×
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.
Sluit het venster om te blijven.
Info afb. |
Adam & Eva, op de plaats waar later Golgotha bij Jeruzalem zou liggen, Kanaän (volgens de legende); stamouders van alle volkeren; † 3760 vóór Christus (volgens Joodse opvatting).
Feest 24 december.
Op de vooravond van het geboortefeest van onze Heer Jezus Christus gedenkt de R.K. geloofsgemeeschap de stamvader en -moeder van het mensengeslacht, Adam en Eva.
Volgens de bijbel heeft God in het begin de wereld geschapen en al wat er op is. Als hoogtepunt en sluitstuk schiep Hij de mens. Naar zijn beeld schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen.
De man kreeg de naam Adam; de vrouw Eva. Of zij nu echt bestaan hebben of symbolisch bedoeld zijn voor alle mensen, in hun lotgevallen weerspiegelt zich in ieder geval het levensgeheim van alle mensen.
De mensen zijn eigenlijk, in principe - de bijbel zegt 'in den beginne' - goed en gaaf. Dat is het allereerste wat er over de mensen wordt verteld. Maar mensen maken fouten; willen proeven van goed en van kwaad. En vanaf dat moment zullen ze merken, dat ze nooit meer de oude zijn; het goed én kwaad zit met ze verweven; onlosmakelijk. In het verhaal van Adam en Eva wordt dat tot uitdrukking gebracht door te vertellen hoe ze op aanstichten van de slang plukken en eten van de vrucht van de Boom van de kennis van goed en kwaad.
De oorspronkelijke harmonie met God, met elkaar en met de aarde is verstoord en gebroken. Het paradijs is een verloren paradijs geworden. De schrijver van het verhaal schuift alle nare dingen in het leven onder de gevolgen van die zondeval: zo verklaart hij waarom de aarde en heel de natuur vaak weerbarstig is, en zich tegen de mensen keert; waarom de man moeet werken in het zweet van zijn aangezicht; waarom de vrouw kinderen baart onder hevige pijn; en hoe beiden hun onschuld verloren hebben, gesymboliseerd in het bedekken van hun schaamte; en ook, waarom zij doodgaan en terugkeren tot het stof van de aarde.
Dit is in feite de situatie van ons mensen tot op de dag van vandaag, zo suggereert de schrijver. Maar hij laat het niet bij deze sombere constatering. Hij biedt ook hoop aan, uitzicht op redding. Op het eind van zijn verhaal wordt door God aan de vrouw beloofd, dat haar nageslacht ooit de kop van de slang zal verpletteren.
Christenen hebben deze belofte vervuld gezien in de persoon van Jezus. Zij beschouwen het hele Oude Testament als een hoopvol uitzien naar de verlosser. Het oude testament is in feite één lange weg van wachten op degene die als een licht komen moet in de duisternis van het mensenbestaan.
Dat is Jezus. Hij is degene op wie al die mensen in het Oude Testament eigenlijk hebben zitten wachten, aldus de christenen. Jezus is de mensen - in principe - komen verlossen. Jezus heeft de sluier van duisternis die door toedoen van Adam en Eva over het mensengeslacht was gelegd, gescheurd en van de mensen weggenomen en ze volop in het licht van God geplaatst.
Nu de christenheid met Kerstmis Jezus' komst in de wereld viert als een licht in de nacht, heeft zij aan de vooravond van Kerstmis de gedachtenis geplaatst van Adam en Eva: zij zijn daar het symbool van het wachten op verlossing; en tegelijk zijn zij symbool van alle mensen over wie Christus zijn licht heeft laten stralen.
In navolging van Paulus die meermalen spreekt over het verband tussen Adam en Christus, die hij de tweede Adam noemt, heeft de gelovige volksverbeelding in legendes verteld, dat Adam werd begraven op de plaats waar Jezus later was gekruisigd: Golgotha.
Op oosterse Paasafbeeldingen is te zien hoe Jezus uit het dodenrijk tevoorschijn treedt, met de staf van de overwinning vaak bij zich; de poorten van de onderwereld liggen uit hun hengsels gelicht onder zijn voeten; soms met de sleutels ernaast. Met één hand trekt Hij al degenen die zaten in het Rijk van de Duisternis achter zich aan: voorop de eerste van hen allen: Adam, dikwijls met grijze haren afgebeeld. Meteen achter hem: Eva. En in hun gevolg alle andere gelovigen van het Oude Testament...
Mag ik er even tussenkomen? Ik hoor dat jullie bezig zijn over het thema: moe van de voorbereidingen op kerst. En mag ik dan zeggen dat ik dat een onbegrijpelijk, om niet te zeggen idioot thema vind? Ja, als het gaat over de kalkoen die je moet klaarmaken, of over de vraag of je op eerste of tweede kerstdag naar opa en oma moet, of in welke kleur je dit jaar de versiering in de kerstboom wilt houden… Als dat voor jou kerstfeest is!? Nou, laat ik je dan zeggen dat mijn man en ik uitkijken naar een heel ander kerstfeest. Of is er in jouw leven nooit iets voorgoed kapot gegaan…?
Neem me niet kwalijk dat ik me niet heb voorgesteld. U kent ons goed, mijn man en mij. Daarom is het misschien leuker dat u er gaandeweg achter komt wie wij zijn. Trouwens, als ik onze naam noem, ga je misschien zeggen dat wij nooit bestaan hebben. Nooit bestaan!? Maar ons verhaal is hoogstwaarschijnlijk ook jouw verhaal. Tenzij er in jouw leven inderdaad nooit iets voorgoed kapot is gegaan? Of erger, heb jijzelf nooit iets moois kapot gemaakt? Een dierbaar ding, een vriendschap, de relatie met je partner, met je ouders, met één van je kinderen…?
Je kent dat wel: je weet niet hoeveel moois en kostbaars je gegeven is tot het moment dat je vindt dat je ook wel eens aan jezelf toe mag komen; of dat je wel weer eens wat anders wilt. Je voelt in je hart: het is eigenlijk niet goed. Maar is het ook niet spannend eens te proeven van iets anders? Ik heb het niet alleen over vreemdgaan en seks. Welnee, het kan je op alle terreinen van het leven overkomen: toch eens zien hoe dat andere voelt… Er is een soort gluiperig gevoel dat je zegt dat je best eens over de schreef mag gaan; dat je niet altijd de braafste van de klas hoeft te wezen.
Achteraf weet je: het was fout. Stom. En heb jij dan niet de ervaring dat er sindsdien een barst loopt door je ziel? Een pijn die blijft schroeien en schrijnen? Het wordt nooit meer zoals het voordien was. Verloren paradijs. Spijt. Je hebt de dood in. Je onschuld vermoord. En dat alleen maar, omdat je ook wel eens wat anders wou waarvan je wist dat het eigenlijk niet goed was.
Weet je, wij hebben het mee moeten maken dat onze oudste zoon zijn jongere broer heeft vermoord. Onze jongste, de liefste van allemaal: alle verwachtingen die wij van hem hadden. Weg. Kapot. Dood. Maar niet alleen in hem is de onschuld vermoord; ook in onze oudste zoon. Die heeft sindsdien nooit meer rust gevonden.
Dat was onze situatie. Hoe wij daarmee hebben leren leven? Er werd ons beloofd dat er ooit iemand zou komen die zou laten zien dat zulke erge dingen, hoe verschrikkelijk ze ook zijn, niet het laatste woord hebben over ons. Hij zou aantonen dat er een God bestaat die zelfs uit kwaad goed kan laten voortkomen. Dat er vergeving bestaat die onze fouten, barsten en deuken met de mantel der liefde bedekt. Die onze pijn kent, en ons bewijst dat leven en liefde sterker is dan de dood.
Hoe lang hebben wij daar niet naar uitgekeken, naar die figuur!? En hoe hebben wij Hem verwelkomd toen zijn licht doorbrak in onze duisternis. O, als ik eraan terugdenk, aan dat moment dat wij ingesloten in het duistere dodenrijk van schuld en pijn Hem vóór ons zagen verschijnen… Dat moment dat Hij eindelijk, eindelijk onze tranen droogde, bij de hand nam en naar buiten, naar het licht leidde…
Dát is voor óns kerstmis! Dat dát wonder mogelijk is. Hoe kun je in Gods naam moe worden van de voorbereidingen daarop!?
U had het begrepen: wij, mijn man en ik, zijn Adam en Eva. Morgen, daags vóór Kerstmis, worden wij herdacht als heiligen. Ik kan u verzekeren, wij waren geen heiligen. Men heeft ons alleen heilig verklaard, juist vanwege het feit dat wij niet moe werden naar Kerstmis uit te zien.
[Dries van den Akker s.j./2007.12.24]© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen