×
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.
Sluit het venster om te blijven.
Info afb. |
Febronia van Nisibis (ook van Sibapolis), Assyrië; † ca 304.
Feest 25 juni.
Febronia was woonachtig in een huis waar zo’n vijftig vrouwen samenwoonden die zich aan God hadden toegewijd. Tegenwoordig zou men spreken van een nonnenklooster. Blijkbaar bestond er al zoiets in het oostelijk deel van het Romeinse Rijk. Nisibis (= het huidige Nusaybin in Zuid-Oost-Turkije) lag juist over de grens met de provincie Mesopotamië en Assyrië. De vrouwen leidden een streng regelmatig leven. Het grootste gedeelte van de dag waren zij in de kapelruimte te vinden, waar zij psalmen zongen, gebeden verrichtten of naar de Heilige Schrift luisterden. Febronia was daar reeds als tweejarig kind toevertrouwd aan de zorgen van haar tante Brienna. Deze schermde haar af voor de buitenwereld die zij als boos beschouwde, en hoopte dat het meisje ook als volwassen vrouw de zuiverheid van een kind zou bewaren. Misschien dat het kwam door die overbescherming dat het kind uitgroeide tot een beeldschone jonge vrouw.
Toen braken er onder keizer Diocletianus (284-305) christenvervolgingen uit. Hij stuurde een zekere Lysimachus naar dit gebied om de christenen te dwingen aan de goddelijkheid van Rijk en Keizer te offeren, niet goedschiks, dan kwaadschiks. Wie bleef weigeren, werd blootgesteld aan de wreedste folteringen en uiteindelijk aan de dood. Hij kreeg een zekere Selenus mee. Naar het schijnt was dat een oom van hem. In ieder geval stond die Selenus bekend als een wreed en sadistisch man. Dat lag bij Lysimachus heel anders. Volgens zeggen was diens moeder destijds tot Christus bekeerd. Zij had op haar sterfbed haar zoon laten beloven zich nooit te lenen voor het vervolgen van christenen. Vandaar dat Lysimachus in het geheim aan de christenen liet weten dat ze moesten vluchten, omdat hij niet in staat was ze te beschermen, wanneer ze eenmaal gearresteerd zouden zijn.
Ook de vrouwen uit Febronia’s klooster vluchtten. Maar Febronia gaf er de voorkeur aan te blijven: “Ik ben hier van jongs af aan opgegroeid. Ik wil niet ontrouw worden aan de plek waar ik zoveel vreugde en genade heb mogen ontvangen. Ik ben in Gods hand.” Met haar bleven ook Brienna en een derde zuster, Thomaïda, in het klooster achter. De rest zocht een goed heenkomen.
Uiteindelijk worden de drie gevonden. Eenmaal voorgeleid is het Lysimachus die de ondervraging opent: ‘Vertel eens, meisje, ben je vrij of niet?’
‘Ik ben slavin, heer.’
‘Van wie dan?’ vroeg Lysimachus
‘Van Jezus Christus.’
‘Hoe heet je?’
‘Zoals ik al zei behoor ik in alle bescheidenheid toe aan Jezus Christus. De mensen noemen mij Febronia.’
Selenus wist natuurlijk dat zijn neefje een zwak had voor christenen. Hij nam de ondervraging over: ‘Mijn beste Febronia, luister. Ik neem onze goden als getuigen. Je hebt mij daarnet behoorlijk kwaad gemaakt. Daardoor was ik eigenlijk ongeschikt om het woord tot je te richten. Maar ik zie hoe lief en mooi je bent, en daarmee is mijn boosheid op slag verdwenen. Ik spreek dan ook niet tegen je als rechter, maar zoals een vader zijn dochter zou toespreken. Luister dus goed naar me, meiske. De goden zijn mijn getuigen dat ik en mijn broer voor zijn zoon, Lysimachus hier, alleen maar de allerbeste vrouw wilden die er te vinden zou zijn in heel het Romeinse Rijk. We hadden een meisje op het oog dat hem veel rijkdom zou opleveren. Maar zij haalt het niet bij jou. En daarom hebben wij besloten dat jij zijn vrouw zult zijn. Wees niet bang dat je geen bruidsschat zult meebrengen. Daar zorg ik voor. Je zult de gelukkigste vrouw van de wereld zijn. Nou, een mooier aanbod zou geen vader je kunnen geven.’
Maar Febronia antwoordde: ‘Ik heb al een huwelijksbed. In de hemel. Niet door mensenhanden gemaakt. Ik heb al een bruidegom. Hij is onsterfelijk. Daar kan geen enkele bruidegom tegen op. Dus doet u verder maar geen moeite. Want met al uw stroopsmeerderij en mooie praatjes brengt u mij toch niet tot ander gedachten.’
Selenus stikte zo wat van woede. Deed nog één poging het meisje om te praten. Maar zij bleef onverschrokken bij haar standpunt. Daarop gaf Selenus Febronia over aan de beulen. Hij liet een uitgekiend programma van folteringen uitvoeren, waarbij de verwondingen en de pijn steeds verder werden opgevoerd, zonder dat zij eraan zou bezwijken. Geleidelijk aan liet hij haar de handen, voeten en borsten afsnijden. Febronia bleef standvastig. Uiteindelijk liet hij de beul met het zwaard de genadeklap toebrengen.
Brienna kwam haar lijk ophalen om het een eerbiedige begrafenis te geven.
© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen