×
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.
Sluit het venster om te blijven.
Info afb. |
Isaak Aartsvader; † ca 1700 vóór Christus.
Feest 25 maart & 21 augustus (oosterse kerk) & 17 & 20 (vooral in Frankrijk: met Abraham & Jakob) december.
Hij was de enige echte zoon van Abraham en Sara († ca 1750 vóór Chr.; feest 9 oktober). Tot op hun oude dag waren de twee echtelieden kinderloos gebleven. In die tijd was dat uitermate pijnlijk. Kinderen waren niet alleen een grote vreugde en een soort verzekering voor de oude dag, maar ze symboliseerden ook toekomst. Wie geen kinderen had, had geen toekomst. De mensen die de bijbel schreven, waren er dan ook van overtuigd, dat een kind uiteindelijk een godsgeschenk is. Dat wordt duidelijk gemaakt in het geboorteverhaal van Isaak:
"Eens verscheen de Heer aan Abraham bij de eik van Mamre, toen Abraham op het heetst van de dag bij de ingang van zijn tent zat. Hij sloeg zijn ogen op en zag plotseling drie mannen voor zich staan. Meteen liep hij van de ingang van zijn tent naar hen toe. Hij boog diep en zei:
'Wees zo welwillend heer, uw dienaar niet voorbij te gaan. Ik zal water laten halen; was uw voeten en rust hier onder de boom. Nu u bij uw dienaar bent, zal ik brood voor u halen om u te sterken voor uw verdere reis.'
Zij zeiden: 'Heel graag.'
Abraham ging haastig de tent in naar Sara en zei:
'Neem gauw drie schepel fijn meel, kneed het en bak er koeken van.'
Daarna liep Abraham naar de kudde, zocht een lekker mals kalf uit en gaf het aan zijn knecht om het snel klaar te maken. Toen bracht hij hun wrongel en melk, en het kalf dat hij had laten toebereiden, en zette hun dat alles voor; terwijl zij aten bleef hij bij hen staan, onder de boom. Toen vroegen zij hem:
'Waar is Sara, uw vrouw?'
Hij antwoordde:
'Daar in de tent.'
Toen zei Hij:
'Over een jaar kom ik terug; dan zal Sara, uw vrouw, een zoon hebben.'
Sara stond te luisteren bij de ingang van de tent, achter hem. Nu waren Sara en Abraham oud en bejaard, en Sara ging het niet meer naar de wijze van de vrouwen. Daarom moest Sara bij zichzelf lachen, want zij dacht:
'Zal ik dan nog liefde genieten, nu ik verwelkt ben en ook mijn heer al oud is?'
Maar de Heer zei tot Abraham:
'Waarom lacht Sara en vraagt zij zich af: "Zou ik op mijn leeftijd werkelijk nog een kind krijgen?" Is er voor de heer dan iets onmogelijk? Over een jaar precies op deze tijd kom Ik bij u terug, en dan zal Sara een zoon hebben.'
Toen zei Sara:
'Ik heb niet gelachen',
want zij was bang geworden.
Maar Hij zei:
'Jawel, gij hebt gelachen!'"
[Genesis 18,01-15]
"De Heer begunstigde Sara, zoals Hij gezegd had, en vervulde de belofte die Hij haar gedaan had. Sara werd zwanger en schonk Abraham op zijn oude dag een zoon, op het tijdstip dat God genoemd had. Abraham gaf aan de zoon die hem geboren werd en die hem door Sara werd geschonken de naam Isaak. Volgens Gods bevel besneed Abraham zijn zoon Isaak, toen deze acht dagen oud was. Abraham was honderd jaar, toen zijn zoon Isaak geboren werd. Sara zei: 'God heeft gemaakt dat ik lachen kon, en ieder die het hoort zal meelachen.'
En ze voegde eraan toe: 'Wie zou Abraham hebben durven voorspellen, dat Sara nog kinderen zou voeden? En nu heb ik hem op zijn oude dag een zoon geschonken."
[Genesis 21,01-07]
Beroemd is ook het verhaal waarin verteld wordt dat Abraham de opdracht krijgt zijn zoon Isaak aan God op te offeren:
"Hierna gebeurde het dat God Abraham op de proef stelde. Hij zei tot hem:
'Abraham.'
En hij antwoordde: 'Hier ben ik.'
Hij zei:
'Ga met Isaak, uw zoon, uw enige, die gij liefhebt, naar het land van de Moria, en draag hem daar op de berg die Ik u zal aanwijzen als brandoffer op.'
De volgende morgen zadelde Abraham zijn ezel, nam twee knechten en zijn zoon Isaak met zich mee, en kloofde hout voor het brandoffer. Daarna begaf hij zich op weg naar de plaats die God hem aangewezen had. Op de derde dag zag Abraham de plaats liggen. Toen zei Abraham tot zijn knechten:
'Jullie blijven hier met de ezel; ik ga met de jongen daarginds heen. Nadat wij ons in aanbidding neergebogen hebben, komen wij weer terug.'
Daarop gaf Abraham zijn zoon Isaak het hout voor het brandoffer te dragen; zelf droeg hij het vuur en het offermes. Zij gingen samen op weg.
Toen zei Isaak tot zijn vader Abraham: 'Vader.'
Hij antwoordde: 'Hier ben ik, mijn zoon.'
Isaak zei: 'Wij hebben wel vuur en hout, maar waar is het offerdier?'
Abraham antwoordde:
'God zelf zal wel voor het offerdier zorgen, mijn zoon.'
En samen gingen zijn verder.
Toen zij de plaats bereikt hadden, die God hem aangewezen had, bouwde Abraham daar een altaar, stapelde er het hout op, bond zijn zoon Isaak vast en legde hem op het altaar, boven op het hout.
Toen Abraham echter zijn hand uitstak naar het mes om daarmee zijn zoon de keel af te snijden, riep de engel van de Heer hem vanuit de hemel toe:
'Abraham! Abraham!'
En hij antwoordde: 'Hier ben ik.'
Hij zei:
'Raak de jongen met geen vinger aan en doe hem niets. Ik weet nu dat gij God vreest, want gij hebt Mij uw zoon, uw enige, niet willen onthouden.'
Abraham keek om zich heen en bemerkte een ram die met zijn horens in het struikgewas vastzat. Hij greep de ram en droeg die als brandoffer op, in plaats van zijn zoon. Abraham noemde die plaats 'De Heer zal erin voorzien'; vandaar dat men nu nog zegt: 'Op de berg van de Heer zal erin voorzien worden'.
Toen riep de engel van de Heer voor de tweede maal vanuit de hemel tot Abraham en zei:
'Bij mijzelf heb Ik gezworen - spreekt de Heer - omdat gij dit gedaan hebt, en Mij uw zoon, uw enige, niet hebt onthouden, daarom zal Ik u overvloedig zegenen en uw nakomelingen even talrijk maken als de sterren aan de hemel en de zandkorrels op het strand van de zee. Uw nakomelingen zullen de poort van hun vijand bezitten. Door uw nakomelingen komt zegen over alle volken van de aarde, omdat gij naar mijn stem hebt geluisterd.'
Daarop keerde Abraham naar zijn knechten terug: samen trokken zijn naar Berseba. En Abraham bleef in Berseba wonen."
De kern van het verhaal is waarschijnlijk, dat Abraham bij deze gelegenheid ontdekt, dat zijn God zich anders gedraagt dan de andere goden uit de toenmalige wereld. Zijn God wil geen mensenoffers. Deze God wil dat zijn mensen in hun leven zijn evenbeeld zijn. Dat kunnen ze tonen door zich te houden aan zijn voorschriften: gerechtigheid, barmhartigheid en naastenliefde.
[Genesis 22,01-19]
Sinds de kerkvader Origenes († ca 254) hebben de christenen in Isaak een voorafbeelding gezien van de latere Jezus. Moest Isaak immers niet net als Jezus later in gehoorzaamheid aan zijn vader zelf het hout de berg opdragen waarop Hij geofferd zou worden? Het verschil is dat Isaak het er levend afbracht, Jezus menselijkerwijs gesproken niet. Hij zou door zichzelf op te offeren het ware leven binnengaan…
Als volwassen man zal Isaak huwen met een meisje uit zijn eigen familie. Abrahams knecht gaat haar zoeken in de streek waar zijn meester zelf oorspronkelijk vandaan kwam. Alsof het verhaal wil zeggen, dat Isaak een vrouw dient te hebben die dezelfde weg is gegaan als zijn vader Abraham. Zo vindt hij de dochter van Laban, Abrahams broer; het meisje heet Rebekka. Zij moet haar familie verlaten en het onbekende tegemoet gaan. Zij moet de houding van een gelovige bezitten. Het verhaal eindigt met de ontroerende opmerking, dat Isaak in haar een troost voor het verlies van zijn moeder.
[Genesis 24]
Isaak en Rebekka kregen twee zoons: Esau en Jakob, een tweeling. Later zal de jongste, Jakob, op aanraden van zijn moeder zijn intussen blind geworden vader Isaak bedriegen en hem ten koste van de oudste Esau het eerstgeboorterecht ontfutselen met de daarbijbehorende zegen. Om aan de wraak van zijn broer te ontkomen nam Jakob de vlucht naar zijn oom Laban. Daar verbleef hij vele jaren en keerde tenslotte als een welvarend man terug, verzoende zich met Esau, en ging wonen te Betel. Nog weer later begaf hij zich naar de eik van Mamre, waar zijn opa Abraham nog had gewoond, en waar zijn oude vader Isaak nog steeds verblijf hield. Daar stierf Isaak op honderdtachtigjarige leeftijd, dertig jaar na de terugkeer van Jakob, en werd begraven bij het stoffelijk overschot van zijn vader in de grot van Hebron (El Chalil).
[Genesis 27-35]
Verering & Cultuur
In de westerse kerk wordt zijn feestdag geplaatst een week voor Kerstmis. Ook de oosterse kerk kennen een dergelijk gebruik. De zondag die voorafgaat aan kerstmis worden alle voorvaderen in het geloof uit het Oude Testament herdacht. Immers, de grote gelovigen uit het Oude Testament hebben uitgezien naar de komst van de Messias... Vanuit diezelfde gedachtegang vindt men hen ook wel op 25 maart, de dag waarop gevierd wordt dat de engel aan Maria de komst van de Messias aankondigde. Bovendien wordt Isaak beschouwd als een voorafbeelding van Christus: beiden moesten immers op last van hun vader zelf het hout de berg opdragen: beiden offerden zich op aan God.
© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen