× 
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

           
welkom menu contact zoeken
HeiligenkalenderHeiligen op naamPatroonheiligenHedendaagse namenMeer...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van de hagiografieën, overleed 30 oktober 2022
† ca 594  Petroc van Cornwall

Info afb.

Petroc (Paerec, Pédrog, Perec, Pérec, Perech, Pereg, Perreuc, Perreuse, Perreux, Petreuc, Petreux, Petrocus, Petrok, Pezdrec, Pezrec of Pretraec) van Cornwall (ook van Bodmin, van Padstow of van Wales), Brittannië; kluizenaar; † ca 594.

Feest 4 juni & 4 september.

Zijn naam is verbonden met Padstow en Bodmin. Naar verluidt zou hij in elk van beide plaatsen een kloostertje hebben gesticht. Hoewel hij eind 6e eeuw stierf, duikt zijn naam pas voor het eerst op in documenten uit de 10e eeuw.  Een eerste levensbeschrijving (‘First Life’) verschijnt halverwege de elfde eeuw. Er zijn alleen nog Bretonse afschriften van, maar waarschijnlijk is het toch van de hand van een monnik uit Bodmin.

First Life
Het beweert dat Petroc de zoon was van een Welshe vorst. Bij diens dood zag hij ervan af zijn vader op te volgen. Tezamen met zestig andere adellijke lieden legde hij de kloostergeloften af, en gezamenlijk trokken ze naar een Ierland om er hun opleiding te krijgen.

Zij zouden geland zijn in de monding van de Hail (het Camel-estuarium), waar Petroc een bron deed ontspringen. Er zou ene Samson een kloostercel bewoond hebben. Maar die naam is waarschijnlijk ingegeven door het feit dat er lange tijd een kapelletje heeft gestaan dat aan Sint Samson van Dol († 565; feest 28 juli) was toegewijd. In de buurt woonde een bisschop die Wethenoc heette. Hij had een kluizenaarscel voor zichzelf gebouwd; deze stond hij af aan Petroc. Daaruit zou het latere Padstow groeien. Daar leidden Petroc en zijn gezellen dertig jaar lang een streng kluizenaarsleven.

Toen vond hij de tijd gekomen om op pelgrimsreis te gaan naar Rome en Jeruzalem. Vervolgens trok hij verder naar India. Voor de kust daar betrok hij een eiland. Hij beschikte over één vis waarvan een stuk hem elke dag tot voedsel diende.

Door een engel gewaarschuwd naar huis terug te keren, bevrijdde hij Cornwall van een afschrikwekkend monster. Het diende als huisdier van een tiranniek stamhoofd die op die manier wetsovertreders meende te moeten straffen. Daarnaast wekte Petroc ook nog een dode ten leven.

Nu wees Petroc iemand aan die het klooster onder zijn hoede moest nemen. Zelf trok hij met twaalf man verder de wildernis in. Orme vermoedt dat hij zich vestigde in Little Petheric. Toulson spreekt van een plek in Bodmin Moor, waar Petroc gewoond schijnt te hebben in een kluizenaarscel die de vorm had van een bijenkorf. Daar redde hij eens een hert dat bij hem zijn toevlucht zocht en opgejaagd werd door een plaatselijke vorst, genaamd Constantine. Petroc bekeerde de vorst en zijn hele hofhouding tot het christelijk geloof.

Tenslotte trok hij zich nog verder terug in de eenzaamheid. Daar trof hij weer een groepje kluizenaars aan. Tenslotte stierf hij op een 4e juni.

Gotha-life
In de 12e eeuw verscheen er een nieuwe versie van zijn leven, het zogeheten ‘Gotha-life’, veel uitgebreider dan de eerste. Nu wordt hij familie van allerlei reeds bekende personen, zoals Sint Cadoc († 570; feest 24 januari). Zijn graf wordt definitief in Padstow gesitueerd.

Verering & Cultuur
Zowel Padstow als Bodmin pretenderen zijn graf te bezitten. Op zijn graf zouden na verloop van tijd veel wonderen en genezingen hebben plaats gevonden. Er doen daar vele wonderverhalen de ronde. Zo zou daar ooit tijdens een zware storm voor de kust een schip in de problemen zijn gekomen, waarop een heel internationaal gezelschap zat. Ieder riep zijn eigen heilige aan. Lieden uit Cornwall zochten hun toevlucht bij Sint Petroc. Deze verscheen hun in een witte albe met een wierookvat in de hand. Hij bewierookte het schip, en de storm was geluwd.

Het is opvallend dat middeleeuwse afschriften van de ‘First Life’ alleen nog in Bretagne te vinden zijn. Daar kende hij dan ook grote verering, getuige de vele plaatsnamen die aan hem herinneren:

Er zijn vier plaatsen die ‘Lopérec’ (= aan Pérec [= Petroc] toegewijde plek’) heten : één in Côtes-du-Nord, in de gemeente Perros-Guirec (arr. Lannion); en drie in Finistère: twee in de gemeente Rosporden (bij St-Yvi en Elliant), en één in de gemeente Le Faou (arr. Châteaulin).

Daarnaast is er een plaats genaamd Bopérec (= ‘residentie van Perec’), gemeente Port-Louis in Morbihan. Plus St-Perreux, gem. Allaire, Morbihan; en St-Petreuc, gem. Châteuaneuf-d’Ille-et-Villaine.

Patronaten
Tot het eind van de 16e eeuw kende Wales een gilde van handschoenenmakers en leerbewerkers die hem als patroon hadden.

Afgebeeld
Hij wordt afgebeeld als bisschop (mijter, staf); soms met een hert of ree; Toulson geeft hem een rokend wierookvat in de handen vanwege het wonderverhaal van de geredde schipbreukelingen.

Sint Perreux, abt, 6e eeuw.

Zoals aangetroffen op een informatiebord in de kerk te St-Perreux, Bretagne

Sint Perreux was een zoon van een van de kleine koningen van Cambrië. Hij had zo’n opgewekt karakter, en was zo vriendelijk en aanstekelijk van aard dat hij een plezier was voor iedereen. Door zijn bescheidenheid, zijn nederigheid, zijn vroomheid en zijn ruimhartigheid wist hij ieders hart te veroveren. Toen zijn vader stierf, was het veeleer te danken aan de aanhankelijk van de onderdanen dan aan het recht van opvolging zelf dat hij op de troon van zijn vader kon plaatsnemen, ware het niet dat hij vastbesloten was van elke waardigheid en alle wereldse eerbetoon af te zien, omdat hij gewoon een dienaar van Christus wilde zijn. Het enige dat hij uit de erfenis van zijn voorouders verlangde was voldoende middelen om een klooster te bouwen en van schenkingen te voorzien. Daar sloot hij zich op met zestig anderen die hij zelf had uitgekozen. Zij namen allen het monnikskleed aan. Nadat Perreux  aldus een grote investering had gedaan in de Godsdienst, vertrok hij vandaar naar Ierland om er de Heilige Schrift te bestuderen. Daar besteedde hij twintig jaar aan. Vervolgens trok hij zich terug op het Britse eiland in de landstreek van Cornouaille, vlakbij de monding van de Severn. Daar bouwde hij een nieuw huis dat al gauw werd bevolkt door een groot aantal leerlingen, onder wie Credan, Medan en Dechan. Ze werden beroemd door hun kennis en door hun heilige levenswijze. Die plek heette destijds Loderic & Lassenac. Maar vanaf die tijd droeg het de naam van de heilige en heette Petrocx-Stow, tegenwoordig Padstow, waar de bisschopszetel van het Britse Cornouaille een tijdlang heeft gestaan, althans volgens de meeste Engelse geschiedkundigen.

Na een verblijf daar van dertig jaar voelde Sint Perreux de vrome behoefte om het graf van de apostelen en de Heilige Plaatsen te gaan bezoeken. Dat was bepaald niet ongebruikelijk onder de monniken van die tijd. Hij ging dus naar Rome, van Rome naar Jeruzalem, en vandaar zou hij - naar men zegt - zelfs tot in Indië geweest zijn. Daar bracht hij zeven volle jaar door op een onbewoond eiland onder de meest barre omstandigheden; maar tegelijk genoot hij daar een geestelijke vertroosting van de diepste contemplatie. Op bevel van een engel kwam hij weer terug naar zijn abdij in Loderic waar hij veel te lijden had van de onbuigzame hardheid van koning Tendor van Oost-Brittannië.

Dat vormde de laatste noodzakelijke bijdrage aan de vervolmaking van dit vat van eer. Sint Perreux stierf op hoge leeftijd en werd begraven in zijn abdij te Padstow die in de loop van de tijd Sint-Perreux de Bomine ging heten en werd bevolkt door reguliere kanunniken. Een van hen, een zsekere Martinus, nam stiekem zijn stoffelijk overschot weg en trok zich met zijn kostbare bagage terug in het klooster van St-Méen de Gaël in Armorica. Prior Roger van Bomine beklaagde zich in 1177 bij koning Hendrik II van Engeland. Volgens zeggen van Roger de Houëden beval de vorst meteen aan de abt en de monniken van St-Méen de heilige relieken terug te geven. Rolland de Dinan, opperrechter van Armoricaans Brittannië en deskundig op dit terrein, droeg hij op zijn orders onverwijld ten uitvoer te brengen. De abt en de monniken waren zeer onder de indruk en gaven aan prior Roger van Bomine de kostbare schat terug nadat ze op het Evangelie gezworen hadden dat het wel degelijk om hetzelfde stoffelijk overschot ging zoals zij het destijds hadden binnen gekregen. Sindsdien is de verering van Sint Perreux in de abdij van St-Méén blijven voortbestaan; men viert het op twee dagen met een octaaf; op 4 juni; dat was waarschijnlijk de belangrijkste feestdag; en op 4 september.

Er is een geschiedenis van zijn leven die vele verzinsels toevoegt aan wat wij zojuist hebben gehoord. We hebben die gekregen van de abt van St-Méen. Daarin wordt verteld dat Sint Perreux een aantal jaren in eenzaamheid zou hebben geleefd in Armoricaans Cornouaille. Naast de bijzondere verering voor hem in de abdij van St-Méen is er in de parochie van St-Vincent-sur-Oust in het bisdom Vannes een bijkerk genaamd St-Perreux, bekend vanwege zijn doorwaadbare plaats aan die rivier, gelegen op een halve mijl van Redon. Abt Châtelain wijst erop dat men deze heilige in de Nivernais, waar hij enige verering geniet, Sint Perreuse noemt. Als hij geweten had van de parochie van Lo-Pezdrec in het bisdom Quimper, zou hij er aan toegevoegd hebben dat men in Bretons Cornouaille Sint Perreux Sint Pezdrec noemt.

Twee Legendes

Wie in het Bretonse plaatsje Saint-Perreux de oude kerkhofkapel wil bezoeken, moet de sleutel halen bij een dame die er tegenover woont. Op de vraag hoe Sint Petroc, een Welshman, patroon kon worden van een afgelegen plek in Bretagne, vertelde zij twee legendes zoals zij die als kind op school  had gehoord. Met enige gêne, want wat er allemaal van waar was…?

Hoe is Sint Petroc patroon van St-Perreux geworden?

Legende 1
Hij was de jongste van acht zonen. Zijn vader was de koning van Wales. De oudste zeven trokken één voor één de wijde wereld in. Zo werd de koning naarmate hij ouder werd steeds eenzamer. Daarom wilde hij zijn jongste zoon graag bij zich houden. Pas toen hij gestorven was, kon ook Petroc een plekje zoeken. Zo komt het dat hij zich in St-Perreux vestigde.

Legende 2
Er zijn nog minstens zeven plaatsen in de buurt van St-Perreux die naar een heilige zijn genoemd: Sint Gildas, Sint Dolay enz. Zij waren allen zonen van de koning van Wales. Deze was ten strijde getrokken tegen de vijand, toen zijn vrouw moest bevallen. Ze bracht een achtling ter wereld en was wanhopig omdat zij niet wist hoe zij ze allemaal tegelijk moest verzorgen. Zij vroeg deus de vroedvrouw ze te verdrinken. Deze deed de kinderen in een grote mand en ging op weg. Maar onderweg kwam ze de koning tegen die terugkeerde van het slagveld. Hij verbaasde zich over de vroedvrouw met die grote mand en vroeg wat zij daarin vervoerde. De vrouw knielde voor de koning neer: “Het zijn uw eigen kinderen, heer…” En ze bekende hem de hele waarheid. De koning zag wel dat hij de kinderen niet aan zijn vrouw kon toevertrouwen. Daarom zocht hij voor elk van de acht kinderen een min in de buurt. Later werd elk van hen een heilige. Zo komt het dat St-Perreux en de plaatsen in de buurt naar een heilige zijn genoemd.


Bronnen
[000»Aldhelm-Sherborne(folder); DSB.1979p:301»Pérec; Gby.1991p:126; Lo.1838p:248; Nwm.z.j.jr:0564; Orme.2000p:214; Pzc.2002p:341; Rge.1989p:453; Tou.1995p:162.163; Vce.1990; Dries van den Akker s.j./2010.06.23]

© A. van den Akker s.j.

VoorwoordHoe wordt men heilige?
© AuteursrechtWoordenboek
LeeswijzerGastenboek
Bronnen