
Hieronder volgt de weergave ervan zoals die te vinden is in het Passional, een selectie heiligenlevens uit 'Der Heiligen Leben und Leiden' een uitgave die in 1471 en 1472 in twee banden verscheen in de Zuid-Duitse stad Augsburg. In legendes ligt de interesse van de verteller niet op de eerste plaats bij de historische feiten. Juist zoals in het leven van Jezus niet de feitelijke omstandigheden het belangrijkste zijn, maar de inhoud ervan. Vaak worden dan ook de feitelijke omstandigheden zo verteld dat de goddelijke binnenkant ervan oplicht. Heiligenlegendes hebben dezelfde functie. De vertelde anekdotes hebben de bedoeling de goddelijke binnenkant van de heilige te doen oplichten; de trekken van Christus in (het leven van) de heilige op te sporen en in het licht te stellen, zodat de indruk ontstaat bij de toehoorder dat in deze heilige de tijden van het Evangelie zijn teruggekeerd.

De heilige maagd Dorothea is geboortig uit een adellijk Romeins geslacht. Haar vader heette Thorus; hij was een rijk raadsheer. Haar moeder heette Thea en was ook verwant met een adellijk raadsherengeslacht. In die tijd werd er een grote oorlog ontketend tegen de christenen, omdat men ze overal in het Romeinse Rijk steeds meer begon te waarderen en te bewonderen. Thorus wilde geen offers brengen aan de afgoden, want hij was een christen. Zo kwam hij ertoe om de stad Rome te ontvluchten, en alles wat hij bezat, have en goed, wijngaarden en landgoederen, achter te laten. Tezamen met zijn vrouw Thea, maakte hij zich dus reisvaardig en stak per schip het grote water over naar Cappadocië. Ook zijn beide dochters, Christina en Calixtina, gingen mee; hij had hen gedoopt en het christelijke geloof bijgebracht.

In andere weergaven van deze legende worden vader en moeder Theodorus en Theodora genoemd; de dochters Crysta - of Sichriste - en Callista. De betekenis van beider namen is veelzeggend: Crysta of Christina betekent 'Christin' of 'christenvrouw'; 'Sichriste' zou kunnen zijn opgebouwd uit 'sig-' = 'strijd' of 'overwinning' en 'Christus'...! 'Calista of Callixt(in)a = vrouwelijke vorm van 'schoon', 'mooi'. Daarbij moeten we niet alleen aan het uiterlijk denken, maar ook aan de ziel.

Tenslotte belandden zij in de stad Cesarea. Daar kreeg hij nog een heilig dochtertje; een priester diende haar het doopsel toe; ze werd naar haar vader en moeder genoemd: Dorothea, want zij hielden zielsveel van het kind.

Klinkt hier een herinnering aan de woorden van Jezus: "Er is niemand die huis, broers, zusters, moeder, vader, kinderen of akkers om Mij of de Blijde Boodschap heeft prijsgegeven, of hij ontvangt nu, in deze tijd, het honderdvoud aan huizen, broers, zusters, moeders, kinderen en akkers, zij het ook gepaard met vervolgingen, en in de toekomstige wereld het eeuwige leven." (Markus 10,29-30). In zekere zin zou men de geboorte van een dochter in den vreemde die straks een groot heilige zal blijken te zijn, beschouwen als het honderdvoud! Vergelijk ook: "Zalig zijt gij, wanneer men u beschimpt, vervolgt en lasterlijk van allerlei kwaad beticht om Mijnentwil: Verheugt u en juicht, want groot is uw loon in de hemel." (Matteus 05,11-12).  Dit laatste citaat speelt voortdurend op de achtergrond van de legende mee. Het is straks ook van toepassing op Dorothea zelf.

Al gauw bleek het kind vervuld van de Heilige Geest; het was vrolijk en nam toe in welgevallen en in deugd.

Deze woorden herinneren aan de beschrijving van het kind Jezus: "Met de jaren nam Jezus toe in wijsheid en welgevalligheid bij God en bij de mensen" (Lukas 02,52).

Zij was kuis en tegelijk zo mooi dat zij in schoonheid alle meisjes uit de wijde omtrek overtrof.

Juist omdat de schoonheid in verband wordt gebracht met de kuisheid, moeten we hier ook denken aan schoonheid, naar het geloof gesproken: schoonheid van de ziel.

Haar zuiverheid was voor de boze geest een bron van ergernis. Hij fluisterde dus de rechter Fabriccio in om smoorverliefd op haar te worden. Deze verlangde ernaar haar als zijn huisvrouw naast zich te hebben. Hij stuurde dus een boodschap naar haar vrienden met het dringende verzoek haar aan hem af te staan: zij zou er een vorstelijke beloning voor ontvangen. Toen Dorothea ervan hoorde, was zij pijnlijk getroffen. Ze wilde er niets van weten en verwenste zelfs de man en zijn vorstelijke beloning erbij. Ze zei: "Ik wil helemaal geen gemaal; ik heb mij gegeven aan Jezus Christus, de hoogste van alle heren."

Dat een maagd die zich aan Christus toewijdde zichzelf als zijn bruid beschouwde, was zeker in de middeleeuwen niet uitzonderlijk. Het maakt nog steeds deel uit van de spiritualiteit van kloosterzusters. Het gegeven is in de traditie van de Kerk stevig verankerd. Beroemd is het mystieke huwelijk van de heilige Catharina van Alexandrië met (het kind) Christus.

Men ging dus de rechter zeggen dat zij zijn aanbod afsloeg en dat zij christin was. Toen werd die rechter ontzettend kwaad. Hij nam op de rechterstoel plaats en liet haar voorgeleiden.

Nu begint er een lange episode waarin verteld wordt hoe Dorothea stand houdt voor de rechter. Ongetwijfeld moeten wij hierin een afspiegeling zien van Christus, die stand hield voor zíjn rechter(s).

Toen zij hem voorgeleid was, sprak hij tot haar: "Je bent verplicht aan onze goden een offer te brengen. Als je dat doet, bespaar je jezelf een hoop pijnigingen en je zult dan ook niet gedood worden." Waarop zij zei: "God die in de hemel is, heeft een goddelijk woord gesproken: 'Gij zult God de Heer aanbidden en Hem alleen dienen.'

Ditzelfde antwoord gaf Jezus, toen Hij in de woestijn door de boze geest werd bekoord (Matteus 04,10).

Dus zult u me er nooit toe kunnen brengen om een offer op te dragen aan de boze geesten die in uw beelden huizen en die als beesten hebben geleefd, want ze hebben hun schepper niet gekend, zolang als ze leefden."

Herinnering aan Romeinen 01,25: "Zij hebben de goddelijke waarheid verruild voor de leugen, en de schepping geëerd en aanbeden in plaats van de Schepper."

Dat maakte de rechter bijzonder kwaad; hij liet Dorothea in kokende olie neerdalen. Maar God kwam haar te hulp, zodat ze geen centje pijn had; ze had zelfs het gevoel alsof ze werd gezalfd met de fijnste balsem. Vele heidenen waren getuige van dit teken en werden erdoor tot het christelijk geloof bekeerd.

Olie en balsem associëren met de sacramenten; in dit verband vooral met het vormsel (='sterking'), waarin de gelovige wordt getekend met olie, symbool van de Heilige Geest (geur van heiligheid); juist zoals een atleet zijn spieren soepel maakt met olie en balsem.

Dat maakte die rechter nog kwaaier; hij zei dat ze een tovenares was en liet haar opsluiten in een donkere kerker. Daar bracht ze negen dagen en nachten door, zonder dat iemand in staat was om haar ook maar enig eten of drinken toe te stoppen. Maar het was God zelf die voor haar zorgde: een engel uit de hemel bracht haar te eten.

Het gegeven van een engel die voedsel brengt kennen we uit het verhaal van Elia (1 Koningen 19,05-08). We moeten hier natuurlijk ook weer denken aan voedsel naar het geloof gesproken, geestelijk voedsel, voedsel voor de ziel.

Op de tiende dag werd ze weer uit de kerker gehaald en wederom voor de rechter geleid. Ze was mooier dan ooit. Het volk beschouwde dat als een wonder, want je moet denken dat ze al die tijd zonder eten was geweest. De rechter sprak: "Dorothea ik zeg het maar ronduit: als je de goden niet aanbidt, dan blijft er niets anders over dan je aan een galg op te hangen." Waarop zij antwoordde: "Ik blijf liever gespaard voor de eeuwige pijn; vandaar dat ik niet zo inzit over de pijn die voorbijgaat…

Vergelijk Paulus: "Ik ben ervan overtuigd dat het lijden van deze tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid waarvan ons de openbaring te wachten staat." (Romeinen 08,18). Zie ook Jezus zelf: "Weest niet bevreesd voor hen die wel het lichaam kunnen doden, maar niet de ziel; vreest veeleer Hem die én ziel én lichaam in het verderf kan storten" (Matteus 10,28).

… U gaat uw gang maar. Ik verlang alleen maar naar mijn Heer Jezus Christus, de Zoon van de levende God."
Daarop sloeg zij haar ogen ten hemel en bad tot haar gemaal Jezus Christus, dat hij een sprekend teken van zijn macht zou tonen. Nu was er op die plaats een hoge zuil opgericht. De rechter had daar zijn afgod ter aanbidding boven op gezet. Ter plekke verhoorde God het gebed van zijn dienstmaagd. Hij zond een grote schare engelen vanuit de hemel naar beneden om zuil en afgodsbeeld in gruzels te breken. De mensen die erbij aanwezig waren, hoorden hoe de boze vijand schreeuwde en tierde in de lucht: "O Dorothea, waarom moet je zo nodig ons vernietigen en ons uit onze verblijfplaats verdrijven? Je bezorgt ons veel pijn met je gebed."

Herinnert enigszins aan de boze geesten die Jezus smeken hen niet langer te kwellen: Markus 05,07-13.

Op dat teken bekeerden zich veel heidenen tot het christelijke geloof. Dat maakte de rechter helemaal woedend. Om te beginnen liet hij al die bekeerlingen martelen en doden. Waarop hun zielen opvoeren naar de eeuwige vreugde.
Nu begon de rechter op vertrouwelijke toon op Dorothea in te praten; hij had haar het liefste van haar geloof afgeholpen. Maar het lukte hem niet. En toen hij haar zo standvastig zag blijven, gelastte hij dat zij aan een galg moest worden opgehangen. Men hing haar dus met de voeten ten hemel en met het hoofd naar de aarde. En ze sloegen haar met stokken en gesels, en men haalde haar huid open met krammen. Vervolgens liet hij haar borst afschroeien met brandende fakkels. Het scheelde niet veel of ze was aan deze forse martelingen bezweken. Nu liet hij haar weer tot de volgende morgen in een kerker opsluiten. Maar 's nachts werd ze door toedoen van Gods genade weer geheel gezond.

De martelingen komen ons gruwelijk voor. Het is bekend dat de Romeinen soms niet misselijk waren in hun folteringen; daarenboven moeten we niet vergeten dat het hier om een middeleeuwse legende gaat: martelingen en folteringen waren in de middeleeuwen heel gebruikelijk. In Dorothea's folteringen herhaalt zich Jezus' lijdensverhaal. Met name de symbolen van haar vrouwelijke schoonheid moeten het ontgelden; weer moeten we daarbij niet uit het oog verliezen dat men schade wil toebrengen aan haar innerlijke schoonheid, de schoonheid naar het geloof gesproken, waarvan de uiterlijke schoonheid een afstraling is. Het is dus 'logisch' dat zij achteraf gezien geheel ongedeerd blijkt te zijn... Dat zegt iets over haar innerlijke standvastigheid.

De volgende morgen vroeg liet de rechter haar weer voor zich verschijnen. Hij kon dus zelf constateren dat al haar wonden genezen en verdwenen waren; er was aan haar hele lichaam niets meer te zien. Toen zei hij tot haar: "Ach beeldschone vrouw, laat dat geloven toch zitten; je bent nu toch wel genoeg gemarteld."
Zoals gezegd had Dorothea zussen. Zij hadden zich inderdaad doodsbenauwd van God de Heer afgewend en waren afvallig geworden. Vandaar dat de rechter haar naar die twee zussen liet brengen met het verzoek haar van haar geloof af te brengen. Bij haar zussen aangekomen begon zij zo mooi over het christelijk geloof te praten, dat hun hart ervan begon te gloeien; met als gevolg dat ze zich weer tot Christus bekeerden. In het openbaar getuigden ze ervan en aanbaden ze Christus, de ware en levende God. Men ging het de rechter vertellen. Deze werd zo woedend dat hij beval de twee zussen aan elkaar vast te binden en ze levend te verbranden. Zo stegen dus ook hun zielen op naar de eeuwige vreugde. Toen liet de rechter Dorothea weer voor zich verschijnen. Hij zei tot haar: "Zeg eens, Dorothea, hoe lang denk je nog door te gaan met je tovertrucs? Je kunt nu kiezen: ofwel je begint onmiddellijk hier onze goden te aanbidden ofwel ik laat je hoofd afslaan." Waarop zij opgetogen tegen de rechter zei: "Dat zal ik met grote vreugde verdragen uit liefde voor onze Heer. Ik verlang naar de eeuwige vreugde van zijn tuin, waar ik blozende appels kan plukken en sierlijke rozen."

De tuin van haar bruidegom slaat natuurlijk op de heerlijkheden van het paradijs, in de middeleeuwen een geliefd thema in de religieuze kunst. De appels en de rozen kan men beschouwen als vruchten van het geloof, die in wezen natuurlijk een geschenk uit de hemel zijn. Daarover vertelt het vervolg: dat anderen er - soms zeer onverwacht - in delen! De appel doet natuurlijk denken aan het paradijs en de zondeval; maar in dit verband herinneren wij ons op hoeveel voorstellingen het kind Jezus op Maria's een appel draagt; in dergelijke gevallen is de appel veeleer het symbool van Gods liefde en het eeuwige leven (vanwege haar ronde vorm!); Jezus is dan de nieuwe Adam. De roos is het symbool van de schoonheid, de vreugde en het martelaarschap
[Tim.1974nrs:609.611]

Daarop beval de rechter haar het hoofd af te slaan. Op het moment dat zij de stad uit werd gebracht, ontmoette zij Theofilus, de secretaris van de rechter. Hij dacht terug aan wat zij voor de rechter gezegd had, namelijk dat zij zich verheugde op haar gemaal en dat zij in diens tuin rozen en appels hoopte te kunnen plukken. Dus wendde hij zich tot haar op spottende toon:

Ook de spot herinnert ons aan Jezus' lijdensverhaal. Daar waren het de soldaten die de spot met hem dreven; en tenslotte de joden die op een afstand stonden toe te kijken en zeiden: "Anderen heeft Hij gered, zichzelf kan Hij niet redden. De Messias, de koning van Israël, laat Hem nu eens van dat kruis afkomen; dan zullen we zien en geloven." (Markus 15,31-32).

"Dorothea, als je met je gemaal in diens tuin bent, stuur mij dan een paar van die appels en rozen...!" Waarop zij riep: "Dat doe ik graag voor u!" Niet dat Theofilus geloofde dat er iets van terecht zou komen.
Toen Dorothea ter bestemder plaatse was gebracht, boog zij het hoofd onder het zwaard.

Moeten we hier denken aan het kind Jezus, zoals het in de middeleeuwse kunst wel wordt afgebeeld? Het is in ieder geval een hemels kind, getuige de sterren op zijn gewaad. Het is ook een vorstelijk kind: purper! Het gedraagt zich net als Jezus bij het verhaal van de Emmausgangers: het verdwijnt uit het gezicht... (In de legende van Catharina van Alexandrië blijkt haar bruidegom ook het kind Jezus te zijn).

Nu verscheen haar een lief klein kind op blote voetjes en in purper gekleed. Het had krullerig haar; op zijn gewaad waren als het ware overal sterretjes uitgezaaid. Het droeg een klein mandje in de hand met drie rozen en drie appels erin.
Daarop zei de heilige Dorothea: "Ach meneer, ik zou u willen verzoeken dit mandje te bezorgen aan Theofilus, de secretaris."
Meteen daarop werd zij onthoofd en haar ziel steeg op naar de eeuwige vreugde.

Volgens sommige legenden zou zij op het moment van haar dood beloofd hebben dat ze elk gezin waarin haar verhaal zou worden verteld of voorgelezen, zou beschermen tegen storm, brand en een plotselinge dood.

Op hetzelfde moment bevond Theofilus zich in het paleis van de rechter. Daar kwam het lief klein kindje op Theofilus af; het trok hem onopgemerkt terzijde en zei tegen hem: "Astublieft, de rozen en de appels. Met de hartelijke groeten van zuster Dorothea uit het paradijs." En meteen was het kind uit het zicht verdwenen. Nu kreeg Theofilus onnoemelijke spijt over zijn zonden en riep met luide stem: "Christus is waarlijk de Zoon van God. In Hem is geen bedrog. Zalig degenen die lijden om zijnentwil."

Theofilus citeert de Romeinse honderdman die op het moment van Jezus' overlijden aan het kruis uitriep: "Deze is waarlijk de Zoon van God." (Markus 15,39).

Zijn collega's zeiden nu: "Theofilus, ben je wel goed bij je hoofd!"
Theofilus zei: "Er is niets mis met mij. Maar zeg eens: in welke maand zitten we nu?" Ze zeiden: "In februari!" Nu zei Theofilus: "Heel Cappadocië zit in de winterse kou en er is geen boom die nog blad heeft.

Weer is het goed te bedenken dat woorden als 'winter' en 'kou' ook een tweede laag kunnen hebben: 'winter' en 'kou' naar het geloof gesproken: dat de mensen geen vruchten van geloof voortbrachten. Midden in zo'n tijd blijken ze er toch te zijn...
De naam Theofilus betekent letterlijk: ofwel 'door God bemind' ofwel 'vriend van God'.

Waar komen dan die rozen en appels vandaan, denk je?" Waarop zij antwoordden: "Zoiets hebben we nog nooit van zijn leven meegemaakt." En hij zei: "Toen Dorothea, je weet wel, die vrouw die zich Christus' gemalin noemde, de stad uit werd gebracht om het vonnis te ondergaan, vroeg ik haar op spottende toon: 'Stuur me een paar rozen en appels uit die hemelse tuin van je.' Ze beloofde me dat ze dat inderdaad voor mij zou doen. Nou, moet je kijken, op hetzelfde moment dat zij de marteldood ondergaat, komt er een lief klein jongetje van nog geen vier jaar oud mij een mandje appels en rozen brengen; en hij zei erbij: 'Dit wordt u gestuurd door de heilige Dorothea.' En op het moment dat ik ze in ontvangst nam, verdween hij uit het gezicht."
Op het horen hiervan gingen zijn collega's geërgerd naar de rechter; ze zeiden: "Uw secretaris Theofilus, die tot op de dag van vandaag zich ingezet heeft om de christenen te bestrijden, staat nu de weldaad van Christus' naam van de daken te schreeuwen; hij brengt de mensen nog het hoofd op hol met zijn gepreek."
Nu liet de rechter hem voor zich brengen en zei tot hem: "Wat sta je daar buiten allemaal te verkondigen?" Waarop Theofilus antwoordde: "Ik prijs de christenen gelukkig die sterven voor hun God en Heer. Want alleen Christus is de ware, levende God. Dat is nu wel duidelijk. Hij heeft immers deze appels en rozen uit zijn tuin naar mij laten brengen omwille van zijn gemalin, de heilige maagd Dorothea." Toen zei de rechter: "Stomme Theofilus, je valse geloof zal je onzalig aan je eind doen komen." Daarop sprak Theofilus: "Ik zal met vreugde sterven omwille van het christelijk geloof. Geef me alleen nog even uitstel." Daarin stemde de rechter toe. In die tijd werd Theofilus het doopsel toegediend en ontving hij het heilig Lichaam en Bloed van onze Heer. Nu liet de rechter hem in stukken hakken en gelastte dat men hem voor de vogels en de wilde dieren zou werpen. Dan konden die hem opvreten. Theofilus onderging dit alles geduldig en zo stierf hij een zalige dood; zijn ziel steeg op naar de eeuwige vreugde.
[Pas.1986p:110-115]

Verering & Cultuur
Dorothea's legende gaat terug op een verhaal van de Heilige Aldhelm, bisschop van Canterbury († 709); hij vertelt het in zijn boek 'Lof der maagdelijkheid'. Relieken van haar zouden zich bevinden te Rome. In het heilig jaar 1500 zouden ze vanuit Turkije zijn overgebracht naar de kerk van San Silvestro, papa, in Trastevere; daar worden ze nog steeds vereerd. Ook Bologna meent relieken van haar te bezitten. Daarnaast bevinden zich relieken in Keulen (Duitsland); daar genoot zij ook bijzondere verering (zie verderop). Ook zouden er relieken zijn te Arles (Zuid-Frankrijk), Lissabon (Portugal) en in Karlstein bij Praag.

[AAS; Dz2.1896; Ha1.1838; Kib.1990]

Patronaten
Vanwege het gebed dat zij uitsprak tijdens haar rechtszitting wordt haar voorspraak in vele noden te hulp geroepen.
Zij is patrones tegen valse beschuldigingen; van de hoveniers (vooral bloemenkwekers) en de bloemenhandelaars (natuurlijk vanwege het mandje met drie rozen), van de jonggehuwden, de bruiden, de kraamvrouwen (vanwege het hemelse jongetje), brouwers, bergbewoners en mijnwerkers (plotselinge dood!). Zij wordt aangeroepen bij valse beschuldigingen, in armoede, geboorteweeën en doodsnood; en blijkens haar legende ook tegen storm, brand en een plotselinge dood.

[Kib.1990; S& S.1992; Tor.1987]

Afgebeeld
Zij wordt afgebeeld als martelares (met een zwaard, het instrument van haar marteling, en een palm, symbool van de overwinning: zij heeft de goede strijd gestreden; vandaar ook wel een kroon). Daarnaast heeft zij dikwijls bloemen en vruchten (appels) bij zich, vaak in een mandje; soms met een rozenkrans op haar (voor)hoofd. Op een afbeelding van Bernardino Luini draagt zij een boek. Het hemelse jongetje, vaak afgebeeld als engeltje met vleugels, bevindt zich herhaaldelijk in haar gezelschap.

Opvallend is dat zij in de oosterse kerk nauwelijks een plaats van betekenis inneemt; haar naam komt voor op de heiligenkalender, maar van enige bijzondere verering is nauwelijks of geen sprake. In het westen is haar plaats des te groter. Vooral van de 14e tot de 16e eeuw nam haar verering een grote vlucht, met name in de Duits sprekende gebieden van Europa. In Keulen bijvoorbeeld leidden de Karmelieten een broederschap van de H. Dorothea, die in 1464 officieel werd goedgekeurd. Uit de late middeleeuwen zijn in de stad Keulen twee schilderijen van Dorothea tot ons gekomen. In de stad Nürnberg zijn dat er drie. In het Duitse taalgebied verscheen de legende van de heilige Dorothea in vier verschillende uitgaven, gerekend van 1520 tot 1879.

Uit de middeleeuwen is tot ons gekomen een Dorothea-spel, opgetekend te Kremsmünster in 1350, maar waarschijnlijk enkele jaren eerder in Saksen ontstaan.

Het vertelt over de marteldood van Dorothea. Het zijn de listige ingevingen van de duivel die voor het dramatisch effect moeten zorgen. In de late middeleeuwen kennen we nog de Comoedia van ridder Kilian van Mellerstadt; in het Deense taalgebied de Comoedia de sancta Virgine Dorothea. In het Engelse taalgebied kennen we het mysteriespel (of de moraliteit) The Virgin Martyr uit 1622.
[Bei.1983; Go3.1992; Kath.Enc. trefwoord 'Dorothea-spel']

Weerspreuk(en)
'Die Heilige Dorothee
watet gern mitten im Schnee.'
[De heilige Dorothee waadt graag door de sneeuw]

'Sint Dorothee, brengt meestal sneeuw.'

'St Dorothea gives the most snow.'
[Sint Dorothea geeft de meeste sneeuw]

Voorzover bekend is er tegenwoordig in Nederland niet één parochiekerk, waarvan zij de naamspatrones is.

Er zijn ook enkele religieuze congregaties die zich naar Dorothea noemen:

1] Zusters van de H. Dorothea:
met moederhuizen in Rome en Venetië (laatstgenoemde werd gesticht in 1838). Zij werden opgericht door de Zalige Paolo Frassinetti te Quinto bij Genua. In 1835 en 1860 werden zij officieel door de paus erkend. Zij leiden vooral bezig met opvoedingsgestichten, zieken- en bejaardentehuizen; daarnaast voeren zij de huishouding in seminaries.

2] Zusters van de H. Dorothea, dochters van het H. Hart:
opgericht in 1815 door pastoor Giovanni Fenaroli in Villaperta di Calcinate (prov. Bergamo) met de bedoeling vondelingen te verzorgen. Zij kregen in 1820 pauselijke erkenning. Vandaag de dag zijn ze meer te vinden in lagere scholen en ziekenhuizen.

3] Zusters van Sint Dorothea:
opgericht in 1842 door Cemmo di Capodiponte (bij Brescia) met als speciale taak de opvoeding van de jeugd. Zij werden in 1934 officieel goedgekeurd.

4] Dorotheeërs van de Onbevlekte Maria:
moederhuis in Reggio di Emilia (Povlakte).


Dorothea van Caesarea, Cappadocië
Rond Zending 2008, maart: Thema ‘Lente’

6
Dorothea als hemelse vorstin (kroon; op gouden ondergrond) met bloemen en vruchtenmandje.

Begin 4e eeuw. In Caesarea, Cappadocië (= het huidige Midden-Turkije) leeft een jonge vrouw, een meisje nog, Dorothea. Ze is christen, toentertijd een nieuwe godsdienst. Ze wil voor Jezus leven. Heeft besloten niet te trouwen. Noemt Jezus haar bruidegom. De keizer eist dat iedere Romeinse onderdaan hem en de staat goddelijke eer brengen. Een echte christen weigert dat, en probeert zo onopvallend mogelijk aan het openbare leven deel te nemen.

Dan wordt de stadhouder verliefd op Dorothea. Hij vraagt haar ten huwelijk en stelt haar een schitterend leven in het vooruitzicht. Zij antwoordt dat ze al verloofd is en wel met de hoogst denkbare heer. De rechter is niet gewend ‘nee’ te incasseren. Hij laat haar dagvaarden en eist dat ze de goden een offer brengt. Moedig antwoordt ze: “Er staat gewschreven: Gij zult God de Heer aanbidden en Hem alleen dienen.” De folteringen die volgen doorstaat zij glansrijk; komt er nog mooier uit dan ze erin ging. Nu dreigt de rechter met de doodstraf. Zij reageert opgetogen: "Dat heb ik graag over voor onze Heer. Ik verlang naar de eeuwige vreugde van zijn tuin, waar ik blozende appels kan plukken en sierlijke rozen."

Op het moment dat zij de stad uit wordt gebracht, roept Theofilus, de secretaris van de rechter, haar sarcastisch na: “Nou, Dorothea, als je met je heer in diens tuin bent, stuur mij dan een paar van die appels en rozen...!" Zij roept: "Met alle plezier!" Op de plaats van de terechtstelling verschijnt een lief klein kind met een mandje met drie rozen erin en drie appels. Dorothea zegt: "Breng maar naar Theofilus." Terwijl zij wordt gedood, ontvangt Theofilus Dorothea’s mandje. En hij roept: "Christus is waarlijk de Zoon van God. Zalig degenen die lijden omwille van hem." De omstanders roepen verschrikt: “Theofilus, wat mankeert jou ineens?” Theofilus antwoordt: “Zeg op: in welke maand zitten we nu?" "In februari!" "Heel Cappadocië zit in de winterse kou en er is geen boom die nog blad heeft. Waar komen dan die rozen en appels vandaan, denk je?" Men blijft het antwoord schuldig. Ook Theofilus zal zijn leven geven voor Christus.

Wordt hier nu niet op beeldende wijze verteld dat Dorothea een bloeiend geloof heeft dat vrucht draagt…?


Bronnen
[Fre.1964p:82; LThK: trefwoord 'Dorothea: Schwestern enz.'; Pas.1986; Dries van den Akker s.j./2010.03.12]

© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen

VoorwoordHoe wordt men heilig?
© AuteursrechtWoordenboek
LeeswijzerGastenboek
Bronnen