Info afb.

Cantius van Aquae Gradatae bij Aquilea, Italië; martelaar met zijn broer Cantianus, zijn zus Cantianilla en hun leraar Protus; † ca 304.

Feest 31 mei

Cantianilla was de zus van Cantius en Cantianus; zij stamden uit de aanzienlijke Romeinse familie der Aniciërs. Toen de vervolgingen onder keizer Diocletianus (284-305) op z'n hevigst waren, vluchtten zij tezamen met hun leraar Protus vanuit Rome naar Aquilea bij Venetië. Maar daar waren de christenvervolgingen ook al in volle gang. Commandant Sisinnius en stadhouder Dulcidius deden hun best de verordeningen van de keizer zo goed mogelijk uit te voeren door dag en nacht alle christenen op te sporen.

Zodra zij hoorden van de komst van het viertal uit Rome, lieten zij hen voorkomen en eisten dat ze een offer zouden brengen aan de goden van het Romeinse Rijk. Tegelijk stuurden ze een bericht naar de keizer met de vraag hoe men zulke hooggeplaatste rijksgenoten moest behandelen. Het antwoord luidde: ‘Als ze weigeren te offeren: onthoofden!’

Intussen echter hadden de vier de stad alweer per reiskoets verlaten. Maar in het gehucht Aquae Gradatae werden ze achterhaald en gearresteerd. Sisinnius probeerde hen - eerst met beloften, daarna met dreigementen - tot andere gedachten te bewegen, om hen te redden voor de doodstraf. Maar de vier gaven geen krimp. Ze antwoordden dat ze ooit van hun leven verraders van hun godsdienst wensten te worden. Daarop leverde de rechter hen over aan de beul die hen met de bijl onthoofdde.

Er is een lofrede op hen bewaard gebleven van de heilige Maximus, bisschop van Turijn († na 465; feest 25 juni). Het plaatsje Aquae Gradatae heette sindsdien San Cantiano.