×
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.
Sluit het venster om te blijven.
Info afb. |
Hermes van Rome (ook van Ronse, België), Italië; martelaar met anderen;† ca 115 (of 120?).
Feest 28 augustus.
Hermes wordt vermeld in de legende rond paus Alexander I († 115; feest 3 mei). Volgens historici weerspiegelt deze legende niet zozeer de feiten als wel de geloofsovertuiging van de verteller. De legende suggereert dat Hermes behoorde tot de Romeinse adel en dat hij een overheidsfunctie had ten tijde van keizer Trajanus († 117). Deze legende is te vinden in Jacobus de Voragine's verzamelbundel 'Legenda Aurea' (= Gulden Legende). Naar aanleiding van het feest van Sint Petrus' Banden vertelt hij:
Legende
Alexander was wonderlijk in heiligheid; bovendien zeer vermaard om zijn geloof en om zijn standvastigheid tijdens zijn martelingen. Hij was pas dertig toen hij aan het hoofd van de Kerk kwam te staan. Zijn levenswijze en zijn geleerdheid vulden aan wat aan zijn levensjaren ontbrak. Door zijn prediking en hemelse uitspraken bekeerde hij vele regeringsambtenaren en een groot deel van de toenmalige Romeinse adel. Onder hen bevond zich een zekere Hermes die zich met zijn hele huishouding - bij elkaar wel zo'n 2250 personen - liet dopen. Dat was ook de reden waarom de gouverneur, Aurelianus, hem in de gevangenis liet werpen.
Daar gebeurden veel wonderen. Bijvoorbeeld: terwijl hij 's nachts in ijzeren boeien geslagen lag te slapen, verscheen hem een klein kind dat een brandende toorts in zijn hand had; het zei tot hem: 'Alexander, volg mij.' Hij verrichtte eerst zijn gebeden, bevond daardoor dat het hier een engel van de Heer betrof, en volgde hem. Noch muren, noch deuren of poorten, noch bewakers legden hem iets in de weg! Het kind begeleidde hem naar het huis van Overste Quirinus († ca 130; feest 30 april). Daar was namelijk Hermes gevangen gezet; deze had Alexander graag bezocht, maar het was hem onmogelijk gemaakt. Toen de toekomstige heilige martelaars elkaar ontmoetten, vielen zij onder tranen in elkaars armen; zo uitten zij hun vreugde, en ze spraken elkaar over en weer moed in om stand te houden in het lijden straks omwille van Christus.
Quirinus was intussen niet weinig verbaasd. Bovendien had hij al een paar pleidooien van Hermes aanhoord, als ook de manier waarop Alexander hem tot het christelijk geloof had bekeerd; afgezien van dit alles had Alexander Quirinus' zieke en met bloedzweren overdekte dochter Balbina († ca 130; feest 31 maart) aangeraakt met zijn ketenen en zodoende genezen. Dat alles was voor hem, Quirinus, ook reden genoeg om zich tot Christus te bekeren, tezamen met zijn dochter en al de gevangenen over wie hij de bewaking voerde.
Paus Alexander beval nu aan zijn priesters Eventius en Theodulus (zij waren afkomstig uit het oosten, maar in Rome komen wonen), dat zij al deze mensen moesten dopen.
Toen Aurelianus dit vernam, werd hij razend van woede. Quirinus liet hij pijnigen en doden, Hermes liet hij onthoofden, en al de gevangenen die zich daar hadden laten dopen, liet hij in de zee werpen, met de heilige maagd Balbina erbij! Vervolgens liet hij Alexander met zijn beide priesters voor zich verschijnen. Na wat heen-en-weer-gepraat, zei Aurelianus: "De woorden kunnen gevoeglijk achterwege blijven; we zullen maar onmiddellijk tot daden overgaan."
Daarop liet hij Alexander ontkleden en op schragen vastbinden; vervolgens liet hij hem toetakelen met ijzeren schrapen en brandende toortsen. De heilige zweeg gedurende al die tijd. Aurelianus vroeg hem daarnaar: "Waarom zwijg je? Waarom hef je geen geweeklaag aan?" Alexander antwoordde: "Als een christen bidt, spreekt hij met God." Intussen ondergingen Eventius en Theodulus dezelfde martelingen. Eventius was op dat moment 81 jaar oud; hij was gedoopt op zijn elfde en priester gewijd op zijn twintigste. Zo bleken de martelaren al maar meer in liefde en geloof jegens hun Heer te groeien. Aurelianus zag wel, dat hij de drie niet tot andere gedachten kon brengen. Nu liet hij een oven opstoken en daar Alexander en Eventius inwerpen; maar Theodulus liet hij voor de muil van de oven plaats nemen, met de bedoeling, dat deze bij het zien van de verschrikkelijke pijnigingen, zou besluiten aan de goden te offeren. Maar Theodulus was helemaal niet onder de indruk van zijn vrienden in het vuur; en dat niet alleen: hij liet zich uit pure naastenliefde bij de anderen in de oven rollen; temeer, omdat de anderen vandaaruit riepen, dat het helemaal geen pijn deed, maar juist een verkoeling en verkwikking betekende. En zo was het ook. Want de vlammen deerden hen niet. Ja zij kwamen er glanzender uit tevoorschijn dan goud uit een smeltkroes. Toch werd het versteende hart van de tiran ook hierdoor niet vermurwd; hij beval dus Eventius en Theodulus te onthoofden. Maar de heilige paus liet hij overal met scherpe, stalen pennen steken. Tijdens die afschuwelijke folteringen gaf hij zijn geest aan de Heer terug.
Aurelianus was net zo blij, dat hij de heilige martelaren dood had gekregen, alsof hij een geweldige veldslag gewonnen had. Maar deze blijdschap sloeg wel heel gauw om in haar tegendeel.
Want hij hoorde een stem tegen hem zeggen: "Aurelianus, we hebben de poorten van de hemel geopend voor degenen die jij zojuist hebt laten doden, en voor jou de poorten van de hel!" Door deze stem was hij letterlijk zo uit het veld geslagen, dat hij tegen de grond sloeg, zijn tong afbeet en op hetzelfde moment het leven liet, om vervolgens te worden gefolterd in het eeuwige vuur. De lichamen van de heilige Alexander en zijn gezellen werden buiten de stad begraven langs de weg die 'Numentana' heet; twee mijl van Rome verwijderd. Later werden zij overgebracht naar de kerk van Santa Sabina, waar een klooster is van de Dominicanen. Alexander is tien jaar, vijf maanden en twintig dagen paus geweest.
[RR1.1640»05.03]
Meestal wordt aangenomen dat paus Alexander I de marteldood stierf in het jaar 115. Dat was dus ten tijde van keizer Trajanus († 117). Wanneer de legende gelijk heeft en Hermes eerder dan paus Alexnder ter dood werd gebracht, dan moet ook hij dus in dat jaar gestorven zijn.
Naar het schijnt gaat de legende terug op een verhaal dat voor het eerst in de zevende eeuw te boek werd gesteld. Daarin heet het dat Hermes een Romeins stadsprefect was. Naast vrouw en slaven had hij een zoon die door een voedster werd grootgebracht, die blind was geweest. Zij was overgegaan naar het geloof in Christus en op het moment datzelfde moment was zij door paus Alexander van haar blindheid genezen. Na verloop van tijd werd het zoontje ernstig ziek en stierf in een heidense tempel. Waarschijnlijk hadden zijn ouders hem daarheen laten brengen om genezing van de Romeinse goden af te smeken. Dat had dus niet geholpen. Nu droeg de voedster het kind naar Alexander; deze wekte het prompt op uit de dood. Daarop ging Hermes met zijn hele huishouding over naar het christendom.
Toen de keizer ervan hoorde, liet hij hem onmiddellijk arresteren en gevangen zetten. Zo gebeurde ook met Alexander. Hermes werd toevertrouwd aan de zorgen van een gevangenbewaarder die Quirinus heette. Deze had een dochter, Balbina, die ook ernstig ziek was. Hermes bracht Quirinus in aanraking met Alexander; deze genas onmiddellijk Quirinus' dochter met de ketenen die hij om had gehad, maar op wonderbare wijze van hem afgevallen waren. [Volgens andere lezingen van dit verhaal betrof het hier de ketenen waarin de apostel Petrus destijds gevangen had gezeten]. Daarop ging ook Quirinus met zijn dochter en de hele familie over op het christelijk geloof. Uiteindelijk stierven allen de marteldood.
[BjL.1986p:122]
Verering & Cultuur
In 851 bracht bisschop Luipram van Salzburg van zijn bezoek aan Rome relieken mee van een heilige Hermes, van wie hij geloofde dat het onze Sint Hermes betrof. In het verslag van deze overbrenging wordt er immers aan Hermes' naam de bijzonderheid toegevoegd dat hij gevierd wordt op 28 augustus. Ook Bamberg beweerde dat het restanten van Hermes in bezit had. Gedurende de middeleeuwen kwam ook Aken in bezit van Hermes' relieken. Van daaruit zouden er ook naar de Vlaamse stad Ronse gekomen zijn. Er is ook een verhaal dat er relieken van Sint Hermes werden geschonken aan keizer Lodewijk de Vrome († 840). Hij zou ze hebben verdeeld over Aken (abdij van Kornelimünster) en de Vlaamse plaats Ronse.
Daar wordt tot op de dag van vandaag op Drievuldigheidszondag (= zondag na Pinksteren) de zogeheten fiertel gehouden, waarbij de relieken over een afstand van drieëndertig kilometer langs de stadsgrenzen worden gedragen. Vanwege de trage gang van de processie worden Ronsenaren ook slekketrekkers genoemd.
'Fiertel' komt van het Latijnse werkwoord 'ferre' (= dragen); Dat slaat op de processie waarin de reliekschrijn werd meegedragen.
Hij is patroon van Ronse; zijn voorspraak wordt ingeroepen tegen geestesziekten en krankzinnigheid. De naburige Walen hebben daar een boosaardige spreuk over:
"Saint-Hermès guérit les fous des environs,
mais laisse les Renaisiens tels qu'ils sont"
[Sint Hermes geneest alom de gekken,
maar laat die van Ronse verrekken]
Ook in Cornwall, Zuid-West-Engeland geniet hij verering. Zo zijn daar de plaatsjes St-Erme en St-Ervan naar hem genoemd.
Hij wordt afgebeeld in rijke gewaden of in soldatenkleding; met een martelaarskroon; in Ronse als Romeins stadsprefect die te paard de duivel aan een ketting leidt.
© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen