× 
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

           
welkom menu contact zoeken
HeiligenkalenderHeiligen op naamPatroonheiligenHedendaagse namenMeer...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van de hagiografieën, overleed 30 oktober 2022
† 82?  Jozef van Arimatea

Info afb.

Jozef van Arimatea, Jeruzalem, Palestina (Glasonbury, Engeland?); leerling van Jezus; † 82(?).

Feest 17 maart.

Bijbelse gegevens
Van hem horen we tijdens de begrafenis van Jezus. In het vijftiende hoofdstuk van Markus lezen we:
43 Jozef van Arimatea, een vooraanstaand lid van de Hoge Raad, die zelf ook in de verwachting van het Rijk Gods leefde, waagde het daarom naar Pilatus te gaan en te vragen om het lichaam van Jezus.
44 Pilatus stond er verwonderd over dat Hij reeds dood zou zijn; hij liet dan ook de honderdman roepen en vroeg hem, of Hij al gestorven was.
45 Nadat hij door de honderdman op de hoogte was gebracht, stond hij welwillend het lijk aan Jozef af.
46 Deze kocht een lijnwaad, nam Hem af van het kruis en wikkelde Hem in het lijnwaad. Daarop legde hij Hem in een graf dat in de rots was uitgehouwen en rolde een steen voor de ingang ervan.
47 Maria Magdalena en Maria de moeder van Joses zagen toe, waar Hij werd neergelegd.’

Bij Matteus krijgen we bovendien te horen dat hij rijk was. Hij weet ook te vertellen dat het in zíjn graf was dat Jezus werd neergelegd. Hij had het kort tevoren in de rots laten uithouwen (Matteus 27,57-62). Lukas (23, 50-51) voegt er nog aan toe dat hij ‘welmenend en rechtschapen’ was: ‘Hij had dan ook niet ingestemd met de plannen en handelwijze van zijn collega-raadsleden.’ Johannes (19,38) noemt hem ‘een leerling van Jezus, maar in het geheim uit vrees voor de joden.’ Voor de rest doet de bijbel er het zwijgen toe over hem. We tasten in het duister over de vraag wat er verder van hem geworden is.

Arimatea was waarschijnlijk hetzelfde plaatsje dat in het Oude Testament Ramataïm wordt genoemd, de plaats waar de ouders van de profeet Samuel vandaan kwamen (1 Samuel 01,01). Tegenwoordig heet het Rentis, ten oosten van Jaffa.
[Bo REICKE & Leonhard ROST ‘Bijbels Historisch Woordenboek i’ Utrecht/Antwerpen, Spectrum 1969 Aulareeks 391 sub Arimat(h)ea: kol.119]

Men veronderstelt dat Jozef zich voortaan ophield te midden van de leerlingen van Jezus, rond Maria, zoals geschreven staat in de Handelingen van de apostelen: ‘Zij allen bleven eensgezind volharden in het gebed samen met de vrouwen, met Maria, de moeder van Jezus en met zijn broeders’ (Handelingen 01,14). Vervolgens wordt verteld hoe er een opvolger van Judas wordt gekozen uit een groep van honderdtwintig leerlingen. Men neemt aan dat Jozef zich onder hen bevond. Ook dat hij behoorde tot die volgelingen die hun bezittingen neerlegden aan de voeten van de apostelen (Handelingen 04,32-35). Tenslotte dat hij waarschijnlijk te Jeruzalem gestorven is.

Ten tijde van Karel de Grote zouden relieken van hem tezamen met die van vele anderen zijn overgebracht naar de Franse abdij van Moyenmoutier in Elzas-Lotharingen. Maar in een geschrift uit de elfde eeuw is van die relieken al geen sprake meer. Ze worden als verloren beschouwd.
[Gué.1880/3p:464-467]

Legendevorming
Jozef komt zo nu en dan voor in de apocriefe geschriften die in de eerste eeuwen van het christendom ontstonden. Zo bevat het zogeheten Evangelie van Nicodemus, een geschrift, wellicht reeds uit de 2e eeuw, een verslag van de rechtszitting bij Pilatus, en van de gebeurtenissen daarna. We horen hoe Jezus ervan beschuldigd wordt uit ontucht geboren te zijn wat door twaalf mannen (de apostelen?) wordt ontkend. (Nog geen woord over het feit dat zijn moeder maagd was!) Mensen die we kennen uit het evangelie komen vóór Hem pleiten: Nicodemus (Johannes 03), de man die achtendertig jaar lam was (Johannes 05), de blindgeborene (Johannes 09), de vrouw die aan bloedvloeiing leed en hier Bernike genoemd wordt (Markus 05,25-34) en vele anderen. Vervolgens horen we hoe Pilatus overstag gaat en Jezus tot de kruisdood veroordeelt. Dan vervolgt de tekst:

1,03 Een man die Jozef heette, een lid van de Hoge Raad, afkomstig uit het dorp Arimatea die ook zelf het Koninkrijk van God verwachtte, kwam bij Pilatus om Jezus’ lichaam vragen. Toen hij dat naar beneden had gehaald, wikkelde hij het in schoon linnen en legde het in een in de rotsen uitgehouwen graf waarin nog nooit iemand gelegen had.

12,01 Toen de joden hoorden dat Jozef Jezus’ lichaam had gevraagd, zochten ze hem en de twaalf mannen die ontkend hadden dat Jezus uit ontucht was geboren en Nicodemus en vele anderen die voor Pilatus naar voren waren gekomen en zijn goede daden hadden verkondigd. Omdat zij allemaal waren ondergedoken, verscheen alleen Nicodemus voor hen, want hij was een leider van de joden. En Nicodemus vroeg hun: “Hoe hebben jullie het gewaagd de synagoge binnen te gaan?”

Opvallend dat hier sprake is van de synagoge en niet van de tempel. Zou dat er op duiden dat deze tekst is ontstaan (ruim?) nadat de tempel in het jaar 70 was verwoest, en dat deze dus geen deel meer uitmaakte van de voorstellingswereld van de gelovigen uit de tijd dat deze tekst ontstond, resp. verspreid werd?

De joden antwoordden hem: “En jij, hoe heb jij het gewaagd de synagoge binnen te gaan? Want je bent een medeplichtige van hem en zijn loon zal in de komende wereld jouw deel zijn.” Nicodemus zei: “Graag!”

Nicodemus heeft blijkbaar een heel ander beeld van de komende wereld dan Jezus’ tegenstanders.

Net zo kwam Jozef te voorschijn en vroeg hun: “Waarom zijn jullie bedroefd om mij omdat ik Jezus’ lichaam gevraagd heb? Zie, ik heb Hem in mijn nieuwe graf gelegd nadat ik Hem in schoon linnen had gewikkeld en ik heb een steen voor de ingang van het graf gerold. Maar jullie hebben niet fraai gehandeld met die rechtvaardige dat het je niet aan het hart ging om hem te kruisigen, ja dat je Hem zelfs nog met een speer hebt gestoken.”
Toen grepen de joden Jozef vast en bevalen dat hij opgesloten moest worden tot aan de dag na de sabbat en ze zeiden tegen hem: “Je moet weten dat de tijd het niet toelaat iets tegen je te ondernemen omdat de sabbat aanbreekt; weet dat je niet een graf waardig geacht zult worden maar dat we je vlees aan de vogels van de hemel zullen geven.”
Jozef zei tegen hen: “Wat je daar zegt lijkt op wat de hoogmoedige Goliath zei die de levende God en de heilige David belachelijk maakte (1 Samuel 17). Vervolgens herinnert Jozef aan hun uitroep ‘zijn bloed kome over ons en over onze kinderen: “Nu zijn jullie bang dat de toorn van de Heer inderdaad over jullie komt.” ‘Toen de joden die woorden hoorden, werden ze razend: ze grepen Jozef vast, sleurden hem mee en sloten hem op in een gebouw dat geen raam had, en hoewel er wachters bij de ingang bleven, verzegelden ze de deur van het vertrek waar Jozef opgesloten zat.

Na de sabbat verzamelen ze zich in het Sanhedrin. Maar als ze Jozef uit zijn gevangenis willen halen, blijkt hij verdwenen. Op dezelfde manier door een engel verlost als van Petrus wordt verteld (Handelingen 12). Het Sanhedrin zendt er soldaten op uit om Jezus te zoeken van wie beweerd wordt dat Hij uit de doden is opgestaan. Hem vinden ze niet, maar wel Jozef, gewoon thuis in Arimatea. Ze besluiten een verzoenende brief te schrijven aan Jozef en hem te verzoeken zijn verhaal te doen. Jozef gaat daar graag op in.

15,05 Toen zei Jozef: “Op de dag vóór Pasen om ongeveer vier uur ’s middags hebben jullie me opgesloten en ik ben daar de hele sabbat gebleven. Maar toen ik midden in de nacht opstond om te bidden, werd het huis waar jullie me hadden opgesloten, opgetild bij zijn vier hoeken en ik zag iets als een bliksemschicht in mijn ogen schijnen. Bang viel ik op de grond, maar iemand pakte me bij de hand en voerde me weg van de plaats waar ik lag en iets nats, zoiets als water, werd over me uitgegoten, van mijn hoofd tot mijn voeten en de geur van mirre kwam in mijn neus.

Deze tekenen herinneren aan het sacrament van het doopsel dat aan nieuwe gelovigen in de paasnacht wordt toegediend: met doopwater en geurige zalf die naar de Heilige Geest verwijst.

Toen wiste Hij mijn gezicht af en omhelsde me en zei: ‘Wees niet bang Jozef, doe je ogen open en kijk wie het is die met je praat.’ En toen ik opkeek, zag ik Jezus. Bevend dacht ik dat het een spook was, dus zei ik de Tien Geboden op. Maar Hij zei ze met mij mee. En toch slaat een spook op de vlucht – zoals jullie wel weten – als hij iemand tegenkomt en de Tien Geboden hoort. Dus toen ik merkte dat Hij ze met mij mee opzei, zei ik tegen hem:’Rabbi Elia.’ Maar Hij zei tegen me: ‘Ik ben Elia niet.’ Dus zei ik tegen hem: ‘Wie bent u dan, Heer?’ En Hij zei tegen me: ‘Ik ben Jezus, dezelfde van wie jij het lichaam aan Pilatus hebt gevraagd; je hebt me in schoon linnen gekleed en een zweetdoek heb je op mijn gezicht gelegd en een grote steen voor de ingang van het graf gerold.’ Toen heb ik tegen degene die met me sprak, gezegd: ‘Wijs me de plaats waar ik U gelegd heb.’ En Hij nam me mee en toonde me de plaats waar ik Hem had gelegd en daar lag het linnen en de zweetdoek van zijn gezicht.

Zo wordt de plek beschreven in het evangelie van Johannes (20,07). Van de leerling die het ziet, staat daar opgetekend: ‘Hij zag en geloofde…’ Hetzelfde wordt hier verteld van Jozef. De verteller doet zijn best zo dicht mogelijk bij het evangelie te blijven.

Toen besefte ik dat het Jezus was. En Hij pakte me bij de handen en zette me midden in mijn huis waarvan de deuren op slot zaten en Hij bracht me naar bed en zei tegen me: ‘Tot woensdag moet je je huis niet uitgaan; want zie je, ik ga naar mijn broeders in Galilea.’”

Ook dat is in overeenstemming met wat er over Jezus verteld wordt in het evangelie: ‘Hij gaat u voor naar Galilea. Daar zul je Hem zien, zoals Hij gezegd heeft’ (Markus 16,07).

Legenda Aurea
Jacobus de Voragine vertelt dit verhaal met eigen woorden na in zijn Legenda Aurea. Hij voegt het toe aan het verhaal van Jezus’ opstanding uit de doden met Pasen:

‘Ook  verscheen Hij aan Jozef van Arimatea, zoals we lezen in het Evangelie van Nicodemus. Want toen de Joden hoorden dat Jozef aan Pilatus het lichaam van de Heer had gevraagd, en Hem in zijn graf had bijgezet, werden ze woedend, grepen hem vast en legden hem in een vertrek dat ze zorgvuldig op slot deden en verzegelden. Na de sabbat wilden ze hem doden. Maar zie, in de nacht van de Opstanding tilde Jezus het huis bij de vier hoeken op, trad op hem toe, droogde zijn tranen, kuste hem en leidde hem naar buiten tot bij zijn eigen huis in Arimatea, zonder dat de vergrendeling verbroken werd.’

Tot zover Jacobus’ weergave van deze legende.
Het verhaal eindigt met een dankgebed van het hele gezelschap, omdat God grote dingen heeft gedaan. Vervolgens wordt de vergadering opgebroken. Maar Jozef heeft nog iets te vertellen: ”Waarom zijn jullie er verbaasd over dat Jezus is opgewekt? Dat is niet wonderlijk. Nee, het wonderlijke is dat Hij niet alleen is opgewekt, maar dat Hij ook vele andere doden heeft opgewekt die in Jeruzalem aan velen zijn verschenen.” [-]

Iets dergelijks staat opgetekend in het evangelie van Matteus (27,52-53): ‘De graven gingen open en de lichamen van vele heilige mensen die ontslapen waren, stonden op. Na zijn verrijzenis kwamen zij uit de graven en gingen naar de heilige stad…‘

Zij leven en houden zich op in Arimatea. Vervolgens gaan de hogepriesters Annas en Kajafas, tezamen met Jozef, Nicodemus en Gamaliël naar Arimatea. Daar treffen ze al degenen aan die uit de dood zijn opgewekt. Zij worden meegenomen naar de synagoge (!) te Jeruzalem, en daar vertellen zij hoe zij in de onderwereld verbleven en er door Jezus uit zijn uitgehaald: het verhaal van Jezus’ nederdaling ter helle. Adam, Abraham, Jesaja, Henoch, Elia, Johannes de Doper en tenslotte de goede moordenaar, Dismas, komen aan het woord.
Hun woorden werden opgetekend in een boek. De ene helft ervan werd gegeven aan de hogepriesters en de andere helft aan Jozef en Nicodemus.

Tot zover het apocriefe Evangelie van Nicodemus.
[Wij gebruikten de vertaling van J.H.Brouwer in: A.F.J.Klijn ‘Apokriefen van het Nieuwe Testament Deel I, vertaald, ingeleid en toegelicht onder eindredactie van -’ Kampen, Kok, 1984. ISBN 90-242-2864-6]

Jozef van Arimatea in Engeland
Klooster Glastonbury in Zuid-West-Engeland koestert de legende dat het gesticht is door Jozef van Arimatea. Hij zou er het evangelie hebben gebracht. Om deze veronderstelling aannemelijk te maken verwijst men naar de vroegchristelijke kerkhistoricus Eusebius († 337). Deze zou ergens opmerken dat de apostelen met hun prediking tot op de Britse eilanden kwamen.

Ik kan die tekst in het boek van Eusebius echter nergens vinden.

De Engelse historicus Gildas de Wijze († 570; feest 29 januari) schijnt geschreven te hebben: ‘Zoals bekend ontvingen onze eilanden de stralen van het licht, d.w.z. het heilige onderricht van de ware Zon Christus, tijdens de regeringsperiode van Tiberius (37-41). Dus zo’n  vier à acht jaar na Jezus’ dood en opstanding. De woorden ‘zoals bekend’ doen vermoeden dat dit destijds een algemeen geaccepteerd feit was. Deze overtuiging werd door de Britse bisschoppen op de Concilies van Pisa (1409), Constanz (1414-1418), Siena (1423) en Bazel (1431) krachtig onderstreept: ‘Wij hebben Christus eerder ontvangen dan jullie in Gallië!’

Volgens sommige tradities maakte Jozef van Arimeatea deel uit van het gezelschap dat met Maria Magdalena, Lazarus, Martha en nog een aantal joodse Jezusleerlingen in een stuurloos bootje de zee werd op gejaagd en dat landde bij Marseille.

Zie bij Maria Magdalena: 22 juli.

Van daaruit zou men heel Gallië doorgetrokken zijn om overal Christus te preken. Soms wordt dit verhaal in verband gebracht met de legende dat de apostel Filippus naar Gallië trok om er het evangelie te brengen. En dat hij van daaruit een gezelschap van twaalf man naar de andere kant van het Kanaal zond. Daar zou Jozef van Arimatea deel van uitgemaakt hebben, wellicht zou hij zelfs de leiding gehad hebben. Dat zou gebeurd zijn in het jaar 63, aldus de middeleeuwse historicus van Glastonbury William van Malmesbury († ca 1143).

Jozef zou bij aankomst in het gebied waar later Glastonbury uit zou groeien, zijn staf in de grond gestoken hebben. Daaruit groeide een Christusdoorn die elk jaar midden in de winter met kerstmis rode en witte bloemetjes gaf. Volgens de plaatselijke overlevering stierf Jozef op 27 juli van het jaar 82.  Hij werd begraven in Glastonbury. In zijn graf zou hij meegenomen hebben twee ampullen, de een gevuld met het Heilig bloed van Christus, de ander met het zweet van Christus’ gebed in doodsangst in Getsemani.
[SMITHETT LEWIS M.A., Lionel 'Glastonbury, "The Mother of Saints" Her Saints  A.D. 37-1539' Wellingborough, Thorsons, 1985. ISBN 0-902103-11-3 pp.1-6]

‘De allerwonderlijkste legende van allemaal’
Tenslotte is er nog het verhaal dat de rijkdom van Jozef te danken was aan zijn handelsgeest. Voor het brons dat nodig was in Palestina kwam hij geregeld op handelsreis naar de tinmijnen in Zuid-Engeland, om daar de nodige grondstoffen in te kopen. Op een van die reizen zou hij de tienjarige Jezus hebben meegenomen. Om dat aannemelijk te maken wordt verwezen naar ‘een traditie in het christelijke oosten’ die beweert dat Jozef een oom was van Jezus’ moeder Maria.

De beroemde koning Arthur uit de Arthurromans, die ook in Glastonbury begraven ligt en daar als heilige wordt vereerd, beweerde dat hij via moeder Maria afstamde van koning David.

Volgens die van Glastonbury zou dat de andere legende geloofwaardiger maken. Immers als Jozef hier al eerder was geweest, voordat Jezus was opgetreden, ligt het voor de hand dat hij terugkeerde naar de hem vertrouwde handelsrelaties om juist aan hen de Blijde Boodschap te verkondigen…


Bronnen
[SMITHETT LEWIS M.A., Lionel 'Glastonbury, "The Mother of Saints" Her Saints  A.D. 37-1539' Wellingborough, Thorsons, 1985. ISBN 0-902103-11-3 pp.73-75; Dries van den Akker s.j./2013.08.02]

© A. van den Akker s.j.

VoorwoordHoe wordt men heilige?
© AuteursrechtWoordenboek
LeeswijzerGastenboek
Bronnen