× 
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

           
welkom menu contact zoeken
HeiligenkalenderHeiligen op naamPatroonheiligenHedendaagse namenMeer...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van de hagiografieën, overleed 30 oktober 2022
† 258  Laurentius van Rome

Info afb.
 Inhoud van deze pagina  Algemeen
Geest
Sint Laurentius
Laurentius

Laurentius van Rome, Italië; diaken & martelaar; † 258.

Feest (20 april: vereniging van Stefanus en Laurentius te Rome: 425) & 10 augustus.

Geschiedenis
Puur historisch gesproken horen we in de bronnen voor het eerst iets over Laurentius tegen het einde van de 4e eeuw, dus ruim honderd jaar na de veronderstelde datum van zijn dood. De bekendste bron is bisschop Ambrosius van Milaan († 397; feest 12 december). Ook bij enkele tijdgenoten van Ambrosius horen we iets over Laurentius, zoals bij paus Damasus († 384; feest 11 december) en de christelijke dichter Prudentius († 405). Hij woonde in Spanje; van daaruit ondernam hij in de jaren 402/403 een pelgrimstocht naar de martelaarsgraven in Rome. Vervolgens schreef hij over hen een hymnenboek: ‘Peri Stephanoon’ (‘Over de zegekransen’).

Zij allen weten te vertellen dat Laurentius diaken was in dienst van de toenmalige bisschop van Rome, Sixtus II († 258; feest 7 augustus).

Als bisschop van Rome staat Sixtus op de lijst van pausen. Maar de term ‘paus’ wordt pas een paar eeuwen later aan de bisschop van Rome toegekend. Het zou op dit moment historisch gesproken onjuist zijn Sixtus als ‘paus’ te betitelen.

Dat moeten zij opgetekend hebben uit mondelinge overlevering, in geschreven bronnen horen we daar nog niets over. Zo schreef bisschop Cyprianus van Carthago († 258; feest 16 september) een brief (Epistula nr.80) over Sixtus’ martelaarschap; dat was vlak na diens dood. Hij vertelt daar hoe Sixtus tijdens een eredienst in de catacomben door overheidsambtenaren wordt overvallen en met vier diakens ter dood gebracht. Tot die vier behoort Laurentius niet. De naam Laurentius valt nergens in dat verslag. Een maand later zal Cyprianus zelf de marteldood ondergaan. Van Laurentius nog geen spoor in de geschreven bronnen.

Zoals gezegd, duikt hij pas op tegen het einde van de 4e eeuw; hij wordt ons dan gepresenteerd als aartsdiaken van bisschop Sixtus. Volgens die bronnen zou Laurentius zijn droefheid hebben geuit dat hij afscheid moest nemen van Sixtus. Sixtus zou hem hebben verzekerd dat hij hem binnen drie dagen zou volgen in het martelaarschap. Intussen zou hij hem op het hart hebben gedrukt zorg te dragen voor de schatten van de kerk. Daarop zou Laurentius in de dagen erna de heilige vaten hebben verkocht, en de opbrengst ervan onder de armen hebben verdeeld. Toen de keizer naar de schatten van de kerk kwam vragen, bracht hij de armen bijeen en noemde hen ‘de schatten van de kerk’: een grapje, maar wel diepzinnig. Omdat de keizer dit gebaar niet kon waarderen, veroordeelde hij Laurentius tot de foltering op een gloeiend rooster, als was hij een stuk gebraden vlees. Ook daarover zou Laurentius een grapje hebben gemaakt.

Uit historisch onderzoek blijkt echter dat Laurentius de doodstraf heeft ondergaan, die in zulke omstandigheden het meest werd toegepast: onthoofding door het zwaard. Het was zijn collega-diaken Vincentius van Zaragoza die geroosterd werd. Kennelijk is dat verhaal op Laurentius overgegaan.

In de jaren 530/532 verschijnt er een geschiedenis van de pausen, de bisschoppen van Rome. Daarin wordt verteld dat Laurentius een paar dagen na Sixtus de marteldood zou hebben ondergaan, tezamen met vier andere geestelijken. Nog weer later weet men te vertellen dat Laurentius uit Huesca in Spanje afkomstig was. Zelfs de namen van zijn ouders zijn bekend: Orentius en Patientia. Paus Sixtus zou volgens dit verhaal op weg geweest zijn naar het concilie van Toledo. Bij die gelegenheid maakte hij kennis met de jongeman Laurentius. Deze maakte zo veel indruk op hem maakte dat hij hem uitnodigde bij hem in Rome diaken te worden. Echter: de eerste bisschoppenvergadering van Toledo vond  pas plaats in het jaar 589… Wellicht was hij naar een andere bisschoppenvergadering onderweg?

Hoe dan ook, de vertellers van toen waren niet zozeer geïnteresseerd in een objectieve weergave van de feiten. We mogen aannemen dat hun verhaal vaak een afspiegeling is van hun geloofsovertuiging: Laurentius lijkt op Christus. Zo moet zijn verhaal dan ook worden verstaan.

Legenda Aurea
Al de hierbovengenoemde gegevens keren terug in de beroemde Legenda Aurea, een boek met heiligenlegenden uit 1296, geschreven door Jacobus de Voragine. Omdat dit werk zo’n grote invloed heeft gekregen op de vroomheid en de kerkelijke beeldende kunst van de late middeleeuwen geven wij hier zijn complete verhaal, afgedrukt in cursieve letter. Opmerkingen mijnerzijds worden met een kleinere letter tussengevoegd. Ook de titels boven de paragrafen komen op mijn rekening.

Inleiding
Zoals bij vele andere heiligen begint Jacobus met etymologische opmerkingen over de naam Laurentius, en past de betekenis toe op wat er over Laurentius verteld wordt.

Laurentius betekent zo veel als ‘lauream tenens’: degene die de lauwerkrans in handen heeft; bedoeld wordt een lauriertak bij wijze kroon; daar werden in oude tijden overwinnaars mee gekroond. De laurierboom is de boom van de overwinning; altijd groen; heerlijke geur; en oersterk.
Laurentius is naar de laurierboom genoemd, omdat hij in zijn lijden  de overwinning behaalde. Zodat zelfs keizer Decius in zijn verwarring opmerkte: ‘Volgens mij heeft hij ons overwonnen.’

Jacobus komt straks zelf terug op de vraag of het tijdens Laurentius’ martelaarschap wel om keizer Decius ging. Of betrof het andere keizer en vergist zich hier de legende?

Hij had de groene kleur die eigen is aan het juiste licht en de juiste reinheid van hart. Vandaar zijn woord: ‘Mijn nacht kent geen duisternis.’
Hij staat in de goede geur van de eeuwige gedachtenis. Vandaar het woord: ‘Hij deelde milddadig uit aan de armen; daarom zal zijn gedachtenis blijven tot in eeuwigheid.’ En de zalige Maximus zegt: ‘Hoe zou zulk een gerechtigheid niet duren tot in eeuwigheid? Hij heeft ze met heilige daden voltooid en met zijn marteldood bezegeld.’

Hij was sterk in zijn prediking. Daarmee bekeerde hij Lucillus, Hippolytus en Romanus.

De laurierboom heeft de kracht om inwendige stenen te genezen, doven te helpen en voor blikseminslag te behoeden. Precies zo wist Laurentius stenen harten te breken, het gehoor terug te geven aan degenen die inwendig doof waren. Bovendien beschermt hij tegen de blikseminslag van het oordeel dat zondaars voor eeuwig verdoemt.

Tot zover Jacobus’ etymologische inleiding op Laurentius’ legende.

Herkomst Laurentius
De martelaar en leviet Laurentius werd geboren in Spanje. Het was paus Sixtus die hem naar Rome overbracht. Want meester Johannes Beleth vertelt dat Sint Sixtus eens door Spanje reisde. Hij zag twee jongemannen: Laurentius en diens familielid Vincentius. Ze waren wel opgevoed en hielden er een keurige levenswandel op na. Daarom nam hij ze mee naar Rome. Laurentius zou te Rome blijven. Maar Vincentius keerde terug naar huis in Spanje, en onderging daar de glorierijke marteldood.

Hierboven zagen we al dat de Spaanse herkomst van Laurentius berust op relatief  late legendevorming.

Tegenover deze mening van meester Johannes Beleth staat het tijdstip waarop beide jonge mannen hun lijden ondergingen. Immers Laurentius stierf onder Decius, terwijl Vincentius de marteldood onderging ten tijde van Diocletianus en Dacianus. Welnu, tussen Decius en Diocletianus liggen veertig jaar; dat zijn zeven keizers. In hun tijd kan Vincentius dus nooit meer een jongeman geweest zijn.

De kritische aantekening van Jacobus is terecht. Diaken Vincentius stierf inderdaad de marteldood in het jaar 304 tijdens de christenvervolgingen onder keizer Diocletianus (284-305). Decius was keizer van 249 tot 251. Aan het eind van de legende zal Jacobus dan ook zelf opmerken dat ook de datering van Decius waarschijnlijk niet juist is. Immers het staat historisch vast dat Laurentius’ martelaarschap tijdens de christenvervolgingen onder keizer Valerianus (253-260).

Sint Sixtus maakte Laurentius tot zijn aartsdiaken. Dat was in de tijd dat Filippus keizer was. Deze was christen geworden tegelijk met zijn zoon Filippus. Hij hoopte dat de christenheid zich zou uitbreiden. Hij was de eerste christelijke keizer. Origenes zou hem tot het christelijk geloof hebben gebracht. Maar elders leest men dat de zalige Pontius hem bekeerde.

Het betreft de beroemde kerkvader Origenes († 254). Pontius zou dan de martelaar Pontius van Cimiez moeten zijn († 258; feest 14 mei). Hij was een tot het christendom bekeerde zoon van een hoog geplaatste senator. Ten tijde van Valerianus’ christenvervolgingen vluchtte hij naar Noord-Italië, waar hij alsnog de marteldood onderging.

Overigens bestaat er inderdaad een traditie die meent dat keizer Filippus Arabus (244-249) sympathiseerde met het christendom, of wellicht zelf christen was.

Hij was aan de macht in het duizendste jaar sinds de stichting van Rome. Immers: dat duizendste jaar van Rome’s stichting zou aan Christus toebehoren en niet meer aan de afgoden. Dat jaar vierden de Romeinen met veel spelen en enorme pracht en praal.

Decius keizer
De keizer had een ridder, Decius, die in de gewapende strijd groot en beroemd was. In die tijd was het land Galilea tegen de keizer in opstand gekomen. Deze zond die ridder er op af met de bedoeling dat oproerige volk weer onder Romeinse heerschappij te krijgen. Dat bracht Decius tot een voorspoedig einde, en hij keerde als overwinnaar naar Rome terug. Toen de keizer hoorde dat hij er aan kwam, wilde hij hem bijzondere hulde brengen, en reed hem van Rome tot aan Verona tegemoet. Maar hoe meer eer je geeft aan een boosaardig hart, hoe meer het van hoogmoed begint te zwellen. Dat gebeurde ook bij Decius: hij streefde ernaar zijn heer te doden om zelf aan het hoofd te komen staan van het Rijk. Op het moment dat de keizer rustte in zijn tent, ging Decius die tent binnen en wurgde hem. Het leger dat met de keizer meegekomen was, wist hij te paaien met smeekbeden, presentjes en beloften. Het trok zo snel mogelijk met hem op naar Rome.

Keizerlijke schatten
Toen de jonge Filippus daarvan hoorde, schrok hij hevig en gaf de schatten van hemzelf en van zijn vader in bewaring aan Sint Sixtus en Sint Laurentius, zoals Sicardus schrijft in zijn kroniek. Mocht het zo ver komen dat hij door Decius zou worden verslagen, dan moesten zij de schat aan de kerk en de armen geven. We moeten ons niet in de war laten brengen door het feit dat de schatten die Laurentius verdeelde niet keizerlijke, maar kerkelijke schatten worden genoemd. Hij kan immers met de schatten van de keizer tegelijk kerkelijke schatten hebben verdeeld. Misschien heten ze wel kerkelijke schatten, omdat Filippus ze had afgestaan om ze aan de armen te geven. Toch valt het te betwijfelen of Sixtus wel in die tijd leefde. Dat zullen we hierna horen.

Opnieuw constateren we dat Jacobus’ kritische kanttekening terecht is. De legende probeert een aantal zaken te combineren die historisch gesproken niet gecombineerd kunnen worden. Straks in de legende zal de schat een grote rol blijken te spelen. De legende legt verband tussen het feit dat de jonge kerk over een schat beschikte en het feit dat Filippus een van de eerste keizers was die sympathiseerde met het christendom. Die schat was natuurlijk van hem afkomstig, aldus de legende. Middeleeuwers waren meestal niet zo bedacht op de vraag of de vertelde feiten historisch gesproken wel klopten. Des te opvallender dat Jacobus - immers zelf een middeleeuwer -  hier zijn twijfels kenbaar maakt.

Filippus sloeg vervolgens op de vlucht en hield zich voor Decius verborgen. Maar de senaat trok Decius tegemoet en bevestigde hem in zijn keizerlijke waardigheid.

Christenvervolgingen
Nu begon Decius de christenen hevig te vervolgen. Dan leek het net of hij zijn heer niet had gedood uit verraad, maar uit ijver voor de aloude afgoden.

Inderdaad wordt het keizerschap van Decius getekend door ernstige christenvervolgingen. Duizenden stierven de marteldood. Maar het is niet tijdens die vervolgingen dat paus Sixtus II en Laurentius de marteldood ondergingen. Zij stierven zoals gezegd tijdens de christenvervolgingen onder keizer Valerianus.

In het jaar 258 had Valerianus een vervolgingsedict uitgevaardigd dat ons niet letterlijk is overgeleverd. Maar we kennen de inhoud doordat Cyprianus van Carthago er melding van maakt in één van zijn brieven (Epistula LXXX). Hij schrijft dat bisschoppen, priesters en diakens zonder pardon gedood zouden worden. Senatoren en edelen zouden hun rang verliezen en hun goederen zouden verbeurd verklaard worden. Mochten zij bij hun christelijke standpunt blijven, dan liepen ook zij het risico te worden onthoofd. Hij voegt eraan toe: ‘De concrete uitwerking van dat besluit verwachten we elke dag met eigen ogen te zullen zien. Intussen echter blijven we dapper overeind in geloof. We zijn bereid het martelaarschap te ondergaan. Zo hopen we krachtens Gods genade en de barmhartigheid de eeuwige kroon te verwerven…’ Inderdaad stierf Cyprianus de marteldood op 16 september van datzelfde jaar 258.

De legende zal consequent over Decius blijven praten. De verteller, Jacobus de Voragine, lost dat op door te veronderstellen dat er ten tijde van Valerianus een andere , jongere Decius kan hebben geleefd.

Alle christenen liet hij genadeloos afslachten. Tijdens die vervolgingen vielen duizenden slachtoffers, onder wie de jonge Filippus. Intussen probeerde Decius uit te vinden waar de schat van de keizer ergens was. Op dat moment werd Sint Sixtus aan hem voorgeleid, als het hoofd van de christenen. Hij zou beschikken over de schat van de keizer. Decius liet hem in een kerker opsluiten, en net zo lang folteren tot hij Christus zou afzweren en met de schat tevoorschijn zou komen.

Uit andere bron weten we dat paus Sixtus II juist de mis had opgedragen in de catacombe van Praetextatus. Vanaf zijn bisschopsstoel richtte hij het woord tot de aanwezige gelovigen; onbewust van enig naderend onheil. Plotseling vielen er gerechtsdienaars de onderaardse begraafplaats binnen, ze grepen de bisschop vast, evenals de vier aanwezige diakens en sleepten hem voor de stadsprefect die onafgebroken zitting hield. De vier diakens heetten: Januarius, Magnus, Vincentius en Stefanus. De bisschop van Rome beschikte in die tijd over zeven diakens, naar het getal van de eerste diakens, waarvan sprake is in de Handelingen van de Apostelen (06,05). Naar het schijnt was het bisschop (‘paus’) Fabianus geweest († 250; feest 20 januari), die dat getal ook voor de bisschop van Rome had uitgekozen. Hij had de stad dan ook ingedeeld in zeven christenwijken.

Met Laurentius mee komen we tot nu toe aan vijf diakens. De resterende twee heetten Felicissimus en Agapitus: zij werden op diezelfde dag elders gearresteerd en omgebracht.

Sixtus en Laurentius
Toen kwam Laurentius naar hem toe en riep: ‘Vader, waar gaat u naartoe, zonder uw zoon? Heilige priester wat moet u zonder uw diaken? U hebt toch nog nooit zonder uw dienaars het offer aan God opgedragen? Of is er iets aan mij wat u niet bevalt? Ben ik dan niet meer uw ware zoon? Kijk dan nu of ik inderdaad de ware ben, uitverkoren om het bloed van de Heer uit te delen?’ Toen antwoordde Sint Sixtus: ‘Ik laat je niet in de steek, mijn zoon, en ga niet zomaar van je weg. Maar jij hebt straks een nog grotere strijd te leveren. Want wij, oudjes, komen weg met een beetje strijd, maar de jonkies hebben een veel grotere strijd uit te vechten tegen de tiran. Over drie dagen zul jij mij, de priester, volgen als een goede leviet.’

Het oudste bericht over deze gebeurtenis vinden we bij Ambrosius († 397; feest 07 december) in zijn boek De Officiis (I,41). Hij maakt melding van de dialoog tussen diaken Laurentius en bisschop Sixtus:

‘Vader, waar gaat u heen, en dat nog wel zonder uw zoon? Priester, waar gaat u heen zo zonder uw diaken?’

‘Mijn zoon, ik verlaat je niet. Een grotere strijd staat jou te wachten. Maar treur niet: binnen drie dagen zul je mij volgen.’

En hij overhandigde hem de schatten, allemaal, met de bedoeling dat hij ze aan de kerk en de armen zou uitdelen.

Laurentius diaken
Laurentius zocht nu dag en nacht met ijver de christenen op, en gaf aan ieder wat hij nodig had.

Sint Ambrosius (De Officiis II,28) weet te vertellen dat Laurentius uit voorzorg de kostbare liturgische voorwerpen verkocht en de opbrengst ervan aan de armen ten goede liet komen.

Zo kwam hij ook bij een weduwe die in haar huis veel christenen verborgen hield. Zij had ontzettend last van zware hoofdpijn. Maar hij legde haar de handen op, en genas haar van haar pijn. Hij waste de voeten van de armen en deelde aalmoezen onder hen uit. Diezelfde nacht kwam hij in het huis van een christen waar hij een blinde aantrof. Die genas hij met een kruisteken.

Gearresteerd
Omdat Sint Sixtus Decius niet wilde gehoorzamen en dus niet wenste te offeren aan de afgoden, liet de keizer hem wegvoeren om hem het hoofd af te slaan. Laurentius snelde hem achterna en riep: ‘Heilige vader, laat mij hier niet achter. Ik heb de schatten uitgedeeld, precies zoals u mij bevolen had.’ Toen de soldaten iets over schatten hoorden, grepen zij Laurentius vast en brachten hem voor de tribuun Parthemius. Die leidde hem voor aan de keizer.

Andere, meer betrouwbare bronnen menen te weten dat het hier gaat om de tribuun Cornelius Saecularis. De legende houdt echter consequent vast aan de naam Decius.

Decius zei tegen hem: ‘Waar zijn die schatten van de kerk die jij - dat weten wij - verborgen hebt?’ Maar Laurentius gaf geen antwoord. Dus werd hij overgeleverd aan de prefect, Valerianus.

Hier valt dan toch de naam Valerianus. Weliswaar niet als aanduiding van de keizer, maar van de dienst doende prefect.

Deze moest ervoor zorgen dat hij met de schatten te voorschijn zou komen en aan de afgoden zou offeren, anders moest hij hem onder helse pijnen aan zijn eind brengen. Valerianus liet hem bewaken door een andere prefect, Hippolytus, die hem met nog een aantal anderen in een kerker opsloot.

Hippolytus was gevangenbewaarder. Omdat hij diep onder de indruk raakte van Laurentius besloot hij op zijn beurt christen te worden. Met als gevolg dat hij drie dagen na Laurentius de marteldood stierf († 253; feest 13 augustus). Historici nemen echter aan dat Hippolytus waarschijnlijk al enkele jaren eerder slachtoffer was geworden van christenvervolgingen.

Daar zat al een heiden, Lucillus geheten, die ten gevolge van het vele huilen dat hij deed, zijn  gezichtsvermogen had verloren. Hem beloofde Laurentius weer ziende te maken, op voorwaarde dat hij zich tot Christus zou bekeren en zich zou laten dopen. Laurentius nam dus water en zei: ‘De biecht wast alles schoon.’ Vervolgens onderrichtte hij hem met grote toeleg in het geloof. De man gaf te kennen dat hij zich aan dat alles graag wilde houden. Toen goot hij water uit over zijn hoofd en doopte hem in de naam van Christus. Op het zelfde moment werd de blinde ziende. Toen kwamen er veel blinden naar hem toe in de kerker, en hij gaf ze stuk voor stuk hun gezondheid terug. Toen Hippolytus dat zag, zei hij hem: ‘Laat me nu de schatten zien.’ Laurentius antwoordde: ‘Mijn beste Hippolytus, als je in Christus gelooft, zal ik je die schatten laten zien, bovendien beloof ik je het eeuwige leven.’ Waarop Hippolytus zei: ‘Laat mij met daden zien wat je mij met woorden belooft; dan zal ik doen wat je mij aanraadt.’ Van dat ogenblik af werd Hippolytus gelovig; hij ontving het doopsel tezamen met zijn hele huishouding. Na zijn doop zei hij: ‘Ik zag hoe de zielen van de onschuldigen zich verheugden.’

Voor de keizer
Nu ontbood Valerianus Hippolytus met het bevel Laurentius aan hem voor te geleiden. Laurentius zei: ‘Laten we samen gaan. Want zowel voor mij als voor jou is grote glorie weggelegd.’ Zo traden ze beiden voor de rechterstoel, en wederom werd er naar de schat gevraagd. Laurentius vroeg drie dagen uitstel. Dat werd hem door Valerianus verleend, en zo werd hij weer aan Hippolytus toevertrouwd. Gedurende die drie dagen haalde Laurentius alle armen, lammen en blinden bij elkaar en leidde ze in het paleis van Sallustius voor aan keizer Decius met de woorden: ‘Kijk, dat zijn de eeuwige schatten; ze worden nooit minder, maar nemen in tegendeel altijd meer toe. Ze zijn uitgestrooid in ieder afzonderlijk, en toch worden ze in allemaal teruggevonden. Want weet wel, dat het uw handen zijn die deze schatten aan de hemel hebben bezorgd.’ Toen sprak Valerianus daar voor de keizer tot Laurentius: ‘Wat hebben we aan al dat gezwets? Hou op met die tovenaarskunsten en offer aan de goden.’ Waarop Laurentius antwoordde: ‘Wie moet je aanbidden: het schepsel of de schepper?’ Toen werd Decius kwaad en liet hem slagen toedienen met de ‘schorpioenen’

De zogeheten schorpioen was een martelwerktuig: een gesel met weerhaakjes.

Toen liet hij hem allerlei martelwerktuigen voorleggen met de woorden: ‘Offer, om te ontkomen aan de pijn van dit alles.’ Waarop Laurentius antwoordde: ‘Ach arme man, naar zo’n feestmaaltijd heb ik mijn leven lang uitgekeken.’ Decius merkte op: ‘Als dit een heerlijke maaltijd is, vertel me dan wie je vriendjes zijn, dan kunnen ze meegenieten.’ Laurentius antwoordde: ‘Zij hebben hun naam al opgegeven bij de hemel. U bent dus onwaardig hun onder ogen te komen.’

Folteringen
Nu gebood Decius dat hij tot op het blote lijf zou worden uitgekleed en met knuppels geslagen zou worden; ook liet hij gloeiende metalen voorwerpen tegen zijn zij houden. Maar Laurentius sprak: ‘Mijn Heer Jezus Christus, God uit God geboren, ontferm U over uw dienaar; ik heb uw naam niet verloochend voor de rechter; maar integendeel heb ik juist hardop van u getuigd.’ Decius zei hem: ‘Ik weet heel goed dat je door tovenaarskunsten de pijn ver van je afhoudt, maar ik zal een eind maken aan je spotternijen. Daarom bezweer ik je bij al onze goden en godinnen: als je niet offert zul je onder een reeks van de heftigste martelingen aan je eind komen.’ Hij liet hem heel lang slagen toedienen met loodzwepen. Maar Laurentius bad: ‘Heer Jezus Christus, ontvang mijn geest.’ Toen hoorde Decius hoe een stem vanuit de hemel sprak: ‘Laurentius, je zult nog meer strijd moeten leveren.’ Decius brulde witheet van woede: ‘Mannen van Rome, hebt u gehoord hoe de boze geesten die man trachtten te troosten, terwijl hij onze goden niet vereert, de pijn niet vreest, en de toorn van de vorsten weerstaat?’ Dus liet hij hem voor de tweede keer met schorpioenen slaan. Maar Laurentius lachte erom, dankte God en bad voor de omstanders. Op dat moment nam een ridder, Romanus, het geloof aan en sprak tot Laurentius: ‘Ik zie een rijzige jongeman voor u staan; hij droogt uw leden af met een linnen doek. Wat ik u bidden mag: verlaat mij niet voor u mij gedoopt hebt.’ En Decius merkte op tegen Valerianus: ‘Volgens mij zijn wij overwonnen door de kunsten van deze tovenaar.’ Hij liet hem van de martelpaal losmaken en vertrouwde hem weer toe aan de bewaking van Hippolytus. Intussen nam Romanus een kruik water, ging daarmee naar Laurentius en ontving aan diens voeten het doopsel. Toen Decius daarvan hoorde liet hij Romanus knuppelslagen toedienen. Deze bekende openlijk dat hij christen was, en werd prompt op last van de keizer onthoofd.

Ook deze Romanus komt voor op de heiligenkalender. Zijn feest staat op 9 augustus!

Het rooster
Diezelfde nacht nog werd Laurentius voor Decius gebracht. Hippolytus stond erbij. Het liefste had ook hij zich bekend willen maken als christen. Maar Laurentius sprak tot hem: ‘Verberg Christus in je hart. Pas als mij rust gegund wordt, kom je terug om toe te horen.’ Er werden heel wat martelwerktuigen voor de keizer gebracht. Decius sprak tot Laurentius: ‘Offer aan de goden, anders zullen we je de hele nacht folteringen toedienen.’ Daarop zei Laurentius: ‘Mijn nacht kent geen duisternis; alles is een en al licht.’

Enkele jaren geleden wijdde het bisdom Rotterdam extra aandacht aan deze woorden van Laurentius: ze werden toen vertaald met: ‘Alles wordt helder in het licht.’

Decius zei: ‘Ga een ijzeren bed halen. Dan kan Laurentius daar vannacht op liggen.’ Nu kleedden de dienaren hem uit en legden hem op een ijzeren rooster met gloeiende kolen eronder. Toen drukten ze hem met ijzeren hooivorken neer op het rooster. Laurentius zei tegen Valerianus: ‘Eigenlijk ben jij een arme drommel. Want deze kolen brengen mij heerlijk verkoeling, maar jou zullen ze eeuwige pijn bezorgen. De Heer weet immers dat ik in de beklaagdenbank zijn Naam niet verloochend heb, en dat ik Hem - nu ik in brand sta - dank breng.’ En hij richtte zich met een opgewekt gezicht tot Decius: ‘Kijk, zielenpoot, de ene kant heb je gaar gebraden, braad nu maar de andere kant, en tast toe.’ En God dankend sprak hij: ‘Heer, ik dank U dat ik de hemelpoort mag binnengaan.’ Met die woorden gaf hij de geest.

De schrik had de keizer flink te pakken; hij ging daar vandaan tezamen met Valerianus en begaf zich naar het paleis van Tiberius, terwijl hij het lichaam op het vuur liet verbranden. Dat werd de volgende morgen door Hippolytus weggenomen. Tezamen met de priester Justinus begroef hij het op de Veranusakker met kostelijke reukwerken. De christenen vastten en baden drie dagen lang in geween en rouwbeklag.

Opmerkingen van de schrijver (Jacobus de Voragine)
Maar of het waar is dat Laurentius onder keizer Decius de marteldood onderging, wordt door velen betwijfeld. Men leest immers in de kronieken dat Sixtus ver na Decius geleefd zou hebben. Daar staat tegenover dat Eutropius schrijft: ‘Toen Decius de christenen vervolgde, doodde hij onder anderen ook de heilige leviet en martelaar Laurentius.’ In een andere - even geloofwaardige - kroniek wordt weer gezegd dat hij niet leed ten tijde van de keizer Decius die Filippus opvolgde, maar onder een jongere Decius, die slechts de rang van caesar had en geen keizer was van het Rijk. Want tussen keizer Decius en de jongere Decius onder wie Laurentius dan de marteldood gestorven zou zijn, zaten vele keizers en pausen. Daar wordt beweerd dat keizer Decius werd opgevolgd door Gallus en diens zoon Volusianus. Zij op hun beurt werden opgevolgd door Valerianus en diens zoon Gallienus. Zij zouden Decius tot caesar verheven hebben, maar niet tot keizer van het Rijk. Want van oudsher gebeurde het wel dat een keizer iemand tot caesar verhief, maar niet tot hoogstverhevene (Augustus) of keizer (imperator). Zo staat er ook te lezen dat Diocletianus Maximianus tot caesar verhief en later tot hoogstverhevene.

Verering & Cultuur
Volgens de overlevering werd Sint Laurentius aan de Via Tiburtina in de daar uitgegraven catacomben bijgezet door de rijke eigenares van het grondgebied Cyriaca. Op zijn graf liet keizer Constantijn in 330 een kerk bouwen; die kennen wij nu als de San Lorenzo al Verano of San Lorenzo fuori le Mura (Sint Laurentius buiten de Muren). Een van de zeven hoofd- of pelgrimskerken. Vanaf de 4e of 5e eeuw hield de paus er statie op woensdag in de Goede Week. Dat wil zeggen dat de paus die kerk uitkoos om er voor te gaan in de liturgie, vergezeld van de gehele Romeinse clerus en een grote toeloop van gelovigen.

Hymne
Reeds tegen het eind van de 4e eeuw er een kerkelijke hymne gecomponeerd op het martelaarschap van Sint Laurentius. Hij komt uit de zogeheten Ambrosiaanse traditie en staat daarom bekend als een Ambrosiaanse hymne (dichter onbekend; ca 400)

Zo goed als een apostel was
diaken Sint Laurentius,
en heiligde Romeinse trouw
met net zo’n martelarenkroon.

Hij volgde hier paus Sixtus na
aanhoorde diens profetenwoord:
‘Wees maar niet zo bedroefd, mijn zoon,
want overmorgen volg je mij.’

Toekomstig erfgenaam in bloed
zag hij - niet bang voor straf - toen reeds
versluierd in mysterie nog
wat hem straks zelf te wachten stond.

Verwierf reeds in díe martelaar
ook zelf de martelarenpalm;
en heeft hem waardig nagevolgd
bezegeld met zijn woord en bloed.

De derde dag beveelt men hem
de schat der kerk te laten zien;
en hij stemt toe, en weigert niet.
besluit zijn zege met een list.

Want dan dat schouwspel, wonderschoon!
Een stoet van armen voert hij aan
en met een armgebaar zegt hij:
‘Dit zijn de schatten van de kerk!’

Omarmen blijft het vrome volk
de armen als haar grootste schat.
Maar de bedrogen droeve vrek
bereidt hem een wraakzuchtig vuur.

De vuurbeul vlucht pijnlijk geschroeid,
wendt zich van eigen vlammen af.
‘Keer om mij!’ roept de martelaar,
‘en vreet,’ zegt hij, ‘want het is gaar’

Vereniging met Stefanus

In het jaar 425 worden de relieken van Stefanus vanuit Constantinopel overgebracht naar Rome. Daar worden ze bijgezet in het graf van collega-diaken Laurentius. Over Stefanus' translatie (= overbrenging relieken) van Constantinopel naar Rome schrijft Jacobus de Voragine n.a.v. de terugvinding van Stefanus’ relieken op 3 augustus:

Legende: hoe Sint Stefanus naast  Sint Laurentius in Rome terecht kwam
"Hoor nu nog, hoe Sint Stefanus' lichaam bij dat van Sint Laurentius terecht is gekomen. Eens werd Eudoxia, de dochter van Keizer Theodosius, behoorlijk gepijnigd door een boze geest. Dat kwam men aan haar vader zeggen juist op het moment dat hij in Constantinopel verbleef. Hij beval dat men zijn dochter naar hem toe moest laten komen in Constantinopel. Dan zou zij door de relieken van Sint Stefanus aan te raken weer gezond gemaakt worden. Maar de boze geest in haar krijste: 'Ik ga hier niet weg. Laat die Stefanus maar naar Rome toe komen; dat wil de apostel trouwens zelf ook!'

Toen de keizer dat hoorde, ging hij aan de priesters en de bevolking van Constantinopel vragen of zij genegen waren Sint Stefanus' lichaam aan de Romeinen te schenken en daarvoor in de plaats dat van Laurentius te krijgen. Ook schreef hij daarover een brief aan Paus Pelagius. Die vond het goed nadat hij zijn kardinalen had geraadpleegd. En zo voeren een aantal kardinalen naar Constantinopel om Stefanus' lichaam in ontvangst te nemen. In hun gezelschap voeren op de terugweg een aantal Grieken mee die het lichaam van Sint Laurentius in ruil zouden geven. De tocht ging over Capua. Daar vroegen de inwoners met grote devotie of zij de rechter arm van de heiligen mochten hebben. Die kregen zij inderdaad; ze bouwden er de bisschoppelijke hoofdkerk voor. Toen zij in Rome aankwamen en hem in de kerk van Sint Petrus' Banden wilden bijzetten, bleven de dragers staan en konden opeens geen stap meer verzetten. Daarop krijste de duivel uit de mond van het meisje: 'Jullie moeite is allemaal voor niks, want de heilige wil niet hier naartoe; hij heeft zichzelf een plaatsje uitgekozen aan de zijde van broeder Laurentius. Dus brachten ze het lichaam naar Sint Laurentius; door het aan te raken was het meisje onmiddellijk genezen. Ook Laurentius wilde laten zien hoe blij hij was met de komst van zijn broeder en schoof een beetje opzij in zijn graf, zodat Stefanus in het midden kon liggen. Maar op het moment dat de Grieken hun handen naar hem uitstrekten om Laurentius op te tillen, stortten zij voor dood ter aarde. Maar omdat de paus, de priesters en de hele aanwezige bevolking voor hen begonnen te bidden, kwamen ze 's avonds weer tot leven. Dat neemt niet weg dat ze desondanks allemaal binnen tien dagen stierven. Trouwens, ook alle Romeinen die zich ervoor uitgesproken hadden dat Sint Laurentius aan de Grieken gegeven moest worden, verloren hun verstand. En ze werden niet eerder gezond voordat de lichamen van de beide heiligen broederlijk naast elkaar begraven waren. Ook werd er een stem aan de hemel gehoord; die zei: 'Gij Rome, gij zijt de eeuwige stad; gij bewaart bij wijze van onderpand in één en hetzelfde graf Sint Laurentius uit Spanje en Sint Stefanus uit Jeruzalem.'
De vereniging van beide heiligen vond plaats rond het jaar 425, op de 20e april."

Laurentius’ verering (vervolg)
De verering van Laurentius is heel oud. Grote kerkvaders als Ambrosius, Prudentius, Augustinus († 430; feest 28 augustus) en Leo de Grote († 461; feest 10 november) wijden preken, hymnen en overwegingen aan zijn nagedachtenis. De oudste ons bekende afbeelding stamt uit de eerste helft van de 5e eeuw: een mozaïek in het Mausoleum van Galla Placida in de toenmalige keizerstad Ravenna. We zien Laurentius, gekleed in de dalmatiek van de diaken; in de rechterhand een kruis dat op zijn schouder rust, in de linker een opengeslagen boek; aan zijn voeten een rooster waaronder een vuur brandt; daarnaast een kast waarvan de geopende deurtjes ons een blik gunnen op de heilige boekrollen. De zorg voor de liturgische boeken berustte immers bij de diaken. Die afbeelding vertelt in wezen zijn hele verhaal.

Naast Petrus en Paulus was hij de populairste heilige van Rome. Zijn naam werd genoemd in de Romeinse liturgische canon, het eucharistisch gebed.

In de loop van de tijd werden ook Laurentius’ (veronderstelde) ouders, Orentius van Huesca en Patientia, als heiligen vereerd († 240; feest 1 mei).

Volgens de overlevering wordt het rooster van zijn martelaarschap bewaard in de St-Laurentiuskerk te Lucina, en de oven in de Sint-Laurentiuskerk te Paneperna.

Patronaten
In Nederland is hij patroon van Alkmaar, Barsingerhorn, Dongen, Ginneken, Heemskerk, Hoogkarspel, Kekerdom, Maasniel, Nieuw-Ginniken, Oud- en Nieuw-Gastel, Oudorp, Rotterdam (bisdom en stad), Spaubeek, St-Laurens (Zeeland: vuur in gemeentewapen), Stompwijk, Ulvenhout, Voerendaal, Voorschoten, Weesp; hij - of alleen zijn rooster - komt ook voor in het gemeentewapen van Beerta, De Bilt, Eenrum, Uden en Vierlingsbeek.

In België is hij o.m. patroon van de naar hem genoemde plaatsen Sint-Laureins en Sint-Laureins-Berchem (gem. Sint-Pieters-Leeuw). In Brussel heeft de Koninklijke Vereniging der St-Laurentiusgezellen sinds 1213 het voorrecht tot een meiboomplanting op 9 augustus. Deze gezellen kwamen feestvierders in Brussel te hulp toen ze door Leuvenaren overvallen werden. In Klerken, Vlaanderen, wordt op de zondag na 10 augustus een Laurentiusbedevaart gehouden. Omdat de legende wil dat vanaf de oorsprong van het feest tijdens de bedevaart peren werden verkocht, heet de bedevaart nu de Perelaarstoet.

Behalve van Duitsland zelf, is hij er o.m. patroon van de plaatsen Merseburg, Neurenberg en Wuppertal.

In Italië is hij patroon van de steden Florence, Lucina, Rome…

Behalve van Spanje zelf is hij er onder meer patroon van de naar hem genoemde plaats San Lorenzo,

Hij is patroon van de armen; van diakens en bedienend personeel (een diaken was immers een kerkelijke bediende van de bisschop!), dus ook van wasvrouwen, strijksters en daardoor ook weer van textielarbeiders, alsmede van traiteurs, herbergiers en hotelhouders; van bibliothecarissen en archivarissen (omdat hij als diaken de heilige boeken in bewaring diende te houden); van andere beroepen en bezigheden die met boeken te maken hebben, zoals scholieren, studenten en informatici (ook vanwege zijn rooster?), advocaten, rechtsgeleerden, schrijvers, klerken (latijn: clericus), administrateurs en boekhouders; van bierbrouwers en kroegbazen (vanwege zijn jolige humor?); van beroepen waar vuur een rol bij speelt, zoals brandweerlieden, glazeniers en glasblazers, kolenbranders, koks en koekenbakkkers.

Zijn voorspraak wordt ingeroepen tegen brandwonden (hierbij bad men het schietgebedje:
          "Heilige Laurentius wil ons geloven
          dat gij alle pijn kunt doven
          laat u bidden deze wens door ons Heer te helpen
          de pijn door brand te stelpen."
of ook:
          "Sint Laurentius van het Marialand
          is gekomen in ons Nederland
          gans gebledderd en gebrand
          wil dit aftekenen met uw gebenedijde hand
          dat het niet verder in en brandt."

Daarnaast tegen, huiduitslag, huidziekten, ischias, jeuk, kiespijn, koorts, pest, puisten, rugpijn, spit. Zijn voorspraak wordt gevraagd voor de zielen in het vagevuur (omdat hij weet wat branden is!); tegen aardappelziekten, en voor een goede groei van de wijnoogst. Uit de Legenda Aurea tekenen wij op dat zijn voorspraak ook werd ingeroepen bij inwendige stenen, bij doofheid en bij blikseminslag.

Afgebeeld
Hij wordt afgebeeld als diaken (met dalmatiek) en met een rooster; met kruis en heilig(e) boek(en), met martelaarspalm, aalmoezen uitdelend, of ook met een (enorme) kelk: symbool voor de kerkelijke schatten die hij in bewaring hield en die hij verkocht om armen te ondersteunen!

De vele vallende sterren in de tijd rondom zijn feestdag worden Laurentiustranen genoemd. Het schijnt ook de geschikte periode te zijn om laurenskop (zeehaan) te vangen. Vanwege die tranen wordt hij tot de heiligen gerekend op wier voorspraak de gelovige bij voorkeur om regen bidden.

Weerspreuk(en)
'A la Saint-Laurent,
la pluie bien à temps.'  [213]
[Met Laurens nattigheid:
komt precies op tijd].

'Die op tijd rapen wil eten,
mag Sint-Laurentius niet vergeten.'  [131]

'Is 't op Sint-Laurentius klaar,
er zal veel fruit zijn in 't jaar.'  [213]

'Ist's zu Laurenzi und Bartlmä schian und heiter,
geaht's inm Herbst a so weiter.'  [213]
[Is Laurens en Bartel (= Bartolomeus:24 augustus) schoon en mooi,
de herfst draagt dan dezelfde tooi]

'Laurentius zonneschijn,
beduidt een jaar vol wijn.'  [213]

'Le temps qu'il fait à la Saint-Laurent,
dure longtemps.'  [213]
[Het weer van Sint Laurentius
dat blijft nog weken dus].

'Met Sint-Laurentius van het klooster
ligt de wereld op een rooster.'  [131]

'Op Sint-Laurentius een regenvlaag
zes weken duurt de regenplaag.'  [213]

'Saint-Antoine grande froidure,
Saint-Laurent grand chaud,
l'un et l'autre ne durent.'
['Met Sint-Antoon guur (17 januari)
met Sint-Laurens heet:
allebei van korte duur']

'Sint Laurens en Sint Bartel schoon,
dan draagt de herfst een gouden kroon.'  [213]

'Sint-Laureyns dage,
brengt regen op de hage'.  [213]

'Sint-Laurens wind,
maakt de boekweit blind.'

'Wanneer Sint-Laurens' hoofd goed staat
zullen we mooi weer behouden.'  [131]


Laurentius van Rome († 258; feest 10 augustus)
Voor Rond Zending: 2006, juni. Thema ‘Geest’

8 6e eeuw. Mozaïek

Als we de verhalen rond de Spanjaard Laurentius mogen geloven moet hij een geestig man geweest zijn. Hij was een van de zeven diakens van de stad Rome ten tijde van paus Sixtus II. Krachtens een decreet van Keizer Valerianus werd hij - evenals vele andere kerkelijke ambtsdragers (bisschoppen, priesters, diakens, voorlezers enz.) - zonder enige vorm van proces onthoofd. Door de indrukwekkende wijze, waarop hij zijn marteldood onderging, bracht hij anderen tot het geloof in Christus.

Eigenlijk is dat alles wat we met zekerheid weten. Maar al spoedig weefden zich kleurrijke legenden rond zijn persoon.

De Romeinse keizer leeft in de veronderstelling dat de christenen vele schatten moeten bezitten. Elke dag immers brengen diakens enorme hoeveelheden voedsel en andere hulpgoederen naar de armen in de achterbuurten van Rome. Bij de arrestatie van de bisschop van Rome, Sixtus, hadden geheim-agenten de prelaat tegen Laurentius horen zeggen: "Let goed op de schatten van de kerk!" Moest daar geen belasting over betaald worden? De keizer had dus persoonlijk opdracht gegeven de diakens bijzonder scherp in de gaten te houden. Uiteindelijk liet hij Laurentius arresteren en aan zich voorgeleiden met de vraag waar zich al die schatten van de kerk nu precies bevonden. Laurentius probeerde hem duidelijk te maken dat er geen sprake was van schatten, maar de keizer hield vol en gebood hem over een paar dagen alle schatten waarover zij beschikten op het centrale Forum bijeen te brengen.

Op de afgesproken dag stonden op het Forum alle armen die Laurentius had weten te verzamelen. Met een brede armzwaai zei hij tegen de keizer: 'Daar hebt u dus de schatten van de kerk!' De keizer was zo beledigd dat hij Laurentius tot de marteldood veroordeelde. De heilige diaken zou op een ijzeren rooster zijn vastgebonden, waaronder een vuur werd aangestoken, zodat hij langzaam werd gebraden. Naar verluidt schijnt de martelaar zich op een goed moment tot zijn beulen te hebben gewend met de woorden: 'Keert u me maar om, want deze kant is gaar.'

Laurentius is de patroon van Rotterdam en daarmee ook van ons bisdom. Op afbeeldingen kan men Laurentius altijd herkennen, omdat hij zijn martelwerktuig, het rooster, bij zich heeft.

Historisch onderzoek heeft intussen uitgewezen dat het niet Laurentius was die op een rooster werd gebraden, maar een andere Spaanse diaken: Vincentius van Zaragoza.


Sint Laurentius
Voor Bulletin Pastorale Dienstverlening, bisdom Rotterdam

Feiten
Sint Laurentius stierf op 10 augustus 258 de marteldood in Rome. Hij werd aan de Via Tibutina in de daar uitgegraven catacomben bijgezet door de rijke eigenares van het grondgebied Cyriaca. Op zijn graf liet keizer Constantijn in 330 een kerk bouwen; die kennen wij nu als de ‘San Lorenzo buiten de muren’. Een van de zeven hoofd- of pelgrimskerken. Vanaf de 4e of 5e eeuw hield de paus er statie op woensdag in de Goede Week. Dat wil zeggen dat de paus die kerk uitkoos om er voor te gaan in de liturgie, vergezeld van de gehele Romeinse clerus en een grote toeloop van gelovigen.

De verering van Laurentius is heel oud. Grote kerkvaders als Ambrosius († 397), Prudentius († na 405), Augustinus († 430) en Leo de Grote († 461) wijden preken, hymnen en overwegingen aan zijn nagedachtenis. De oudste ons bekende afbeelding stamt uit de eerste helft van de 5e eeuw: een mozaïek in het Mausoleum van Galla Placida in de toenmalige keizerstad Ravenna. We zien Laurentius, gekleed in de dalmatiek van de diaken; in de rechterhand een kruis dat op zijn schouder rust, in de linker een opengeslagen boek; aan zijn voeten een rooster waaronder een vuur brandt; daarnaast een kast waarvan de geopende deurtjes ons een blik gunnen op de heilige boekrollen. De zorg voor de liturgische boeken berustte immers bij de diaken. Die afbeelding vertelt in wezen zijn hele verhaal. Zijn verhaal is van later datum. De vertellers van toen waren niet zozeer geïnteresseerd in een objectieve weergave van de feiten. We mogen aannemen dat hun verhaal vaak een afspiegeling is van hun geloofsovertuiging: Laurentius lijkt op Christus. Zo moet zijn verhaal dan ook worden verstaan.

Aartsdiaken
Hoewel de geleerden het er niet over eens zijn, gaat men er meestal van uit dat Laurentius afkomstig was uit de Spaanse landstreek Aragon. Volgens de traditie was hij een zoon van de heilige martelaren Orientus van Huesca en Patientia. Door zijn opgewekt en levendig karakter zou hij de aandacht hebben getrokken van de latere paus Sixtus ii, toen deze onderweg was naar een bisschoppenconferentie in de Spaanse stad Toledo. Op dat moment was Sixtus nog aartsdiaken te Rome. In 257 werd Sixtus tot bisschop van Rome gekozen. Onmiddellijk wijdde hij Laurentius tot zijn opvolger als aartsdiaken: eerste van de zeven stadsdiakens.

Intussen heeft keizer Valerianus de maatregelen tegen de christenen verscherpt. Op 6 augustus 258 wordt Sixtus gearresteerd, tezamen met vier diakens. Daar behoort Laurentius niet bij. Volgens de overlevering was Laurentius in tranen. Hij riep: "Vader, u gaat toch niet weg, terwijl u mij, uw zoon, achterlaat? Als bisschop was u toch nog nooit zonder uw diaken? Nog nooit hebt u het heilig offer opgedragen zonder dat ik u diende aan het altaar. Waarom nu dan wel? Heb ik iets verkeerd gedaan? Toets mij dan nog eens, en kijk of ik inderdaad als dienaar te onwaardig ben om het Heilige Bloed van de Heer rond te delen." Maar Sixtus riep terug: "Ik verlaat je niet, mijn zoon. Maar er zal van jou een grotere beproeving worden gevraagd. Je zult ook een grotere overwinning behalen. Ik ben al oud, en jij bent nog in de kracht van je jaren. Over drie dagen zul je mij volgen. Zorg intussen dat de schatten van de kerk bij de armen terecht komen."

Onmiddellijk ging er een bericht naar de keizer dat de christenen blijkbaar over grote schatten beschikten. Laurentius werd bij de keizer ontboden. Deze zou hem volgens Prudentius als volgt hebben toegesproken: "Jullie, christenen, klagen er vaak over dat jullie zo hardvochtig behandeld worden. Maar wees gerust, we hebben het vandaag niet over martelingen. Ik vraag u in alle vriendelijkheid mij te geven wat u in bezit hebt. Ik weet dat jullie priesters drinken uit gouden kelken; dat ze het Heilig Bloed schenken in zilveren bekers; en dat jullie in je nachtelijke bijeenkomsten echte waskaarsen branden die op gouden kandelaars staan. Geef mij die schatten. Uw vorst heeft ze nodig om weer een beetje op krachten te komen. Naar ik heb gehoord wordt aan jullie geleerd dat je aan de keizer moet geven wat aan de keizer toebehoort. Ik denk wel niet dat jullie God munten laat slaan met zijn beeltenis erop. Toen Hij in de wereld kwam, is Hij ook vast geen geld komen brengen. Geef mij dus jullie materiële rijkdommen en stellen jullie je tevreden met de rijkdom van het woord." Daarop zou Laurentius geantwoord hebben: "Uwe majesteit heeft gelijk. De Kerk is onnoemelijk rijk. Uw schatten hálen het gewoonweg niet bij die van ons. Ik zal ze u laten zien. Gun me alleen een paar dagen de tijd om ze bij elkaar te halen."

Marteldood
Er zijn historici die menen dat Laurentius die tijd gebruikte om de heilige vaten van de kerk te verkopen en ze om te zetten in zilver en goud. Dat gebruikte hij om voedsel, geneesmiddelen , dekens en andere noodzakelijke dingen te kopen voor het levensonderhoud van zijn mensen. Tegelijk nodigde hij ze uit om overmorgen naar de plaats van samenkomst te komen. Op de afgesproken dag waren ze er allemaal: weduwen en wezen, armen en zieken, lammen en blinden, kreupelen en stumpers, sommigen afschuwelijk om aan te zien. Met een brede armzwaai zei hij tegen de prefect: "Daar hebt u de schatten van de kerk!" Dreigend vroeg de prefect om opheldering. "Bent u boos?" antwoordde Laurentius. "Het goud waar u zo tuk op bent, is een armzalig metaal, en bovendien maar al te vaak oorzaak van allerhande misdaden. Het ware goud is het licht uit de hemel, waarin deze arme drommels zich mogen verheugen. Zij verdragen met geduld hun kwalen en lijden, en doen daar hun voordeel mee, zonder dat ze lijden aan die veel erger kwalen die goud en zilver vaak met zich meebrengen. Zij zijn de ware schatten van de kerk. En om u een plezier te doen zal ik er nog wat kostbare parels en edelstenen aan toevoegen: de weduwen en maagden die zich geheel en al aan God toewijden. Zij vormen de kroon op de kerk en zijn een bron van vreugde voor Jezus Christus. Ze zijn een zegen voor Rome; de keizer zou er trots op moeten zijn."

Maar de prefect schreeuwde: "U denkt zeker dat u de waardigheid van de keizer en de stad Rome op deze manier belachelijk kan maken? U verlangt kennelijk naar een afschuwelijke dood. U kunt krijgen wat u hebben wilt!" Daarop gaf hij bevel een rooster klaar te maken en er zacht gloeiende kolen onder aan te aan te steken. De marteling moest lang duren. Vervolgens werd Laurentius tot op het blote lijf uitgekleed en op het rooster gedrukt. Omstanders gruwden bij de stank en de verminkingen die het gevolg waren. Maar gelovigen bezweren dat ze alleen maar een heerlijke geur hebben geroken, en dat Laurentius straalde van vreugde. Op een goed moment zou hij tegen de beulen hebben gezegd: "Deze kant is gaar draai me maar om, als de keizer vanavond tenminste lekker vlees op zijn bord wil." Hij zou nog enkele gebeden hebben gepreveld voor hij tenslotte de geest gaf.

Verering & Cultuur
Er zijn geleerden die menen dat het niet Laurentius was die op een rooster de marteldood stierf, maar zijn Spaanse landgenoot Vincentius, eveneens diaken. Laurentius zou dan met het zwaard om het leven zijn gebracht. Hoe dat zij, Laurentius is de geschiedenis ingegaan als de heilige met het rooster. Zo vinden we hem door de eeuwen heen afgebeeld in vele kerken over de hele wereld. Hij wordt vereerd als patroon van de armen; van diakens en bedienend personeel (een diaken was immers een kerkelijke bediende van de bisschop!), dus ook van wasvrouwen, strijksters en daardoor ook weer van textielarbeiders, alsmede van traiteurs, herbergiers en hotelhouders; van bibliothecarissen en archivarissen (omdat hij als diaken de heilige boeken in bewaring diende te houden); van andere beroepen die met boeken te maken hebben, zoals scholieren, studenten en informatici (ook vanwege zijn rooster?), advocaten, rechtsgeleerden, schrijvers, klerken, administrateurs en boekhouders; van bierbrouwers en kroegbazen (vanwege zijn jolige humor?); van beroepen waar vuur een rol bij speelt, zoals brandweerlieden, glazeniers en glasblazers, kolenbranders, koks en koekenbakkers. Zijn voorspraak wordt ingeroepen tegen brandwonden, huiduitslag, huidziekten, ischias, jeuk, kiespijn, koorts, pest, puisten, rugpijn, spit. Zijn voorspraak werd ook gevraagd voor de zielen in het vagevuur (omdat hij weet wat branden is!); tegen aardappelziekten, en voor een goede groei van de wijnoogst...

Stefanus en Laurentius
Op een 3e augustus halverwege de 5e eeuw kwam het stoffelijk overschot van Sint Stefanus vanuit Jeruzalem naar Rome. Men wilde hem bijzetten in de kerk van Sint Petrus' Banden.Maar - aldus de legende Aurea uit de 13e eeuw - toen zij de kerk van Laurentius passeerden konden de dragers opeens geen stap meer verzetten. Daarop krijste een meisje: "Snappen jullie niet waarom je niet verder kunt? Sint Stefanus heeft zichzelf natuurlijk een plaatsje uitgekozen aan de zijde van broeder Laurentius." Dus brachten ze Stefanus naar Sint Laurentius. Die wilde laten zien hoe blij hij was met de komst van zijn medediaken, en schoof een beetje opzij in zijn graf, zodat Stefanus ernaast kon liggen.


Laurentius
Voor bisdomblad Rotterdam

Laurentius was de aartsdiaken van paus Sixtus II. Hoe toegewijd diaken Laurentius zijn bisschop ten dienste stond, bleek, toen Sixtus tijdens een christenvervolging werd gearresteerd. Laurentius zou geroepen hebben: ‘Vader, u laat mij toch niet in de steek? Ben ik dan niet langer uw zoon? Wat moet u zonder diaken?’ Zoals Christus trouw bleef aan zijn Vader, zo betuigt diaken Laurentius trouw aan zijn vader-bisschop!

Heiligen brengen de persoon van Christus nabij. Zij doen de tijden van het evangelie herleven. Tijdgenoten kunnen zeggen: ‘Het evangelie is bij ons gebeurd, in de persoon van die heilige.’ De verhalen over Laurentius stammen op zijn minst van ruim honderd jaar na zijn dood. Of alles precies gebeurd is, zoals het wordt verteld, vindt men in die tijd niet het belangrijkste. Als het beeld van de Christusnavolging er maar duidelijk uit tevoorschijn komt.

Terwijl Sixtus werd afgevoerd, troostte hij zijn diaken door hem te verzekeren dat hij hem spoedig zou volgen: ‘En draag zorg voor de schatten van de kerk!’ Dat was precies wat de Romeinse overheid had vermoed: dat die gehate christenen kostbare schatten bezaten. In de eredienst werden immers heilige vaten gebruikt. Zoals de Romeinse goden werden geëerd met voorwerpen van de kostbaarste metalen, zo zou dat bij de christenen wel niet anders zijn. Zij eisten de schatten van de kerk op. Of Laurentius daar maar voor wilde zorgen.

Zo suggereert de verteller dat het motief voor de vervolging van christenen ordinaire hebzucht was. De keizer had geld nodig om zijn oorlogen te voeren en zijn soldaten uit te betalen. Van die boze machten werden de christenen het slachtoffer. Juist zoals Jezus in zijn tijd slachtoffer geworden was van jaloezie en machtswellust. Latere legendes weten te vertellen dat keizer Filippus de Arabier, die negen jaar tevoren was vermoord, sympathie had opgevat jegens de christenen. Hij zou dan ook zijn erfenis aan hen hebben nagelaten: een grote schat. Daar zouden de Romeinse overheden op uit zijn geweest.

Laurentius zei drie dagen nodig te hebben om de schatten bij elkaar te halen. In die tussentijd verkocht hij al de kostbare liturgische voorwerpen en verdeelde de opbrengst onder de armen. Later maakte men het verhaal nog mooier. Hij zou op zijn rondtocht langs de armen bij een weduwe gekomen zijn waar een groep christenen ondergedoken zat. Hij waste hun allen de voeten(!), legde zieken de handen op en genas een blinde.

Het verhaal van Laurentius leert ons dat - als het erop aan komt - de zorg voor armen gaat boven de zorg voor liturgische voorwerpen. Sterker, de armen wórden de liturgische voorwerpen, doordat de opbrengst van de voorwerpen wordt omgezet in leven en welzijn van de armen. Verwijzing naar de eucharistie? Immers, zo wordt het heilig brood van de eucharistie, Christus zelf, omgezet in leven en welzijn van de gelovigen. Zo presenteert hij de armen als de schatten, de heilige vaten van de kerk, aan de keizer.

Armenzorg is eredienst. Met dank aan diaken Laurentius.


Bronnen
[Alt.1960; LAu.1979; Wij.1992; Wmm.2002; Zum.1990; Dom.A.Beekman  OSB ‘De Cultus van den H.Laurentius, diaken-martelaar uit de iiie eeuw’ Den Bosch, Mariënburg, 1929; Dries van den Akker s.j./2012.04.01]

© A. van den Akker s.j.

VoorwoordHoe wordt men heilige?
© AuteursrechtWoordenboek
LeeswijzerGastenboek
Bronnen