× 
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

           
welkom menu contact zoeken
HeiligenkalenderHeiligen op naamPatroonheiligenHedendaagse namenMeer...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van de hagiografieën, overleed 30 oktober 2022
† 584  Salvius van Albi

Info afb.

Salvius (ook Salvy of Saulge) van Albi osb, Frankrijk; abt & bisschop; † 584.

Feest 10 september.

Hij begon zijn loopbaan als advocaat. Op een goed moment werd hij monnik. Zijn medebroeders kozen hem na enige tijd tot abt. Daarop trok hij zich terug als kluizenaar om zich in de eenzaamheid aan God toe te wijden. In 574 werd hij tegen zijn zin benoemd tot bisschop van de stad Albi.

Gregorius van Tours († 594; feest 17 november) vertelt over hem in het 7e boek van zijn 'Geschiedenis der Franken'.

'Op een dag lag Salvius op bed, snakkend naar adem en verzwakt door hoge koorts. Plotseling werd zijn cel hel verlicht en de muren schudden op hun grondvesten. Hij strekte zijn handen uit naar de hemel en onder dankzegging blies hij zijn laatste adem uit.
De monniken en zijn moeder, die erbij waren, droegen met veel rouwmisbaar zijn lijk de cel uit, zoals dat nu eenmaal gebruikelijk is bij dergelijke gelegenheden. Ze wasten het, kleedden het in een doodshemd en baarden het op. De hele nacht brachten ze door in geween en psalmgezang. Bij het aanbreken van de morgen was alles klaar voor de uitvaartplechtigheden.
Plotseling begon het lijk op de baar te bewegen. Salvius' wangen kregen weer kleur en hij rekte zich uit alsof hij uit een diepe slaap ontwaakte. Daarop opende hij zijn ogen, maakte een gebaar met zijn hand en begon te spreken:
"Goede God", zo begon hij,
"waarom hebt U mij dit aangedaan? Waarom hebt U bevolen dat ik terug moest naar deze plek van duisternis, de plek waar wij hier op aarde wonen? Ik zou een stuk gelukkiger zijn, als ik daar in de hoogte bij Uw menslievendheid had kunnen blijven. In plaats daarvan moet ik nu weer overnieuw beginnen met een nutteloos leven hier beneden."

De omstanders waren verbijsterd. Op hun vraag naar het wonder dat er was gebeurd, gaf hij geen antwoord. Hij stond op van de draagbaar zonder enig nadelig gevolg te voelen van de ziekte waaraan hij had geleden. Drie dagen lang bleef hij zonder eten of drinken. Op de derde dag riep hij zijn monniken bij zich inclusief zijn moeder:
"Lieve vrienden", zo begon hij
"luister naar wat ik te zeggen heb. U moet bedenken, dat alles wat u in deze wereld ziet eigenlijk volkomen waardeloos is: 'allemaal ijdelheid', zoals de profeet Salomo al zegt.

In feite citeert hij hier de beginverzen uit het Prediker dat blijkbaar indertijd evenals het boek Wijsheid aan koning Salomo werd toegeschreven.

Gelukkig hij, die zich hier op aarde zo gedraagt, dat hij beloond wordt met de aanschouwing van Gods glorie in de hemel."
Na deze woorden vroeg hij zich af of hij nog verder zou gaan of dat hij het bij deze woorden zou laten. Hij liet even een stilte vallen, maar de monniken smeekten hem te vertellen wat hij had gezien.
Hij vervolgde:
"Toen vier dagen geleden mijn cel schudde op zijn grondvesten, en jullie mij hier dood zagen liggen, werd ik door twee engelen opgenomen en naar de hoogste toppen van de hemel gevoerd, zodat het tenslotte leek alsof ik niet alleen deze voze aarde ver beneden mij had gelaten, maar ook de zon, de maan, de sterren en de wolken. Ik werd door een poort geleid, die mooier schitterde dan onze zon. Ik ging een gebouw binnen, waarvan de vloer glansde van goud en zilver. Het licht kan ik onmogelijk voor jullie beschrijven en de ruimte was onvoorstelbaar. Het stond er vol mensen, maar dat waren geen mannen en ook geen vrouwen. De menigte strekte zich zover in alle richtingen uit, dat ik het eind er niet van kon zien. De engelen maakten dwars tussen de mensen door die vóór mij stonden een weg vrij en zo kwamen we aan een plek die van het begin af aan onze aandacht gevangen had gehouden, zelfs al was ze nog ver weg geweest. Er hing een wolk boven, die lichtender was dan het felste schijnsel, en toch was er geen zon te zien, geen maan en ook geen sterren. Sterker nog, die wolk straalde feller dan een van onze hemellichamen: ze was in één woord schitterend. Er kwam een stem uit de wolk als de stem van vele wateren. Hoewel ik een arme zondaar ben, werd ik met grote eerbied begroet door een aantal wezens, van wie een gedeelte gekleed was in priesterlijke gewaden en een ander gedeelte in gewone kleren. Mijn gids legde mij uit, dat dit de martelaren waren en al de andere heiligen, die wij hier op aarde vereren en tot wie wij met zoveel godsvrucht onze gebeden richten. Toen ik op de plek was aangekomen, die voor mij bestemd was, werd er een heerlijk geurig reukwerk over mij uit gesprenkeld, dat alleen al door zijn aroma zo voedzaam was, dat ik tot op de dag van vandaag geen zin in eten of drinken heb. Toen hoorde ik de stem zeggen: 'Stuur deze man terug naar de wereld, want onze kerken hebben hem nog hard nodig.' Ik hoorde wel de stem, maar kon niet zien wie daar sprak. Ik wierp mij plat op de grond en smeekte: 'Heb medelijden, Heer, heb medelijden. Waarom hebt U mij dit allemaal laten zien, als U het mij toch weer afpakt? U verwijdert mij vandaag van voor uw aanschijn en stuurt me terug naar een onbetekenend bestaan in de wereld, terwijl ik uit mezelf niet in staat ben hier ooit bij U in de hoge terug te keren. Ik bid U, Heer, neem uw genade niet van me af. Laat me hier blijven, want als ik terugval naar het aardse bestaan, zal ik zeker verloren gaan.' Maar de stem zei tegen me: 'Ga in vrede. Ik zal op je letten totdat ik je weer terugbreng hier naar deze plaats.' Mijn gidsen lieten mij gaan en onder tranen ging ik weer terug door de poort waardoor ik zojuist naar binnen was gekomen."

Bij het horen hiervan waren alle omstanders verbijsterd. De heilige man Gods huilde. Toen zei hij:
"Wee mij, dat ik zulk een geheim zomaar heb geopenbaard. Het geurige aroma dat ik op die heilige plaats heb ingeademd en waardoor ik drie dagen lang geen ander voedsel nodig had, heeft mij alweer verlaten. Mijn tong is bedekt met zweren en zo opgezwollen, dat het lijkt alsof hij mijn hele mond vult. Daarmee is het wel duidelijk, dat God niet graag ziet, dat deze geheimen geopenbaard worden. Maar U weet, Heer, dat ik het deed vanuit de eenvoud van mijn hart en niet uit ijdelheid. Ik smeek U, heb medelijden met mij en vergeet mij niet, zoals U beloofd hebt."

Na deze woorden, zweeg Salvius. Toen nam hij wat eten en drinken tot zich.[-]
Vele jaren later zag deze heilige Salvius zich genoodzaakt zijn cel te verlaten, omdat hij tot bisschop was gekozen; tegen zijn wil werd hij gewijd.'

Tien jaar na zijn bisschopsbenoeming brak de pest uit in Albi. Het grootste gedeelte van de bevolking kwam om. Slechts een kleine aantal inwoners bleef in leven. Salvius betoonde zich een goede herder. Hij weigerde het vege lijf te redden en de stad te verlaten. Intussen riep hij de overlevenden op zo te leven dat ze op elk moment klaar waren om voor God te verschijnen. Hij stierf ten gevolge van een besmetting, die hij had opgelopen bij het verplegen van pestlijders.

Gregorius noemt hem een man van uitzonderlijke heiligheid.


Bronnen
[000»jrb; 102; 143»Salvy; 263; 500; Dries van den Akker s.j./2007.09.05]

© A. van den Akker s.j.

VoorwoordHoe wordt men heilige?
© AuteursrechtWoordenboek
LeeswijzerGastenboek
Bronnen