× 
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

           
welkom menu contact zoeken
HeiligenkalenderHeiligen op naamPatroonheiligenHedendaagse namenMeer...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van de hagiografieën, overleed 30 oktober 2022
† 1570  Jezuïeten martelaren van Brazilië

Info afb.

Martelaren van Brazilië (ook Inácio de Azevedo & Gezellen); Atlantische Oceaan bij de Canarische Eilanden; † 1570.

Feest 19 januari (jezuïetenmissionarissen & martelaren) & † 15 juli.

Op 15 juli 1570 vonden veertig jezuïeten de dood, toen ze door Franse piratenschepen werden onderschept en overvallen. De paters waren onderweg naar de Missie in Brazilië en stonden onder leiding van pater Inácio de Azevedo. We volgen hier het relaas zoals dat wordt verteld door pater Tylenda.

Pater Inácio de Azevedo was in 1527 geboren in de Portugese stad Oporto. Op zijn eenentwintigste trad hij te Coïmbra in bij de jezuïeten. In 1553 ontving hij de priesterwijding. Vervolgens werd hij naar Lissabon gezonden om daar het St-Antoniuscollege te beginnen. In 1560 stichtte hij in Braga het St-Pauluscollege. In 1565 deed hij in Rome mee aan de generaalskeuze. De nieuwe generale overste, pater Franciscus Borja († 1572; feest 3 oktober), zond hem als visitator naar Brazilië.

Op 24 augustus 1566 arriveerde hij in Bahía en besteedde de twee jaar daarna om alle huizen, scholen, parochies en andere werken van de jezuïeten in ogenschouw te nemen. In mei 1569 kon hij aan Pater Borja verslag uitbrengen over de stand van zaken in de Braziliaanse jezuïetenmissie. Ze maakte een grote bloei door; het enige knelpunt vormde het tekort aan paters en broeders.

Nu kreeg pater Azevedo van de generaal de opdracht om in Spanje en Portugal onder medebroeders en leken nieuwe vrijwilligers te gaan werven voor de Braziliaanse missie. Tegelijk werd hij benoemd tot provinciaal van Brazilië. De paus gaf zijn zegen door hem een schilderij te schenken met een Maria-afbeelding erop. De response was overweldigend. Na korte tijd had hij tweeënzeventig enthousiastelingen rond zich verzameld: tweeëntwintig leken en negenenveertig jezuïeten, van wie er een paar priester waren en een paar broeders. Maar het overgrote deel bestond uit jezuïetenstudenten (‘scholastieken’) of zelfs novicen in het eerste jaar van hun opleiding.

Omdat de groepzo divers was, bracht pater Azevedo hen in Val de Rosas bij Lissabon bij elkaar om hen in de komende vijf maanden voor te bereiden op hun gezamenlijke missie. De drieënzeventig voeren op 5 juni 1570 de haven van Lissabon uit in de richting van de Madeira-Eilanden voor de kust van Afrika. Het flottielje bestond uit minstens twee schepen. Pater Azevedo zat met tweeënveertig jezuïeten op de San-Diego, terwijl het overgrote deel van het gezelschap zich op het schip bevond waar ook de zojuist benoemde gouverneur van Brazilië met meevoer, Dom Luís de Vasconcelos.

Pater Azevedo veranderde de San-Diego in een waar jezuïetenhuis. Er werd een dagrooster opgesteld met vaste tijden voor de mis, de gebeden, geestelijke lezing, studie en al het andere. De zeelui kwamen erbij zitten als pater Inácio zijn instructies hield voor de novicen, en ze namen ook deel aan de mis als die aan dek werd opgedragen. Op 12 juni kwamen de schepen aan op Madeira. Pater Azevedo maakte van de gelegenheid gebruik zijn drie medebroeders op te zoeken die daar te Funchal een college runden.

De volgende halteplaats zouden de Canarische Eilanden zijn. Maar de gouverneur besloot niet uit te varen, omdat er geruchten waren over Franse zeerovers. De kapitein van de San-Diego besloot het erop te wagen en deelde zijn beslissing mee aan pater Azevedo. Deze bracht zijn mensen op de hoogte van de risico’s: in het ergste geval zouden ze gevangen worden genomen of zelfs gedood. Maar dat zou dan weer betekenen dat ze des te eerder het uiteindelijke doel van hun religieuze leven hadden bereikt: de hemel! Allen wilden graag doorvaren. Op drie na. Zij werden overgebracht op het andere schip.

Op 29 juni verzamelden zich de drieënzeventig opvarenden voor een plechtige, gezongen hoogmis op de kade en iedereen ontving de heilige communie. Geëmotioneerd nam pater Azevedo afscheid van zijn medebroeder Pedro Dias die de leiding had over de jezuïeten op het andere schip. Daags daarop vertrok de San-Diego richting Canarische Eilanden.

Na zeven dagen legden ze aan in het haventje van Tazacorte op het eilandje La Palma. Daar werden ze hartelijk ontvangen door een Hollander die nog met Azevedo in Oporto op school had gezeten. Vijf dagen later voeren ze weer uit om het eiland heen richting de haven van Palma. Maar op de tweede dag meldde de uitkijkpost zeilen aan de horizon. Even dacht men nog dat ze behoorden aan de schepen waar ze in Madeira afscheid van hadden genomen,maar toen ze dichterbij kwamen, bleken het Franse piraten te zijn. Ze stonden onder commando van de Franse hugenoot Jacques Souris, een afgevallen katholiek en nu een verbeten papenhater.

Een van de piratenschepen wist de San-Diego te enteren en onmiddellijk sprongen er drie zeerovers over. Maar de schepen dreven uit elkaar en de drie raakten geïsoleerd. Ze werden onmiddellijk gedood. Intussen had pater Inácio het Mariaschilderij van de paus tevoorschijn gehaald en bevestigde het aan de hoofdmast. De jezuïeten knielden er rondom neer en begonnen hardop te bidden. Toen het duidelijk werd dat alle zeelui mee moesten vechten, werden hun taken overgenomen door een aantal jezuïeten. Alle anderen werden onderdeks gestuurd. Opnieuw werd de San-Diego geënterd en nu sprong er een enorm aantal piraten over; ze waren verre in de meerderheid. Onmiddellijk zagen ze pater Azevedo met het Mariaschilderij staan en woedend stormden ze op hem af. Hij riep nog: “Ieder hier is getuige dat ik sterf voor Christus en zijn Kerk.” Een piraat kliefde zijn hoofd met een zwaard, en geholpen door een paar trawanten gooide hij hem met schilderij en al overboord.

Nu openden ze de jacht op alles wat een zwarte toog droeg; sommigen doodden zij meteen, anderen kleedden zij uit tot op het blote lijf, hakten hun de armen af en gooiden ze zo in zee zodat ze daar zouden verdrinken. Al gauw was het dek schoongeveegd. Toen Sourie afdaalde naar het ruim om te zien wat hij er van zijn gading kon vinden, trof hij daar tot zijn verrassing nog een groep biddende jezuïeten aan. Op de vraag wat ze ermee moesten doen, moet Sourie geantwoord hebben: “De papen waren onderweg naar Brazilië om daar hun leugens te verspreiden. Dus gooi ze in zee.” Ze namen eerst de wat ouderen, in de veronderstelling dat het priesters waren. Die brachten ze verwondingen toe om ze vervolgens in zee te gooien, terwijl de jongeren zonder verder pardon de een na de ander meteen in zee gesmeten werden.

Onder hen bevond zich het neefje van de kapitein, alleen maar bekend bij zijn voornaam Joao. Al eerder had hij te kennen gegeven graag in te willen treden. Tijdens de slachtpartij had hij een toog te pakken weten te krijgen en die aangetrokken. Zo werd ook hij aangezien voor een jezuïet. Was hij nog niet in staat geweest als jezuïet te leven, hij stierf wel als zodanig.

Simon da Costa was pas een maand geleden ingetreden. Hij had nog geen toog, en zag er dus uit als een van de zeelui. Toen de bemanning van de San-Diego de dag erna door de piraten werd ondervraagd, bleek dus dat er nog een jezuïet tussen zat. Onmiddellijk gaf Sourie opdracht hem het hoofd af te slaan en in zee te gooien. Dat bracht het totale aantal martelaars op veertig.

Eén jezuïet overleefde de slachtpartij, Joao Sanchez. Hij was kok, en zo iemand hadden de piraten hard nodig. Toen zijn schip uiteindelijk aanlegde in het hugenotische piratennest La Rochelle,zag hij kans te ontsnappen, ging naar Lissabon en vertelde daar het verhaal over de veertig medebroeders die hun leven hadden gegeven voor Christus en zijn Kerk.

Pater Petrus Dias zat met een aantal medebroeders op het andere schip van het konvooi. Toen zij hoorden wat er met het schip van Pater Ignatius de Azevedo was gebeurd, voeren zij zo snel mogelijk door naar Zuid-Amerika. Dat hadden ze al in zicht, toen ze door een geweldige storm werden overvallen en hun toevlucht moesten zoeken in de haven van Havanna, ver uit de koers. Hier bleek dat alleen de twee schepen waar jezuïetenmissionarissen op meevoeren, waren gered. Bij een volgende poging werden ze door de storm zelfs teruggeslagen tot bij de Azoren! Nadat alle zieken, waaronder 28 jezuïeten, naar Portugal waren teruggestuurd, hield pater Petrus dertien medebroeders over, met wie hij een derde poging ondernam om Brazilië te bereiken. Op zijn beurt werd hij geënterd door hugenoten-zeerovers. Die hadden het vooral gemunt op de zwartrokken. Twee jezuïeten wisten aan de slachtpartij te ontkomen, omdat zij sterke zwemmers waren. Aan hen danken we het relaas.

Paus Pius IX († 1878; feest 7 februari) sprak op 11 mei 1854 hun zaligverklaring uit. De jezuïeten hebben hun overlijden geplaatst op 15 juli 1570. De plaatselijke traditie van Tazacorte op het Kanarische eiland La Palma vermeldt dat de paters op 6 juli arriveerden en er elf dagen verbleven. Dan zouden zij op 17 juli de marteldood gestorven zijn. Het huis waar zij verbleven bestaat nog en wordt in ere gehouden. Een gedenksteen herinnert aan hun bezoek. Op de plek waar zij de dood vonden, zijn veertig kruisen verzonken; op de zeebodem bieden zij een indrukwekkend getuigenis.
[Met dank aan Wim Dellaert, woonachtig op La Palma, voor de informatie en de foto’s]

Hieronder de volledige lijst van martelaren:

Alexis Delgado, scholastiek.
Alfonso de Baena, broeder, ingetreden 1567.
Alvaro Mendes, scholastiek. In zee gegooid.
Amaro Vaz, broedernovice, op 16-jarige leeftijd ingetreden november 1569. Gewond in zee gegooid.
Andrés Gonsalves, scholastiek. Gewond in zee gegooid.
Antonio Correia, novice; op 16-jarige leeftijd ingetreden 1 juni 1569. In zee gegooid.
Antonio Fernandes, broedernovice, op 18-jarige leeftijd ingetreden 1570. Zwaar gewond, maar nog levend in zee gegooid.
Antonio Soares, scholastiek, ingetreden 5 juni 1565. Gewond in zee gegooid.
Bento de Castro, scholastiek, op 17-jarige leeftijd ingetreden 2 augustus 1561. De eerste die gedood werd.
Bras Ribeiro, broedernovice, ingetreden december 1569. Gedood en in zee gegooid.
Diego de Andrade, priester, ingetreden 7 juli 1558. Zwaar gewond, maar nog levend overboord gegooid.
Diego Pires, scholastiek. Gedood en in zee gegooid.
Domingos Fernandes, broeder, op 16-jarige leeftijd ingetreden 25 september 1569. In zee gegooid.
Estefano de Zudaira (ook Zuraire), broeder. In zee gegooid.
Fernando Sánchez, scholastiek. Gewond in zee gegooid.
Francisco Alvares, broeder. Levend in zee gegooid.
Francisco de Magalhaes (ook Magallanes), scholastiek, op 19-jarige leeftijd ingetreden 27 december 1568.
Francisco Perez Godoy, novice, ingetreden 15 april 1569. Gewond in zee gegooid.
Gaspar Alvarez, broeder; afkomstig uit de Portugese stad Oporto. Levend in zee gegooid.
Gonçalo Henriques, scholastiek. Levend in zee gegooid.
Gregorio Escrivano, broeder. In zee gegooid.
Joao, kandidaat.
Joao Fernandes, broeder, op 17-jarige leeftijd ingetreden 5 april 1568. In zee gegooid.
Joao Fernandes, scholastiek. In zee gegooid.
Joao de Mayorga, broedernovice. In zee gegooid.
Joao de San Martin, novice, op 20-jarige leeftijd ingetreden 8 februari 1570. In zee gegooid.
Joao de Zafra, broedernovice, ingetreden 8 februari 1570. In zee gegooid.
Luis Correa (ook Correia), scholastiek. In zee gegooid.
Luis Rodrigues, scholastiek, op 16-jarige leeftijd ingetreden 15 januari 1570. Gewond in zee gegooid.
Manuel Alvares, broeder, ingetreden12 februari 1559. In zee gegooid.
Manuel Fernandes, scholastiek. In zee gegooid.
Manuel Pacheco, scholastiek. In zee gegooid.
Manuel Rodrigues, scholastiek. Levend in zee gegooid.
Marco Caldeira, novice, op 22-jarige leeftijd ingetreden 2 oktober 1569. In zee gegooid.
Nicolao Dinis, novice, op 17-jarige leeftijd ingetreden 1570. In zee gegooid.
Pedro de Fontoura, scholastiek. Gewond in zee gegooid.
Pedro Nunes, scholastiek.In zee gegooid.
Simon da Costa (ook d' Acosta), broedernovice. Onthoofd en in zee gegooid.
Simon Lopes, scholastiek. Levend in zee gegooid.

Vaak wordt in de Sociëteit met bewondering gekeken naar de drie grote jeugdheiligen:
Stanislas Kostka, Aloysius van Gonzaga en Jan Berchmans. En terecht. Maar we hebben veel meer jeugdheiligen. Kijk nog eens naar de leeftijd van deze veertig martelaren: elf van hen zijn met zekerheid nog geen dertig jaar oud, maar zeer waarschijnlijk ligt dat getal nog een stuk hoger, mogelijk zelfs meer dan dertig. Zeven zijn zelfs nog twintig!


Bronnen
[Rge.1989; Rgf.1991; Tyl.1984p:216; Dries van den Akker s.j./2008.04.12]

© A. van den Akker s.j.

VoorwoordHoe wordt men heilige?
© AuteursrechtWoordenboek
LeeswijzerGastenboek
Bronnen