×
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.
Sluit het venster om te blijven.
Info afb. |
Eufemia van Aquilea (ook van Venetië), Italië; martelares met Dorothea, Thecla & Erasma; † 1e eeuw (waarschijnlijk 66).
Feest 3 september.
Deze vier jonge vrouwen ondergingen volgens de overlevering ten tijde van Nero (54-68) te Aquilea de marteldood. In de lezingen vier tot en met zes van het officie op hun feestdag wordt hun relaas verteld.
De maagden Eufemia, Dorothea, Thecla en Erasma woonden in Aquilea en waren van adellijke afkomst. Eufemia en Dorothea waren dochters van Valentius, die de heidense godsdienst aanhing. Thecla en Erasma waren dochters van diens broer Valentinianus; deze bekende zich tot Christus' naam. Het was dan ook door zijn geloofsijver dat alle vier de meisjes in het christelijke geloof waren onderricht. Daardoor begonnen ze te verlangen naar het doopsel, dat zij ontvingen door de zalige bisschop Hermagoras in het gewijde water van de rivier de Natisone. Zoals ze tevoren met Valentinianus hadden afgesproken, lieten ze zich tegelijkertijd door de bisschop als maagd aan God toewijden.
Hermagoras zou een leerling zijn geweest van de evangelist Markus. Deze zou hem tot eerste bisschop van de stad Aquilea hebben benoemd. Hij was een ijverig geloofsverkondiger, die vele mensen voor Christus wist te winnen. Ook hij zou onder Nero - en wel in het jaar 66 - tezamen met zijn diaken Fortunatus de marteldood hebben ondergaan; feest: 12 juli.
Intussen had Valentius echter plannen gemaakt om Eufemia en Dorothea uit te huwelijken. Maar zij hoefden zo'n huwelijk niet, nu ze aan hun hemelse bruidegom toebehoorden.
Dat een maagd die zich aan Christus toewijdde zichzelf als zijn bruid beschouwde, was zeker in de middeleeuwen niet uitzonderlijk. Het maakt nog steeds deel uit van de spiritualiteit van kloosterzusters. Het gegeven is in de traditie van de Kerk stevig verankerd. Beroemd is het mystieke huwelijk van de heilige Catharina van Alexandrië († 310; feest 25 november) met (het kind) Christus.
Toen hun vader dat hoorde, werd hij zo woedend dat hij dreigend met getrokken zwaard op hen afkwam. Zij wisten te ontkomen en vluchtten naar hun peetoom, Valentinianus. Deze verborg hen samen met zijn eigen dochters op een geheime plek in zijn huis. Maar ze werden ontdekt door het verraad van een slaaf; deze raakte van lieverlee zo in de ban van de duivel dat hij zich tenslotte verdronk in de rivier, de Natisone. Valentius kreeg dus de meisjes te pakken. Hoewel zij om genade smeekten, leverde hij hen over aan de stadsprefect Servastus om hen de straf te laten ondergaan die er nu eenmaal stond op de naam van Christus.
Nadat de machthebber ze aan zich had laten voorgeleiden, bemerkte hij al gauw dat het hem niet lukte hen met zachte drang tot geloofsafval te bewegen. Daarom beval hij eerst dat zij op de naakte huid gegeseld moesten worden, vervolgens dat zij ondersteboven opgehangen moesten worden en tenslotte dat ze zolang met hamers op het hoofd geslagen moesten worden dat het bloed hun uit de neus stroomde. Maar al deze folteringen gaven hun juist des te meer kracht, en uiteindelijk bleef hem niets anders over dan hen in de gevangenis te werpen.
Nu begint er een lange episode waarin verteld wordt hoe de vrouwen stand houden voor de rechter. Ongetwijfeld moeten wij hierin een afspiegeling zien van Christus, die stand hield voor zíjn rechter(s).
De martelingen komen ons gruwelijk voor. Het is bekend dat de Romeinen soms niet misselijk waren in hun folteringen; daarenboven moeten we niet vergeten dat het hier om een middeleeuwse legende gaat: martelingen en folteringen waren in de middeleeuwen heel gebruikelijk. In de folteringen van de vier vrouwen herhaalt zich Jezus' lijdensverhaal. Vaak moeten in dergelijke verhalen met name de symbolen van vrouwelijke schoonheid het ontgelden; weer moeten we daarbij niet uit het oog verliezen dat men schade wil toebrengen aan hun innerlijke schoonheid, de schoonheid naar het geloof gesproken, waarvan de uiterlijke schoonheid een afstraling is. Het is dus 'logisch' dat zij achteraf gezien geheel ongedeerd blijken te zijn... Dat zegt dat ze innerlijk ongebroken zijn.
De volgende dag bleek dat ze zelfs geen enkel litteken aan gisteren hadden overgehouden. Nu spoorde Servastus hen aan om de goden daarvoor een offer te brengen, want zulke weldaden konden ze natuurlijk alleen maar te danken hebben aan de goede gezindheid van hun goden. Maar zij gaven te kennen dat alleen Jezus hun hemelse heelmeester was. Nu beval de machthebber dat ze achter een veulen gebonden moesten worden; dat de beulen hun zijde met fakkels moest schroeien en tenslotte dat hun borsten moesten worden afgezet en aan de honden te vreten gegeven. Maar de beesten weigerden dat: ze hielden er juist eerbiedig de wacht bij.
Andermaal werden de vrouwen in de gevangenis opgesloten. De volgende dag werden ze naakt door de stad gevoerd. Maar op het gebed van Eufemia kwam een engel hen stuk voor stuk bekleden met een witte omslagdoek; hij genas de wonden van gisteren en maakte ze mooier dan ooit: nergens over hun gehele lichaam was er nog een spoor van de folteringen te zien en bovendien straalde hun gelaat als het schijnsel van de zon.
Herinnering aan Jezus tijdens zijn verheerlijking op de berg Tabor (bv. Markus 09,02-10).
De magistraat was nog altijd niet onder de indruk: noch van al de tekenen die aan deze vrouwen werden gedaan noch van hun standvastigheid. Zodra hij hoorde hoe de vrouwen de niksheid van de afgodenbeelden belachelijk maakten, gaf hij opdracht hen om hals te brengen. Het was Valentius zelf die aanbood deze straf jegens zijn dochters en nichten voor zijn rekening te nemen. Hij ging daarom naar een bijzonder hoge toren, waar hij in vroeger tijd zijn dochters al eens vanwege hun uitzonderlijke schoonheid in veilige bewaring had gehouden. Daar sloeg hij bij alle vier eigenhandig het hoofd af en wierp ze stuk voor stuk in de Natisone die daar voorbijstroomde.
Maar God strafte onmiddellijk. Want er volgde een heftige aardbeving, waardoor de hele toren in elkaar stortte; daarna regende er een vuur uit de hemel dat niet alleen Valentius zelf, maar ook zijn krijgsknechten alsmede de toren met de grond waarop hij stond van de aardbodem wegvaagde. Toen de nacht gevallen was, daalden Valentinianus en de heilige Hermagoras af naar de rivier om de lichamen en de hoofden van de zalige maagden te gaan zoeken. Op datzelfde moment kwam er al een bootje aangevaren met de kostbare lading aan boord. Het bootje vertoonde een lichtschijnsel en werd bestuurd door twee jongemannen van uitzonderlijke schoonheid. Zij droegen hun kostbare last over aan de bisschop. Deze heeft tenslotte in het bijzijn van de gehele geestelijkheid de lichamen bijgezet in een passend graf. Dit bevond zich in het huis van Valentinianus dat tot een kerk was omgebouwd.
De vier martelaressen worden vooral vereerd in Venetië, Ravenna en Aquilea.
© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen