× 
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

           
welkom menu contactzoeken
HeiligenkalenderHeiligen op naamPatroonheiligenHedendaagse namenMeer...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van de hagiografieën, overleed 30 oktober 2022
† ca 720  Odilia van Hohenburg

Info afb.

Odilia (ook Adilia, Othilia, Ottilia of Ottilie) van Hohenburg (ook van Mont-Ste-Odile, van Niedermünster, van Odilienberg of van Ste-Odile), Elzas, Frankrijk; abdis; † ca 720.

Feest 13 december.

Zij werd rond 660 geboren als dochter van hertog Etticho I (ook Adalrich, Adelrik, Athic, Attich, Chatarik, Eticho of Étichon), woonachtig in de Elzas. Volgens de legende was haar vader in het geheel niet blij met zijn dochter. Hij had liever een zoon gehad en bovendien was zij blind. Hij verstootte haar dus.

In de levensbeschrijving van Germanus van Granfelden († 675; feest 21 februari) komen we deze zelfde hertog Atticho tegen. Daar wordt hij ons voorgehouden als een vreeswekkend man.

- Uit de levensbeschrijving van Germanus van Granfelden -

Atticho had zich door zijn boosaardig karakter veel vijanden gemaakt. Dat bleek onder meer uit het feit, dat hij van zijn onderdanen steeds meer opbrengst van het land begon te eisen. Daar vielen ook de kerkelijke bezittingen op zijn grondgebied onder. Toen de bewoners begonnen te protesteren tegen zijn onderdrukkende maatregelen, verweet hij hen dat ze ook al tijdens zijn voorgangers zo opstandig geweest waren. En als ze niet wilden horen, moesten ze maar voelen. Hij huurde oorlogzuchtige Alamannen in om zijn terreur kracht bij te zetten. Dit alles liep uit op een gewapend treffen. Hij dreef de inlanders samen in een bergkom waaruit geen ontsnappen mogelijk was en maakte zich klaar voor de beslissende slag.

Intussen was dit alles abt Germanus ter ore gekomen. Tezamen met zijn prior Randoald ging hij erop uit om Atticho tegen te houden. Hij hulde zich in officieel priesterlijk gewaad, en gebruikte een stok om niet van de smalle, zich hoog langs de bergen slingerende, stenige paadjes naar beneden te glijden. Randoald droeg een prachtige reliekschrijn met de stoffelijke resten van de kloosterpatroonheiligen. Zo hoopten zij indruk te kunnen maken en de vechtersbazen tot inkeer te brengen. Zij volgden het moeilijk begaanbare pad langs de Birse. Maar toen ze eenmaal op het slagveld aankwamen, waren de ingehuurde Alamannen helemaal niet onder de indruk. Ze maakten de beide geestelijken belachelijk, molesteerden ze en gooiden ze op de grond. Nogal toegetakeld verschenen ze uiteindelijk voor Atticho, die hen ontving in de St-Mauritiusbasiliek van Courtételle. Germanus bleek niet in het minst uit het veld geslagen door de vernederingen van daarnet. Met priemende wijsvinger en strenge stem sprak hij de hertog toe: 'Weet u wat u bent? Een vijand van God en van de waarheid! Dat durft onschuldige christenmensen aan te vallen. En dat u het door mij gebouwde klooster naar de bliksem helpt, schijnt u ook al niets te doen!' De hertog deed net alsof hij in zichzelf keerde en tot betere gedachten kwam. Hij beloofde de aangerichte schade te herstellen en stak zelfs zijn hand uit om zijn belofte te bezegelen. Maar de abt wist wel wat voor vlees hij in de kuip had; hij negeerde de hand, waar zoveel bloed aan kleefde. Daarop verliet Atticho het kerkgebouw en koelde zijn woede op de arme woninkjes van de mensen in het dal: hij liet ze allemaal platbranden. Op de drempel van de kerk zag Germanus toe met tranen in de ogen. Hij strekte zijn armen ten hemel en bad: 'Heer, zie toch wat die barbaren aanrichten. Kom ons te hulp!' Daarop maakte hij aanstalten om met Randoald terug te keren naar zijn klooster. Maar een horde soldaten kwam hem achterop. Vriendelijk probeerde hij hun toe te spreken: 'Kindertjes, maak je toch niet schuldig aan zo'n grote zonde jegens het christenvolk.' Maar de onverlaten wierpen zich op de beide geestelijken en kleedden hen tot op het blote lijf uit. In de chaos riep Germanus Rodoald toe: 'Blijf kalm, broeder, we ontvangen het loon voor onze goede werken.' Terwijl hij een gebed uitsprak werd hij met een lans doorstoken. Randoald ook.

Naar het schijnt is die hertog Atticho niemand anders dan de vader van de heilige Odilia van Hohenburg!

Odilia's moeder zond haar naar het klooster Baume des Dames bij Besançon. Hier ontving ze uit handen van bisschop Erhard van Regensburg († ca 700; feest 8 januari) het doopsel. Op hetzelfde moment kon ze weer zien, aldus haar levensbeschrijving. Samen met haar vader stichtte zij rond 690 klooster Hohenburg ('Sainte-Odile') in de Elzas, en omstreeks 707 ook nog Niedermünster aan de voet van de berg. Het werd juist hier gebouwd om pelgrims de moeizame tocht naar boven te besparen. Zij stelde haar nicht Sint Gundelindis (of Gwendolina) aan als abdis († ca 750; feest 28 maart). Zij werd begraven in Odilienberg (= latere benaming voor Hohenburg) en opgevolgd door Sint Eugenia († ca 735; feest 16 september).

De legendarische versie van haar levensverhaal was in de middeleeuwen bijzonder populair.

Legende
Voor haar vader, die Etticho wordt genoemd, is de geboorte van Odilia een teleurstelling. Hij had op een jongen gehoopt; bovendien blijkt zijn ongewenste dochter tot overmaat van ramp blind ter wereld te zijn gekomen. Hij is woedend, en verstoot het kind. Hij wil het zelfs doden. Haar moeder, Beresinda (ook Bereswinda), weet het echter in veiligheid te brengen; zij geeft het aan een min, en deze brengt het naar een klooster in Bourgondië. Daar ontvangt zij als jong meisje het doopsel van een rondreizend bisschop, Erhard, welke zich later in Regensburg zal vestigen. Op het moment van haar doopsel wordt zij van haar blindheid genezen.

Toch wordt uiteindelijk de verzoening tot stand gebracht. Haar vader is zielsgelukkig dat hij haar gezond en wel terugheeft, en begint meteen een geschikte huwelijkspartner voor haar te zoeken. Hij heeft zijn zinnen gezet op een Duitse graaf, en deze ziet er wel wat in. Maar Odilia heeft tijdens haar verblijf in het klooster God beloofd dat ze maagd wil blijven om zich geheel aan Hem toe te wijden. Ze ziet zich dus genoodzaakt voor de tweede keer van huis weg te vluchten; ze verkleedt zich als bedelares en weet zich verborgen te houden. Intussen probeert haar broer Hugo een goed woordje voor haar te doen bij haar vader, maar de jongen wordt slechts met stokslagen beloond voor zijn moeite. Als de kust veilig is, en de huwelijkspretendent onverrichter zake naar zijn Duitse graafschap is teruggekeerd, onderneemt Odilia zelf een verzoeningspoging bij haar vader. Hij treft haar aan met een schaal havermeel en vraagt verbaasd wat ze daarmee moet. Ze legt hem uit dat ze daarvan havermoutpap gaat maken voor een straatarme man die ziek is geworden. Door de gebeden die Odilia intussen onafgebroken naar de hemel heeft gezonden voor haar vaders bekering en door dit mooie voorbeeld, blijkt haar vader zo onder de indruk dat hij instemt met haar plannen. Hij schenkt haar één van zijn kastelen in de Elzas, slot Hohenburg. Daar richt zij een kloostertje in. Al gauw krijgt zij navolgsters en binnen de kortste keren staat zij aan het hoofd van wel 130 kloosterlinges.

Intussen hebben de zusters een gasthuis voor zieken aan hun klooster gebouwd en met name een opvangcentrum voor melaatsen. Zelf als blind kind ter wereld gekomen, heeft zij met name veel zorg voor mensen met dezelfde kwalen.

Als haar vader sterft, beseft Odilia dat hij zijn zonden moet uitboeten in de vlammen van het vagevuur. Vol mededogen en erbarmen bidt zij onophoudelijk voor hem tot God om genade en vergeving: deze stuurt inderdaad zijn engel naar het vagevuur om de ziel van Eticho eruit te verlossen.
Tenslotte voelt ook zij hoe haar krachten afnemen. Volgens sommigen zou zij gevraagd hebben de dood te mogen afwachten languit liggend op een berenvel op de grond. Zij zou daarbij haar zusters vooral op het hart gedrukt hebben de zorg voor de armen nooit te vergeten.

Zo moeten de zusters haar achterlaten op het moment dat de klok luidt voor het koorgebed. Het is Odilia zelf die ze allemaal naar hun plicht stuurt. Als ze terugkomen blijkt hun geliefde abdis te zijn overleden: zonder de laatste sacramenten. De zusters zijn daar volkomen van in de war. Om hen gerust te stellen keert ze voor enkele ogenblikken naar het leven terug, laat een priester komen van wie zij de communie ontvangt. Nu sterft zij dan voorgoed. Later zal men beseffen met een groot heilige te doen gehad te hebben. Op zoek naar relikwieën, gaat men zelfs zover haar min op te graven. Tot verbazing van de omstanders blijken de borsten die de kleine Odilia destijds gevoed hebben, nog volkomen gaaf, terwijl de rest van het lichaam van de vrouw volkomen vergaan is.

Verering & Cultuur
Door haar miraculeuze levensverhaal verspreidde zich haar verering over heel de Elzas en ver daarbuiten. Haar graf werd een drukbezocht pelgrimsoord. Reeds in de negende eeuw trokken er pelgrims naartoe om van oogkwalen verlost te worden. Daarnaast waren het vooral bronnen en bergen die speciaal aan haar werden toegewijd.
Zij is patrones van de Elzas (sinds 1946).
De Nederlandse plaats Sweikhuizen (Limburg) heeft een kerk die is toegewijd aan Sint Dionysius en Odilia. Haar voorspraak wordt ingeroepen tegen oog- en oorkwalen en tegen allerhande ziekten in het hoofd. Het water van een bij de Sint-Odilienberg gelegen bron in de Elzas had volgens de traditie een geneeskrachtige werking. Ook Sweikhuizen heeft een blindenbedevaart ter ere van Odilia.

Ze wordt afgebeeld als abdis (wit habijt; staf), met een boek in de hand waarop twee ogen rusten; ze draagt vaak een kroon; ze heeft een kelk bij zich (herinnering aan het feit, dat zij op het moment van haar afsterven, haar medezusters naar de kerk stuuurde?) en een haan (symbool van waakzaamheid; wellicht ook een verwijzing naar het wonder dat zij nog één keer uit de dood opstond om haar medezusters gerust te stellen: zij waakte over hen zelfs tot in de dood!).


Bronnen
[000»jrb; 122; 163p:137; 191p:244.247; 193p:175; 233p:569; 237; 258p:118; 267; 285p:21; 333p:129.131; 500; Dries van den Akker s.j./2007.08.29]

© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen

VoorwoordHoe wordt men heilig?
© AuteursrechtWoordenboek
LeeswijzerGastenboek
Bronnen