×
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.
Sluit het venster om te blijven.
Info afb. |
Collen (ook Colan, Colen, Coletus, Colleath, Collit, Collitus, Couleau, Couleo, Couleth, Coulis, Coulit, Coulitz, Golen of Goully) van Wales (ook van Glastonbury, Engeland of van Llangollen, Wales); kluizenaar; † 7e eeuw.
Feest 3 (Bretagne) & 21 mei.
Het staat vast dat Collen een historische persoon is geweest. Maar alles wat we van hem weten berust op legende.
Daarin wordt verteld dat hij een zoon was van een Welshe vader, Gwynoc, en Ierse moeder, Ethinen. Zijn familie zou behoord hebben tot een van de oudste adellijke geslachten in Wales. Voor zijn opleiding werd hij naar Orléans aan de overkant van de zee gezonden ten tijde van keizer Julianus de Afvallige (361-363).
In die tijd heerste er strijd tussen heidenen en christenen. Een heidens krijgsman, Byras (of Bras) genaamd, daagde de christenen uit voor een tweegevecht tussen hem en hun kampioen. De verliezer verplichtte zich de godsdienst aan te nemen van de winnaar. Als Byras zou winnen, zou hij alle (pas gestichte) kerken en kerkjes met de grond gelijk maken. De paus ging dus op zoek naar een voorvechter, en kreeg ingegeven dat hij naar Porth Hantwn (Southampton?) moest gaan. Daar trof hij Collen aan en deze was inderdaad bereid het gevecht aan te gaan. Hij overwon Byras, waarop alle Grieken (!?) zich tot het christendom bekeerden.
Collen werd gehuldigd als de grote kampioen van de christenen. Maar zelf begaf hij zich naar een de bron die nog steeds zijn naam draagt: Hynnon Collen. Door zich daar te wassen hoopte hij van zijn zonde verlost te worden. Hij had in het gevecht met de heiden de verkeerde wapens gekozen. Hij had niet met het zwaard moeten vechten maar met de middelen die een christen waardig zijn: met het woord en met voorbeeldig gedrag.
Zo keerde hij als boeteling naar Brittannië terug en moet geleefd hebben op de plek waar later het beroemde Engelse klooster Glastonbury zou worden gebouwd. Van die plaats geloofde men dat daar in oeroude tijden het geheimzinnige Avalon gelegen had, het toevluchtsoord voor Keltische goden en geesten. Collen woonde als kluizenaar in een eenvoudig hutje, cel genaamd, onder aan de heuvel ter plaatse. Hij bracht dag en nacht in gebed door.
Eens ving hij een gesprek op tussen twee bijgelovige boeren die juist bij hem voorbijgingen. Ze waren bang om daar voorbij te gaan, omdat ze geloofden dat koning Gwyn er woonde, de heer van de onderwereld. Collen stak zijn hoofd naar buiten en zei dat ze zich niet met deze fabels moesten inlaten; ze vertelden per slot van rekening alleen maar over duivels en boze geesten. Zij schrokken en zeiden dat hij nu waarschijnlijk met koning Gwyn te maken zou krijgen; die zou dit niet pikken. Niet lang daarna werd er op zijn deur geklopt. "Wie is dat?" vroeg hij. "Afgezanten van koning Gwyn", klonk het buiten "hij wil u spreken op de top van de heuvel." Collen ging er niet op in. Maar de volgende dag kwam de boodschapper terug en herhaalde zijn uitnodiging op nog dreigender toon dan gisteren. Uiteindelijk ging Collen er toch maar op in. Hij nam voor alle zekerheid wat wijwater mee. Op de top van de heuvel aangekomen kreeg hij toegang tot een magisch kasteel. Overal zag hij lakeien, muzikanten en beeldschone dienstmeisjes. Daar midden tussen in zat Koning Gwyn op zijn gouden troon. Hij heette de kluizenaar van harte welkom en bood hem een hapje en een drankje aan. Maar Collen wist wat er soms in magische werelden gebeurde en kwam nergens aan. Koning Gwyn moedigde hem aan: "Kijk eens naar mijn mensen met hun rooie en blauwe kostuums: heb je ooit ergens zulke mooi aangeklede mensen gezien?" Waarop Collen antwoordde: "Ze zijn inderdaad prachtig. Maar het rood is het rood van helse vlammen en het blauw is het blauw van ijzige kou." Terwijl koning Gwyn even niet wist wat hij daarop moest zeggen, maakte Collen van de gelegenheid vlug zijn wijwater in het rond te sprenkelen. Op hetzelfde moment verdween als bij toverslag het hele kasteel met de koning, lakeien en meisjes erbij. En daar stond Collen helemaal alleen boven op de winderige heuvel, en rond hem was alleen maar gras. Sindsdien stond hij bekend als Collen de Belijder.
Volgens de ene overlevering werd hem gezegd naar het noorden te gaan. Zo bereikte hij een wei waarin een sneeuwwitte schimmel stond. Het terrein dat hij binnen één dag op de rug van dat dier kon rondrijden zou de grens aangeven van zijn parochie. Bij het vallen van de avond bouwde hij voor zichzelf een hutje op de plek waar thans zich de kerk van de Welshe plaats Llangollen bevindt. De naam Llangollen betekent ‘terrein of kluizenarij van Collen’. Het was ook op die plek dat hij uiteindelijk overleed en waar hij zijn laatste rustplaats vond.
Anderen menen te weten dat hij de eerste bisschop geworden zou zijn van Kildare, Ierland.
Verering & Cultuur
In Bretagne zou hij zijn naam gegeven hebben aan drie in Finistère gelegen plaatsen:
• Saint-Coulitz (gem. Châteaulin).
• Saint-Couleau (gem. Pont-l’Abbé).
• Langolen (gem. Briec-de-l’Odet): hier wordt elke tweede zondag van augustus een boetprocessie (‘pardon’) gehouden.
© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen