×
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.
Sluit het venster om te blijven.
Info afb. |
Filemon Apostel (ook van Kolosse), Klein-Azië (= nagenoeg het huidige Turkije); apostel & martelaar met zijn vrouw Appia (ook Apfia) en Archippus; † ca 70.
Feest 04 januari (oosterse kerken: synaxis apostelen) & 19 februari (oosterse kerken) & 22 november.
Hij zou behoord hebben tot de (tweeën)zeventig, die de Heer destijds op zijn tocht naar Jeruzalem voor zich uit had gestuurd (Lukas 10,01) om zijn komst voor te bereiden. Later moet hij zich dan bij Paulus hebben aangesloten.
Zijn naam is verbonden aan de brief die Paulus aan hem richtte en die in het Nieuwe Testament is opgenomen als dertiende van de veertien brieven van Paulus. Onesimus was een slaaf van Filemon, een rijke burger uit de stad Kolosse in Frygië (= het huidige West-Anatolië, Turkije). Hij maakte zich te schande bij zijn meester, waarschijnlijk doordat hij gestolen had, en nam zijn toevlucht tot Paulus. Ongetwijfeld kende hij Paulus van diens verblijf bij Filemon. Deze was op de prediking van Paulus een volgeling van Jezus geworden en had zijn huis opengesteld voor de samenkomsten van de christenen in Kolosse. Omdat uit Paulus' brief blijkt, dat hij op dat moment zelf in de gevangenis zat, is men er altijd van uitgegaan, dat hij vanuit Rome geschreven moest zijn. In dat geval stamt de brief uit de late jaren vijftig, begin jaren zestig. Maar tegenwoordig betwijfelt men of een weggelopen slaaf uit Kolosse wel over de middelen kon beschikken, zelfs al zou hij gestolen hebben, om helemaal naar Rome uit te wijken. Waarschijnlijk zat Paulus gevangen te Efese. Dan zou het hele verhaal zich afspelen in de vroege jaren 50.
Onder invloed van Paulus komt Onesimus tot Christus en laat zich dopen. Paulus gebruikt daar een beeld voor: hij zegt hem in Christus verwekt te hebben. Dan stuurt de Apostel hem terug naar zijn meester met een aanbevelingsbrief, waarin hij hem smeekt zijn voormalige slaaf in genade aan te nemen:
"Mijn verzoek geldt het kind dat ik hier in de gevangenis heb verwekt, Onesimus, die jou in het verleden bepaald weinig voordeel heeft opgeleverd, maar die nu van bijzonder groot nut kan zijn, voor jou en voor mij. Ik stuur hem naar je terug en met hem heel mijn liefde. Gaarne had ik hem hier gehouden als je plaatsvervanger, om voor mij te zorgen nu ik omwille van het evangelie gevangen zit. Maar ik wil niets doen zonder jouw instemming, ik wil niets afdwingen, je goedheid moet zich spontaan kunnen uiten. Misschien was dat wel de reden dat hij een tijdje bij je weg is geweest: dat je hem weer voorgoed zou terugkrijgen, niet meer als slaaf, maar als een geliefde broeder. Want dat is hij nu voor mij, hoeveel temeer zal hij het dan zijn voor jou, als mens en als christen. Als je je dus met mij verbonden voelt, ontvang hem dan, zoals je mij zou doen. En mocht hij je schade hebben berokkend, of nog iets schuldig zijn, zet het maar op mijn rekening. Hier heb je mijn handtekening: Paulus. Ik zal betalen... Of zullen we toch maar liever zeggen, dat je het op je eigen rekening zet? Je bent immers eigenlijk alles aan mij verschuldigd! Kom broeder, laat me een beetje van je mogen profiteren, terwille van de Heer. Stel omwille van Christus mijn hart gerust. Ik schrijf met alle vertrouwen op je bereidwillige medewerking. Ik ben er zeker van dat je nog meer zult doen dan ik van je vraag."
Uit het vervolg blijkt dat Filemon inderdaad meer heeft gedaan dan Paulus vroeg: hij ontving zijn vroegere slaaf als een broeder en hergaf hem zijn vrijheid.
Paulus' brief begint als volgt: 'Paulus, gevangene van Christus Jezus, en Timoteus, onze broeder, aan onze beminde medewerker Filemon, Appia, onze zuster, Archippus, onze wapenbroeder, en de gemeente die bij u aan huis samenkomt.' Op basis van deze tekst gaat de traditie ervan uit dat Archippus toezichthouder (= episkopus = bisschop) is geworden van de gemeente in Kolosse, die in het huis van Filemon en zijn vrouw Appia bijeen kwam. Filemon zelf zou rondtrekkend bisschop zonder zetel geweest zijn, terwijl Appia thuis bleef om de gemeente met vasten en gebed te ondersteunen.
Naar verluidt zouden de drie tenslotte de marteldood gestorven zijn. Zoals gewoonlijk was de gemeente bijeengekomen op het feest van de godin Artemis, dat elk jaar door de heidense wereld werd gevierd. Plotseling vielen de heidenen binnen en namen alle aanwezige christenen gevangen. Omdat Archippus, Filemon en Appia de leiding hadden, werden zij gegeseld, tot hun middel in de grond begraven en vervolgens gestenigd. Filemon en Appia stierven aan hun verwondingen, maar Archippus leefde nog. Hij werd door zijn folteraars weer uit de grond gehaald en aan kinderen gegeven zodat die er hun wrede spelletjes mee konden spelen. Zij haalden messen tevoorschijn waarmee zij hem over het hele lijf toetakelden tot ook hij aan zijn verwondingen bezweek.
Archippus wordt in de westerse kerk apart herdacht op 20 maart.
© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen